Bouwenvoor degemeenschapLuegbrug, Brennerautobahn, Oostenrijkfoto: Dieter Bausch/Beton-BildRede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoog-leraar in het constructief ontwerpen aan de afdeling der bouwkunde vande Technische Hogeschool te Eindhoven op vrijdag 2 mei 1969 doorir. J.W.Kamerling.Het rendement van het onderwijs is helaas lager dan men graag zou zien; toch blijvenallerlei feiten en begrippen waar men later in zijn leven weinig mee in aanraking komt, inhet geheugen hangen, leder herinnert zich onmiddellijk enkele jaartallen, of rijtjes moei-lijke of bijzondere woorden. Zo is mij altijd het door Montesquieu geformuleerde principevan de scheiding van de drie staatsmachten bijgebleven.De drie staatsmachten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht moetengeheel onafhankelijk van elkaar kunnen werken om misbruiken te voorkomen. Machts-misbruiken waarvan in het door Lodewijk XIV absoluut geregeerde Frankrijk voorbeeldente over waren.U zal zich afvragen wat dit voor de staatsinrichting zo belangrijke principe met de bouw-wereld te maken heeft. De bouwnijverheid is uiteraard geen staatsmacht, alhoewel eenregering ten val kwam over de vraag of enkele duizenden woningen meer of minder ge-bouwd zouden kunnen worden; alhoewel met een omzet in 1968 van 8 miljard gulden perjaar en inclusief de weg- en waterbouwkundige werken zelfs 10,6 miljard de bouwnijverheideen belangrijke plaats in onze economie inneemt. Een omzet die volgens de publicatie vandrs.A.Balk, 'De financiering van de gemeentelijke bouwproduktie' voor 60% direct of in-direct door de overheid plaatsvindt.De theorie van de drie staatsmachten is echter gebaseerd op een veel algemener principe,dat we practisch bij iedere handeling kunnen terugvinden.Als wij de woorden wet, uitvoering en rechtspraak vervangen door bij voorbeeld taakom-schrijving, uitvoering en controle krijgen ze een veel algemenere betekenis. Van het woordwet kunnen we zelfs een hele reeks synoniemen opstellen, bij voorbeeld wet, voorschrift,richtlijn, taakomschrijving, instructie, waarvan de betekenis steeds ruimer wordt. We kun-nen nu bij iedere doelgerichte handeling deze drie fasen onderscheiden.Bij het onderwijs zal bij voorbeeld de docent een opgave verstrekken, de leerling zal hemuitvoeren, waarna weer de leraar het resultaat zal controleren (al of niet objectief).ledere medewerker heeft een taak; aan het principe doet het niets af of een taakomschrij-ving is opgesteld of dat maar wordt aangenomen, dat hij zijn taak wel weet. Hij voert dezetaak uit en vervolgens wordt nagegaan of hij deze taak naar behoren heeft vervuld. Hoedeze controle plaatsvindt is hier niet ter zake. Hoewel kan worden opgemerkt, dat iederemedewerker recht heeft op controle, waarbij dan het woord controle meer moet wordengezien in de betekenis van waarderen.Bij deze voorbeelden zien we duidelijk het onderscheid in de drie fasen. In hoeverre dezeook door verschillende personen moeten worden uitgevoerd hangt geheel af van de om-standigheden. Bij het onderwijs zullen opgave en controle tot de taak van de leraar be-horen en de uitwerking tot die van de leerling. Bij het voorbeeld van de medewerker zienwe aan de ene zijde de taakomschrijving en de controle of waardering en aan de anderezijde de taakuitvoering.Bij beide voorbeelden: drie fasen maar twee partijen. Bij de bouw kunnen we dezelfdeprincipes terugvinden, waarbij nog onderscheid gemaakt kan worden tussen de ontwerp-en de uitvoeringsfase.In het ontwerpstadium zien we dan als wetgevende fase de opstelling van het programmavan eisen, met als uitvoering het ontwerp door de architect en als controlerende fase detoetsing van het ontwerp aan het programma van eisen door de opdrachtgever.In het uitvoerende stadium krijgen we achtereenvolgens bestek opgesteld door de architect,uitvoering door de aannemer, controle door de opzichter namens de architect.In principe dus weer twee partijen bij het ontwerp, opdrachtgever/architect; bij de uitvoering,architect/aannemer.De particuliere opdrachtgever zal zelf of met behulp van een deskundige het programma vaneisen opstellen. Daar hij zelf voor de financiering van zijn gebouw moet zorgen, zal hijstreven naar een voor hem aanvaardbare oplossing.Bij de overheid is de situatie ingewikkelder, vooral als opdrachtgever en architectenbureaubeide in dienst zijn van de overheid. Beide hebben hun eigen verantwoordelijkheid tegen-over die overheid. Hierdoor kunnen bij voorbeeld verschillen in inzicht ontstaan over hetprogramma van eisen, over de situatie, over de geldmiddelen die voor de bouw minstensnoodzakelijk zijn, en over het niveau van afwerking. Vele bouwopdrachten zullen betrekkinghebben op typische overheidstaken, waarbij tussen de kosten van het gebouw en van dedaarin plaatsvindende dienstverlening geen direct verband gelegd kan worden.Tussen de kosten van een school en het rendement van het onderwijs dat op die schoolgegeven wordt, bestaat nu eenmaal geen relatie. Daarnaast bestaan