Bouwen op een keerpunt?*De Bouwdag vindt elk jaar plaats enwordt georganiseerd door de CommissieOpvoering Produktiviteit van de Sociaal-Economische Raad in samenwerking methet Landelijk Gesprekcentrum Bouwnij-verheid.Bevindt het bouwen, ofwel bevinden bepaalde facetten van het bouwen zich op een keer-punt? Dit was de vraag die de verschillende sprekers tijdens de Nationale Bouwdag 1968 *,gehouden op 22 februari te Rotterdam, ernstig bezighield.De deskundigheid van de sprekers was niet ??nzijdig gericht op het bouwen zelf. Immersmen kan zich bij het geven van een visie op toekomstige ontwikkelingen niet alleen beper-ken tot de technische facetten van het werk binnen die bouwnijverheid. Er dient tevensrekening te worden gehouden met sociale en sociologische aspecten, alsmede met die vanorganisatorische aard.De sociale kant van het bouwen is een onderwerp dat valt buiten het kader van dit tijdschrift;toch mag hier - wellicht ten overvloede - wel worden gesteld dat het de basisgedachte moetzijn, waarvan men uitgaat bij de bezinning op herstructurering van onze leefomstandigheden,omdat stedebouwkundige ordening voor alles op de mens gericht dient te zijn. Het is danook een zeer veelomvattend onderwerp dat nauw verband houdt met begrippen als 'leef-baarheid' en 'ruimtelijke ordening'.Ofschoon de massawoningbouw onverminderd voortgaat, ten einde aan de nog steedsheersende grote vraag te kunnen voldoen, wordt men geleidelijk meer doordrongen van hetfeit dat weinig van de thans gerealiseerde stedebouwkundige concepties tegemoet komenaan de wensen van de bewoners. Prof.ir.N.J.Habraken zegt in zijn boek 'De dragers en demensen' (uitgegeven in 1961) dat 'de moderne steden het mooist zijn als maquette'. Danervaart men het ritme van de bouwblokken en de afwisseling tussen hoog- en laagbouw.Maar een stad vertoont zich nooit als geheel, maar deel voor deel.Ir.E.Heymans, de eerste spreker, leverde vooral kritiek op het feit dat men er tot dusverreniet in is geslaagd veel meer dan opeenstapeling van 'menselijke woonkisten' te maken. Hijpleitte voor de vorming van leefeenheden in plaats van gezinsonderkomens.Op welke wijze zijn de wensen van ir.Heymans te concretiseren? Hier komt men op hetterrein van de planologen, zoals prof.ir.S.J. van Embden, die als tweede spreker het woordvoerde. Deze stelde dat de