overheidsbedrijvenwaar de prijs van het produkt wel be?nvloed wordt door de bouwkosten, waarbij deopdrachtgever er dus direct belang bij heeft, dat naar de meest economische oplossingwordt gestreefd.Nu hoort men wel de stelregel verkondigen: 'voor de gemeenschap is het beste niet goedgenoeg'.CementXXI(1969)nr.8 341Ondanks of dank zij de toenemende welvaart nemen de behoeften sneller toe dan degeldmiddelen. Het afwegen van de urgentie van de verschillende verlangens wordt steedsmoeilijker. De eenvoudigste oplossing om zo veel mogelijk wensen te vervullen is tetrachten de investeringen zo laag mogelijk te houden, dat wil zeggen zo goedkoop moge-lijk te bouwen. Nu is het goedkoopste gebouw nog niet het meest economische.De kosten van het gebouw worden bepaald door het programma van eisen, het ontwerp ende afwerking. Het programma van eisen, want als men overbodig of onnodig hoge eisenstelt, krijgt men een ineffici?nt en duur gebouw. Het ontwerp, namelijk in hoeverre het eeneffici?nte vertaling is van het programma van eisen en de afwerking, daar een dure of eengoedkope afwerking kan worden gekozen.Het is duidelijk dat bij de overheid het controleren en afwegen van wat kan en wat niet kan,beter niet door de belanghebbenden te weten de opdrachtgever en de architect kan plaats-vinden, maar door een onafhankelijk bureau. In Amsterdam moet bij voorbeeld bij de op-stelling van het programma van eisen door de opdrachtgever het bureau organisatie eneffici?ncy worden ingeschakeld, welk bureau steeds meer de verdere bouw begeleidt.Voor de gemeentelijke bouwobjecten, waarbij de financiering geheel of gedeeltelijk doorhet Rijk plaatsvindt, is de controle bijzonder goed gewaarborgd.Voor universitaire gebouwen zien we bij voorbeeld achtereenvolgens: dat het door deuniversiteit opgestelde programma van eisen door Rijksinstanties wordt gecontroleerd engoedgekeurd, dat een toetsing van het schetsontwerp aan het programma van eisen plaats-vindt en dat de begroting wordt gecontroleerd, waarna de bestedingsstukken met begrotingnog eens opnieuw ter controle moeten worden ingezonden. We zien bij de overheid vooralin het laatste geval een zeer duidelijke scheiding tussen opdrachtgever, architectenbureauen controlerende instantie.Van deze drie partijen wordt de taak van de opdrachtgever meestal onderschat en die vande controlerende instanties maar weinig gewaardeerd; controleren is nu eenmaal eenmoeilijke en ondankbare taak.De opdrachtgever is meer dan alleen de man die voor de financiering zorgt en het program-ma van eisen opstelt. Als hij zijn taak goed verstaat, inspireert hij het bouwteam en bepaalt inhoge mate het niveau waarop gewerkt wordt. Daarenboven heeft hij in het programma vaneisen zijn inzichten over het gebruik van het gebouw vastgelegd, die voor de gebruiks-waarde en de toekomstwaarde essentieel zijn.Het is zeer belangrijk, dat hij bouwervaring heeft, hetgeen nog niet wil zeggen dat bouw-kundigen, zowel architecten als constructeurs voor deze taak in de eerste plaats bijzondergeschikt zijn. Zij zullen namelijk door hun ervaring soms de neiging hebben op de stoel vande architect te gaan zitten, hetgeen niet ten goede komt aan de sfeer in het bouwteam.Van de creatieve taak van de architect komt dan weinig terecht en als hij niet oppast,wordt hij de marionet van de opdrachtgever die alleen verantwoordelijk is voor de tekort-komingen. Ondanks het feit dat bij de overheid de opdrachtgever niet zelf zijn architectuitzoekt en deze dus niet van het begin af de vertrouwenspositie inneemt die zo ken-merkend is voor de verhouding particuliere opdrachtgever-architect, zijn dit toch uit-zonderingen die de regel, dat een zeer goede verstandhouding kan worden opgebouwd,bevestigen.De beste ervaringen heb ik altijd gehad met ingenieurs van andere studierichtingen, zoalswerktuigbouwkundigen en elektrotechnici, die door hun bedrijfservaring begrip hebben voorprijzen, tijdschema's en die bij voorbeeld het belang ervan inzien om zo te bouwen dat deonderhoudskosten zo veel mogelijk beperkt blijven.Zoals reeds werd opgemerkt, wordt vaak als enig criterium de investering gehanteerd.Uiteraard moet men over het geld kunnen beschikken om te kunnen bouwen. Maar dejaarlijkse lasten mag men hierbij toch niet uit het oog verliezen. Deze lasten zijn naast dievoor rente en afschrijving, de kosten voor onderhoud, voor het schoonhouden, voorverwarming, voor verlichting en voor verzekeringspremies.Onderhoud wordt een steeds belangrijker post, ook nationaal economisch gezien. Naastde jaarlijkse investering voor nieuwbouw, wordt nog eens J hiervan voor onderhouds-werken uitgegeven. Zeer globaal kan gesteld worden dat van de aannemingssom bij nieuw-bouw J uit lonen en ? uit materiaalkosten bestaat. Bij onderhoud is dit net andersomnamelijk f lonen en | materiaalkosten. Hieruit volgt dat zeer globaal 1/3 van het aantal bouw-vakarbeiders in het onderhoud werkzaam is. Het gevaar bestaat dus dat de verhoging vande arbeidsproduktiviteit in de nieuwbouw weer geheel teniet wordt gedaan, als niet vol-doende op de kwaliteit wordt gelet.Door de steeds hogere eisen die we aan de behaaglijkheid stellen, nemen de kosten vanverwarming en verlichting steeds meer toe. De schoonmaakkosten, die voor een groot deeluit lonen bestaan, nemen echter nog veel sneller toe. In sommige gevallen bedragen deschoonmaakkosten reeds een veelvoud van de verwarmingskosten. Het zal dus niet alleensteeds meer de moeite waard zijn, maar steeds meer noodzakelijk zijn, reeds in het ontwerphiermede rekening te houden.De verzekeringspremie's dekken de risico's van calamiteiten, zoals brand, explosies, over-belastingen, stormschade. De kans dat deze plaats vinden, is veel groter dan uit de ge-bruikelijke verzekeringspremies volgt. Daar de schade meestal beperkt blijft, kan de premievrij laag blijven. Echter vormt de kans op calamiteiten juist een probleem, dat steeds meerin de belangstelling komt. Ik zal hier nog op terugkomen.Cement XXI (1969) nr. 8 342Daarnaast zijn er nog de kosten, die indirect uit het bouwen voortvloeien. Ik denk hierbijaan de kosten voor het aan- en afvoeren van de Produkten bij een bedrijf, of niet te ver-geten de reis- en parkeerkosten van de werknemers. Bij een modern kantoor hoort eenparkeerterrein, met minstens hetzelfde oppervlak als het werkvloeroppervlak in het kantoor,of met andere woorden naast een modern kantoorgebouw moet nog een even groot gebouwverrijzen voor het parkeren van de auto's.Pas als men naast de investering al deze kosten in zijn beschouwing betrekt, kan men dewerkelijke economische waarde bepalen. Daarnaast zou men voor een verantwoorde beslis-sing nog de gebruikswaarde, de toekomstwaarde en de ontwerpwaarde moeten waarderen.Zolang men de bouwkosten van twee verschillende gebouwen niet beter kan vergelijken danaan de hand van m3prijzen zal dat nog wel een vrome wens blijven. Vergelijkingen op basisvan de m3prijs zijn volslagen waardeloos. Men weet zelfs niet of ieder hieronder hetzelfdeverstaat.De m3prijs wordt sterk be?nvloed door de verdiepinghoogte. Als men de verdiepinghoogtevan een gebouw vergroot, stijgen de bouwkosten niet evenredig; de m3prijs zal dus dalen.Men kan dit eenvoudig inzien aan de hand van een kubus. Vergroot men alle afmetingen, danneemt de inhoud met de 3e macht toe, maar het oppervlak kwadratisch. Daar de kosten be-paald worden door het oppervlak, zal de m3prijs dalen.Een betere vergelijking zou men al verkrijgen door de m2prijzen te nemen, dus door dekosten uit te drukken in het vloeroppervlak. Nu kunnen nog verschillen ontstaan, daargrote onverdeelde vloeroppervlakken goedkoper zullen zijn dan die met veel scheidings-wanden. Toiletruimten behoren hierdoor per m2meestal tot de duurste gedeelten van hetgebouw. Verder is de verhouding nuttige m2s tot het totale vloeroppervlak van belang. Hoeeffici?nter het ontwerp is, hoe gunstiger deze verhouding wordt. De definitie die menvan het nuttige vloeroppervlak geeft, is hierbij weer van essentieel belang. Een anderebron van grote kostenverschillen wordt gevormd door de verhouding vloeroppervlak/gevel-oppervlak. Op eenvoudige wijze kan men hiervan een indruk krijgen door de omtrek van deplattegrond te vergelijken met het oppervlak dat omsloten wordt.Daar de gevel tot de duurste onderdelen van het gebouw behoort, en daarbij nog groteinvloed heeft op de onderhouds- en verwarmingskosten, zal een gebouw met de kleinsteomtrek bij dezelfde vloeroppervlakte het gunstigst zijn.Verder is de tijd waarin gebouwd wordt bijzonder belangrijk. De bouwkosten stijgen regel-matig, zodat men de prijzen naar dezelfde peildatum zal moeten herleiden. Dan moet mennagaan of men met bestedingssommen of met afgerekende bedragen te maken heeft.Verder moet men weten wat er allemaal in de opgegeven prijs zit. Belangrijke verschillenontstaan omdat de ??n vloerbedekkingen, verlichtingsarmaturen, voorbereidingskosten,renteverlies hierin opneemt en de ander weer niet. Verder bestaan er grote regionaleprijsverschillen en niet te vergeten die ten gevolge van kwaliteitsverschillen.Voor de beoordelende instanties een ware doolhof, waar men alleen uit kan komen alsmen landelijk op dezelfde wijze de gebouwen uittrekt en de begrotingen opzet, in hetalgemeen systematischer gaat werken en gaat vergelijken.Op dit gebied is reeds op dit ogenblik bijzonder veel mogelijk. Daar de overheid van debouwnijverheid op de een of andere wijze financiert of controleert, zou het op haar wegliggen hiervoor co?rdinerend op te treden.Officieel moeten overheidsbouwwerken openbaar aanbesteed worden. Bij een openbareaanbesteding zou iedere aannemer een faire kans hebben om aan te tonen dat hij door zijnvakbekwaamheid en organisatievermogen het werk goedkoper kan uitvoeren dan zijn col-lega's. Voor de opdrachtgever zal dit tevens een economisch voordeel opleveren. In werke-lijkheid schrijven een groot aantal ongelijkwaardige bedrijven in. De kosten van een bestedingzijn hoog en deze worden uiteindelijk weer op de directie verhaald. In zeer korte tijdmoet de inschrijver het werk uittrekken, bij onderaannemers prijs opvragen, een werk-schema maken en de beste uitvoeringsmethode bedenken. De kans dat hierbij foutengemaakt worden is groot. Door voorbesprekingen trachten de aannemers zich tegen tegrote risico's te wapenen en de bestedingskosten te dekken.Voor een directie is het niet gunstig als een aannemer te laag inschrijft. Om zijn verlieste beperken zal deze dan zoveel mogelijk gebruik maken van onderaannemers, waarbijhij hoofdzakelijk op de prijs zal letten, en de kwaliteitscontrole alleen aan de directie zaloverlaten.Een onderaannemer kan o.a. d?n de laagste prijs opgeven, als hij het werk zo gunstigmogelijk in zijn werkbezetting kan inpassen en in zijn eigen tempo, ongehinderd doorandere onderaannemers, kan uitvoeren. Hierdoor ontstaan grote wachttijden tussen deverschillende werkzaamheden, waardoor de opleveringstermijn royaal wordt overschreden.Zelfs de meest stringente boetebepalingen hierop, hebben maar weinig effect, daar alsde co?rdinatie eenmaal in de war gestuurd is, aan de hierdoor ontstane vertraging steedsweer motieven voor nieuwe overschrijdingen van het werkschema kunnen worden ontleend.Een te lage prijs gaat meestal ten koste van de kwaliteit en de opleveringstijd. Bovendienzal van iedere tekortkoming in het bestek gebruik gemaakt worden om bijrekeningen in tedienen. Door de romantische maar verouderde wijze van aanbesteden toe te passen komtmen gewoonlijk duurder uit, dan door de aannemer vroegtijdig in het bouwteam op tenemen.Om het wantrouwen tegen deze wijze van werken zoveel mogelijk weg te nemen moet eengoede procedure worden afgesproken. Hierbij kan de aannemer zich vrijwaren tegen deverdenking dat hij van de gelegenheid gebruik wil maken om woekerwinsten te behalenCement XXI (1969) nr. 8 343door een zogenaamd accountantsbeding toe te staan. Dit houdt in dat eventuele winstvolgens een bepaalde sleutel tussen de aannemer en de opdrachtgever verdeeld wordt.Ter controle legt de aannemer zijn boeken open voor een door de principaal aan te wijzenaccountant.Bij een besteding lopen de inschrijvingsbedragen meestal ver uiteen. Dit wordt over hetalgemeen geheel aan verschil in inzicht en vakbekwaamheid van de aannemers toege-schreven. Toch spelen hierin factoren mee die door de directie be?nvloed kunnen worden.De CUR-commissie E1 'Economie van betonconstructies' heeft getracht na te gaan, wat deinvloed van verschillende ontwerp- en uitvoeringsvariaties op de bouwkosten is. Hiertoeis een zo effici?nt mogelijk kantoorgebouw opgezet. Vervolgens zijn in het ontwerp allerleiwijzigingen aangebracht, die de regelmaat verstoren. Voor deze variaties is berekend hoe-veel het skelet hierdoor duurder zal worden. Van het effici?nte ontwerp zijn daarnaastverschillende uitvoeringsmethoden met elkaar vergeleken.Een betonnen vloer van een gebouw wordt meestal niet in zijn geheel in ??n dag gestort.Op de plaatsen waar het storten onderbroken wordt, ontstaat een aansluiting van verhardeen van verse beton, een zogenaamde stortvoeg, die een zwakke plaats in de vloer vormt.De keuze van de plaats en van het aantal stortvoegen is dus van belang voor de kwaliteitvan het werk. De directie zal trachten de aannemer de vloer met zo weinig mogelijk onder-brekingen te laten uitvoeren.Nu blijkt dat voor een effici?nte uitvoering het gebouw zodanig in uitvoeringseenheden moetworden verdeeld, dat een continu bouwproces ontstaat. Hierbij is het dus van essentieelbelang op welke plaats de stortvoegen mogen worden aangebracht.Uiteindelijk bleek het verschil tussen de oplossingen waarbij het ingenieurs- en architecten-bureau minder effici?nt werkt circa 15% van de kosten uit te maken, terwijl de variatiein de uitvoeringskosten eveneens 15% was.Nu worden stortnaden pas lang na de besteding in overleg met de opzichter vastgesteld.Dat wil dus zeggen dat de aannemer bij de besteding niet weet of hij de meest economischewerkwijze zal mogen volgen, hetgeen dus een verschil van 15% op de prijs kan uitmaken.Hieruit blijkt dat het even belangrijk is om een effici?nt ontwerp te maken als om ditontwerp effici?nt uit te voeren, en hoe belangrijk het is dat voor de besteding in gezamenlijkoverleg de wijze van uitvoering wordt vastgesteld.Een ander kostenaspect wordt gevormd door de kwaliteitsbeoordeling. Bij een strengebeoordeling is de kans dat bepaalde materialen afgekeurd of wat erger is bepaaldeuitgevoerde onderdelen overgemaakt moeten worden, groter dan bij een minder strengebeoordeling. Afkeuren kost geld. Om die afkeurkans te verkleinen moet zorgvuldiger, het-geen over het algemeen betekent duurder, gewerkt worden. Kwaliteitsnormen betreffen dekwaliteit van de materialen en van de verwerking; bij het laatste is de maatvoering vangroot belang. Het spreekwoord zegt: 'met passen en meten wordt de meeste tijd gesleten.'Wat die tijd betreft is deze zegswijze wel juist, maar de volgorde 'passen en meten' isechter absoluut verkeerd. Als men eerst gaat passen, merkt dat het niet klopt en dangaat meten om te kijken waar de fout zit, volgt men een verkeerde werkwijze.In principe moet eerst worden gemeten en daarna gepast, waarbij het passen eigenlijkoverbodig moet zijn, want dat betekent een verstoring van het produktieproces.Op de bouw wordt veel gemeten, opdat het gebouw de juiste afmetingen krijgt en deonderdelen op de juiste plaats komen. Nu zijn hierbij juist de maatafwijkingen bijzonderbelangrijk. We moeten weten hoe nauwkeurig gemeten en hoe nauwkeurig gewerkt wordt.Voor de maatafwijking moet een norm gesteld worden. We moeten de toelaatbare maat-afwijking weten. Meestal wordt gesproken over de tolerantie. Een veel mooier woord zouzijn verdraagzaamheid, omdat hier veel directer uit volgt waarom het zo belangrijk is omdie maatafwijkingen te weten.Bij een traditioneel gebouwde woning met houten kozijnen in gemetselde muren kunnenmaatafwijkingen gemakkelijk opgevangen worden. Een dergelijke constructie is zeer ver-draagzaam. Wordt een gebouw samengesteld uit in de fabriek vervaardigde onderdelen,dan is de mogelijkheid om maatfouten op te vangen veel kleiner. Betonnen en stalenelementen kunnen niet meer pas gemaakt worden, zij moeten direct passen. Maatafwijkingenkunnen alleen in de aansluitingen opgevangen worden. Deze constructie is veel minder ver-draagzaam.Naarmate nauwkeuriger en zorgvuldiger gewerkt moet worden, zullen de kosten toenemen.Bij voorbeeld in een gewapend betonskelet worden de kolommen in een houten bekistinggestort. Het hout trekt en werkt, zodat hierdoor al gauw een maatafwijking van een ? cmzal ontstaan. De timmerman werkt met een duimstok, waarop aan de zijkant gedrukt staat'alleen voor huishoudelijk gebruik', hetgeen wil zeggen, dat de duimstok niet geijkt is endaarom niet mag worden gebruikt voor het meten van koopwaren.Voor het meten van de afstanden tussen de kolommen wordt een meetlint gebruikt; als heteen goed lint is, geeft het de juiste maat bij een bepaalde temperatuur, en als het lint meteen bepaalde kracht wordt gestrekt. Hierdoor ontstaan maatverschillen. De kolom zal hier-door niet precies op de juiste plaats staan. Een en ander resulteert in een mogelijke maat-afwijking, stel dat deze maximaal 1 cm zal bedragen.Nu wordt over de toelaatbare maatafwijking in de bestekken niets voorgeschreven. Erwordt dus geen norm gehanteerd. Stel dat we hieraan een eind willen maken en de tole-rantie gaan vaststellen. Aangezien we bijzonder goed werk willen leveren, stellen we detolerantie op 1 mm.Cement XXI (1969)nr.8 344Wat gebeurt er nu. De aannemer zal om deze nauwkeurigheid te halen geen houten be-kisting meer durven toepassen, maar overgaan op stalen mallen. Deze zullen met deuiterste zorg gesteld en afgestempeld moeten worden, opdat bij het storten van het betongeen enkele verplaatsing kan ontstaan. De kosten van de kolom zullen hierdoor veel hogerworden.De tolerantie moet zo ruim mogelijk worden vastgesteld als technisch aanvaardbaar is,opdat de kosten niet nodeloos hoog worden.Bij het opvoeren van de kwaliteitseisen geldt zeer sterk de economische wet van deafnemende meeropbrengsten, of met andere woorden: 'perfectie is duur'.In de bouw kan niet absoluut nauwkeurig gewerkt worden. Vele maatafwijkingen zijn vol-maakt onbelangrijk. Alleen waar de afwijkingen de stabiliteit van het gebouw kunnen be-?nvloeden, tot stelmoeilijkheden aanleiding kunnen geven of waar de afwijkingen zichtbaarkunnen worden, moet nauwkeurig gemeten worden. Waardoor het steeds belangrijkerwordt dat hierbij vaste normen worden gehanteerd. Zolang deze niet bestaan, moet deaannemer uit zijn ervaring de kwaliteitsbeoordeling van de directie in zijn prijs verdis-conteren. Een strengere directie zal duurder bouwen dan een meer verdraagzame.Voor het overheidsingenieurs- en architectenbureau vormt de continu?teit van de werk-bezetting een groot probleem.De personeelsbezetting kan moeilijk aangepast worden aan het werk, daar ambtenaren prak-tisch niet ontslagen kunnen worden. De capaciteit van het bureau zou dus op een lage omzetmoeten worden ingesteld. Helaas zijn de verschillen in de jaaromzet zo groot, dat dit niet teverwezenlijken is.Theoretisch is het mogelijk objecten, die voorlopig nog niet gebouwd mogen worden, maarwaarvoor reeds een programma van eisen is opgesteld, uit te werken. In de praktijk blijkt ditechter niet erg effici?nt te zijn. Als het werk niet onmiddellijk in uitvoering wordt genomen,daalt de produktie van de tekenaar. Het werk wordt als stopwerk gebruikt, de tekenaarsworden vaak uit hun werk gehaald voor spoedkarweitjes. Bovendien wordt ?n een dergelijkwerk veel gewijzigd. Als het na het uitwerken nog enkele jaren duurt voor het plan uitgevoerdmag worden, blijkt als men het weer ter hand neemt, dat de inzichten inmiddels belangrijkgewijzigd zijn. Nieuwe technische ontwikkelingen maken aanpassingen noodzakelijk. Hetresultaat is dat het hele werk onmiddellijk, of wat nog duurder is, bij stukjes en beetjes in deprullemand verdwijnt.Een bureau kan alleen economisch werken als de continu?teit gewaarborgd is.De voorbereidingskosten hebben neiging sterker te stijgen dan de bouwkosten. De voor-bereiding wordt relatief duurder. De voorbereidingskosten bedragen ongeveer 10% van debouwsom en zij bestaan grotendeels uit salarissen.De loonpost op het werk is globaal van de aanneemsom, zodat van de loonsom van hetwerk nog eens op het bureau moet worden verwerkt. De voorbereiding is zeer arbeids-intensief.Het wordt dus steeds noodzakelijker ook bij de voorbereiding arbeidsbesparende werk-methoden te ontwikkelen. De eenvoudigste methode om dit te bereiken is het toepassen vanherhalingsbouw. Ieder gebouw is een prototype, dat geheel opnieuw ontworpen en uitgewerktwordt. Daar het een prototype is, kleven er allerlei tekortkomingen aan, die pas bij de bouwof bij het gebruik naar voren komen. Bij een herhaling zal men trachten het ontwerp te ver-beteren. Nu blijken reeds betrekkelijk ondergeschikte wijzigingen zo'n invloed op het heletekenwerk te hebben, dat van de besparing maar weinig overblijft en het zelfs kan voor-komen, dat de voorbereidingskosten hoger worden, leder gebouw komt nu eenmaal op eenandere plaats te staan, waardoor de oorspronkelijke opzet be?nvloed wordt. De hoogteliggingis anders, de fundering moet meestal geheel herzien worden. De welstandscommissie steltzijn eisen; wat goedgekeurd wordt op de ene plaats, vindt daarom nog geen genade op eenandere.Bij seriebouw is de besparing op de voorbereidingskosten iets groter, daar de fouten ookconsequent herhaald worden.Uit deze beschouwing moet u niet de conclusie trekken dat herhalingsbouw waardeloos is.Juist door herhalingsbouw krijgt men betere gebouwen. Alleen is pas na enkele herhalingenwerkelijk sprake van besparing op de voorbereidingskosten. De mogelijkheden tot herhalingzijn helaas niet erg groot. Door een geheel nieuwe aanpak van de voorbereiding, waarbijgebruik gemaakt wordt van grotere standaardisatie en van coderingssystemen, die de toe-passing van computers bij de voorbereiding mogelijk maken, kan op den duur een arbeids-besparing bereikt worden bij elk plan.Bij de voorbereiding van bouwwerken is een goede samenwerking tussen architect eningenieur noodzakelijk. Om de samenwerking te bevorderen gaat men er steeds meer toeover architecten en ingenieurs in ??n bureau te laten werken. De communicatie wordt hier-door eenvoudiger, maar hiermede zijn niet automatisch alle problemen opgelost.Nu het ambachtelijke in het bouwen langzaam maar zeker verdrongen wordt door meerindustri?le werkmethoden, is een steeds rationeler benadering van het ontwerp noodzakelijk.De architect loopt hierbij het gevaar teruggedrongen te worden tot een vormgevingsspecia-list. De taak van de ingenieur daarentegen wordt steeds meer uitgebreid o.a. met die vanvoorbereidings- en uitvoeringsorganisator. Maar tegelijkertijd is zijn taak als constructeursteeds meer verschraald.De scheiding tussen architect en ingenieur bestaat nog niet zo lang. We kunnen deze schei-ding net zo nauwkeurig dateren als bij de geschiedenis de indeling in tijdvakken bij voorbeeldCement XXI (1969) nr. 8 3451492, Columbus ontdekt Amerika, begin van de nieuwe tijd. Zo kunnen we stellen, 1792 op-richting van de ?cole polytechnique te Parijs, scheiding tussen kunst en techniek.De oprichting van de ?cole polytechnique werd namelijk gevolgd door die van de ?cole desbeaux arts, waardoor dus twee volledig op zichzelf staande opleidingen voor ingenieurs enarchitecten ontstonden. Dit voorbeeld werd in alle Europese landen gevolgd.Gaan we verder terug in de geschiedenis, dan bestaat er geen scheiding tussen vormgevingen techniek. Bij de grootste prestatie van de Westerse architectuur - de gotische kathedraal -was de bouwmeester architect en constructeur tegelijk.Het is frappant, dat dit hoogtepunt der bouwkunst eenvoudig ontwikkeld is uit het verlangende brandveiligheid van deze voor de toenmalige gemeenschap zo uiterst belangrijke bouw-werken te vergroten.Om dit te bereiken ging men er namelijk toe over onder de houten kap een gemetseld gewelfaan te brengen. Gewelven in welke vorm ook oefenen horizontale krachten op hun onder-steuningen uit. Krachten die door het gewicht van deze gewelven zo groot zijn, dat de bouw-meesters al hun vindingrijkheid nodig hadden om hun gebouwen voldoende stabiliteit tegeven. Daar voor een eenvoudige trekstang in hun conceptie geen plaats was, zijn de indruk-wekkende en tegelijk speelse combinaties van luchtbogen en steunberen ontwikkeld.Hadden zij het onderwijs aan de afdeling Bouwkunde in Eindhoven in het constructief ont-werpen kunnen volgen, dan zouden zij geweten hebben dat voor het opnemen van krachtende kortste weg de goedkoopste is, en dan zouden zij de moeizame omweg via de luchtbogenen steunberen naar de fundering vermeden hebben en dan zouden wij deze formidabelekunstwerken gemist hebben. Aangezien ook wel gewelven met trekstangen zijn uitgevoerd,mogen we gelukkig veronderstellen dat bouwmeester en gemeenschap deze visie bewusthebben laten prevaleren boven meer materialistische overwegingen. De bouwmeester stondin die tijd in hoog aanzien. Hij genoot allerlei voorrechten, zoals gratis huisvesting, hemwerden bontjassen geschonken en wat de hedendaagse architect meer zal aanspreken, hijgenoot vrijstelling van belasting.Alhoewel de kosten van de moderne brandpreventie-maatregelen veel lager zijn, wordenhiertegen toch zeer veel bezwaren gemaakt. Bezwaren die waarschijnlijk zouden verstommen,als van de moderne eisen dezelfde inspiratie of uitdaging zou uitgaan als van de middel-eeuwse maatregelen.De middeleeuwse bouwmeester moest zijn constructie geheel empirisch ontwikkelen, lederbouwwerk was een extrapolatie op het vorige. Daarmee werden de risico's steeds groter totzelfs instortingen volgden. Hoe degelijk en betrouwbaar deze bouwwerken er uit zien, deinstortveiligheid wisselt van geval tot geval sterk. Een gewelf slaapt nooit, de horizontalespatkracht is altijd aanwezig. Deze kracht wacht zijn kans af om zelfs na eeuwen, als doorzettingen het evenwicht verstoord wordt, de standzekerheid van het gebouw in gevaar tebrengen.Een groot aantal kathedralen is weer verdwenen, maar de prestatie van de middeleeuwsebouwmeesters is hierdoor niet minder indrukwekkend. Vooral niet als wij deze vergelijkenmet het ingenieursbouwwerk bij uitnemendheid, de hangbrug.Van de 120 hangbruggen, die tussen 1800 en 1900 werden gebouwd, is circa 1/7 deel in-gestort, van de 55 die tussen 1900 en 1940 werden gebouwd zijn 7 bezweken of dreigden tebezwijken, zoals uit een studie van A. Pugsley The safety of bridges' blijkt.Als bij samenwerking van architecten en ingenjeurs de architect zich vooral zou laten leidendoor de middeleeuwse voorbeelden, de ingenieur door de 19e-eeuwse hangbruggen, moetgevreesd worden dat binnenkort geen gebouw meer gebouwd zal worden, dat blijft staan.Het moderne kantoorgebouw heeft echter een grote overmaat aan veiligheid, mits uitgevoerdals monolietconstructie, hoewel het door de toepassing van steeds grotere hoeveelhedenglas in de gevels een steeds fragieler indruk maakt. Het heeft een groot incasseringsvermo-gen, waardoor het onder oorlogsomstandigheden vaak onverwachte mogelijkheden als ves-tingwerk bood, of waardoor het katastrofen als aardbevingen of windhozen kon doorstaan.Een overmaat aan veiligheid waarop, door zonder meer over te gaan op de toepassing vanstatisch bepaalde constructies zoals bij prefabgebouwen vaak gebruikelijk is, soms op ontoe-laatbare wijze roofbouw wordt gepleegd. Hetgeen onlangs nog duidelijk is gebleken bij deinstorting van een flatgebouw in Londen. Het ontwikkelen van rekenmethoden, waarbij hetgebouw als totaliteit wordt gezien, en waarbij gestreefd wordt naar een zo redelijk mogelijkeen voor alle onderdelen zo gelijk mogelijke instortkans of veiligheid, zal een belangrijke taakvoor de toekomst zijn.Om terug te komen op de ?cole des beaux arts, hier werd de architectuur te midden van deschilderkunst-beeldhouwkunst onderwezen in een gedachtensfeer, waardoor zij geheel ver-vreemdde van het dagelijks leven. Reeds spoedig gingen tegen deze ontwikkelingen stem-men op, zoals van Henri Labrouste, die een eigen opleiding stichtte, waarover hij in 1830 hetvolgende schreef:'Ik werk als een paard en - wat moeilijker is - ik zorg er voor dat mijn leerlingen werken. Ikheb verschillende studieroosters opgesteld, teneinde de beginnelingen in iets nuttigs te oefe-nen: ik wil hen met zeer eenvoudige middelen laten leren componeren. Van het begin aandienen zij de richting van hun werk te zien, zodat zij de delen kunnen rangschikken naar debelangrijkheid, welke hun redelijkerwijze toekomt.Vervolgens leg ik hun uit, dat soliditeit in hoger mate van de wijze afhangt waarop de mate-rialen worden samengesteld, dan van hun massa en zodra zij de eerste beginselen der con-structie onder de knie hebben - zeg ik hun, dat zij uit de constructie zelf een schone vormmoeten ontwikkelen die tegelijk verantwoord en expressief is.Ik herhaal vaak tegenover hen, dat de kunsten de macht bezitten alles tot schoonheid te ver-heffen, maar ik sta er op, dat zij beseffen, dat in de bouwkunst de vorm steeds bij de functieCement XXI (1969) nr. 8 346moet passen waarvoor het bouwwerk is bestemd.Tenslotte ben ik blij, dat ik mij temidden van deze jonge makkers bevind; zij zijn oplettend,vol goede wil en vastbesloten op de weg voort te gaan, die zij tezamen hebben ingeslagen'.In de architectuur werd in die tijd de kunst om de kunst bedreven. Zo sprak men van edelematerialen, zoals hout en natuursteen, geschikt om de onedele materialen als beton en staalaan het gezicht te onttrekken.Alleen ingenieurs pasten in hun constructies beton en staal onverhuld toe en gingen bij hunontwerpen van de functie uitIn 1901 schreef Henri van de Velde:'De buitengewone schoonheid, die het werk der ingenieurs eigen is, vindt haar grondslaghierin dat zij zich van de (in hun werk verschuilende) artistieke mogelijkheden niet bewustzijn. Ongeveer zoals ook de scheppers van de schoonheid der kathedralen zich van de prachtvan hetgeen zij tot stand brachten niet bewust waren'.Als tegenhanger volgt hier nog een kort citaat van J.J.P.Oud, de schepper van o.a. hetShell-gebouw en het onlangs gereedgekomen Congresgebouw, beide te 's-Gravenhage.'Ik haat spoorbruggen, die op gotische kathedralen lijken, maar de zuivere functionele archi-tectuur van talloze veelgeprezen ingenieursbouwwerken kan mij ook gestolen worden'.De samenwerking architect/ingenieur werd intensiever, maar als dank voor het introducerenvan nieuwe materialen en het behoeden van het functionele bouwen, werd het gebied waaropde ingenieur zelfstandig creatief werkzaam kan zijn, steeds meer ingeperkt. Dat deze creatie-ve mogelijkheden nog steeds aanwezig zijn, getuigt de pas gereedgekomen Zeelandbrug overde Oosterschelde.Door de opleiding van architecten en ingenieurs weer in ??n afdeling te brengen is de moge-lijkheid geopend de kunstmatige kloof tussen beide richtingen te overbruggen.De constructeur zal zich hierbij niet in de eerste plaats ontwikkelen tot rekenmeester maartot constructief ontwerper, die vanuit het materiaal en de techniek tot een constructieve vormkomt, daarbij gesteund door zijn kennis van de mechanica.De architect zal in de eerste plaats vanuit de functie ontwerpen en daarbij de door deconstructeur ontwikkelde vormen toepassen. In de praktijk zal nooit een absolute scheidingtussen beide benaderingen bestaan. Voor ieder is een gebied waarop hij zelfstandig kanwerken, maar in de meeste gevallen zal een intensieve samenwerking noodzakelijk zijn.Het was voor mij een verrassing te ontdekken dat architecten methodisch kunnen werken. Totnu toe had ik met een zekere arrogantie gedacht, dat alleen ingenieurs dit deden en dat dit zotot hun gedragspatroon behoorde, dat hieraan bij hun opleiding geen speciale aandachtbesteed hoefde te worden.Door de enorme uitbreiding van de technische mogelijkheden ligt het niet meer direct voor dehand, welke constructie en welk materiaal moet worden gekozen. De tijd dat men zondermeer een constructievorm kan kiezen en dan deze systematisch kan gaan uitwerken isvoorbij.Het systematisch onderzoeken van de mogelijkheden is helemaal niet zo eenvoudig. Hetvraagt een grote inspanning en vergt veel onderzoek. Om tot een goed overzicht van demogelijkheden te komen en het onderzoek tot realiseerbare alternatieven te beperken, moetgetracht worden de constructievormen te rangschikken; de principes waarop deze construc-ties berusten te onderscheiden; en ontwerpregels op te stellen.Bij het constructief ontwerpen zijn enkele hoofdprincipes gemakkelijk te herkennen. Voor demeest voor de hand liggende opgave: het ontwerpen van een gebouw, zullen eerst uit defuncties de ruimtelijke indelingen en afmetingen moeten worden vastgesteld. Hierbij zullengebieden kunnen worden aangewezen waarbinnen de constructie mag worden gerealiseerd.Dan zal onderzocht moeten worden welke constructievormen binnen deze gebieden mogelijkzijn.Deze mogelijkheden zal men moeten rangschikken naar de principi?le verschillen. Doet mendit niet, dan verdrinkt men in het steeds groter wordende aantal mogelijkheden. Normenmoeten worden opgesteld om gemotiveerd te kunnen beslissen welke van de principe-oplos-singen men verder zal onderzoeken. Voor de gekozen principe-oplossingen vinden dan deel-onderzoeken plaats om de meest economische oplossing te vinden. Door het daarna opnieuwafwegen van de mogelijkheden zal men voor elke opgave tot de meest geschikte constructiekomen.In het ontwerpproces vindt een wisselwerking plaats tussen vormtechnische mogelijkheden,materiaaleigenschappen en economie. Door een methodisch onderzoek zal het ontwerpen zorationeel mogelijk plaatsvinden. Men zal niet zonder meer door de vormwil tot een vormkomen, maar zal vormen ontwikkelen, die ook aan technische en economische eisen voldoen.Naast deze op een bepaalde toepassing gerichte constructies is het ook mogelijk meer in hetalgemeen constructies te ontwikkelen. Men kan daarbij steeds vanuit andere uitgangspuntenspelregels opstellen, om zo tot resultaten te komen.Dit soort onderzoeken kunnen zelfstandig door een constructief ontwerper plaatsvinden,maar kunnen ook in samenwerking met de architectonische ontwerper worden uitgevoerd.Het laatste zal bij grote bouwopdrachten zeker het geval zijn.Hierbij moet een steeds groter aantal specialisten bijdragen leveren, die uiteindelijk door dearchitect in het ontwerp moeten worden ingepast. Deze zal zich hierbij een totaalbeeld moe-ten vormen, zonder de werkmethoden van de andere disciplines te verstoren of hun creativi-teit uit te schakelen. Pas als hij hierin slaagt, zal hij tot een verantwoorde vormgeving komen.Door de gezamenlijke opleiding zal naar we verwachten tussen architect en constructeurzoveel begrip voor eikaars werk en capaciteiten ontstaan, dat door samenwerking een totali-teit ontstaat, die meer is dan de som van de delen.Cement XXI (1969) nr. 8 347
Reacties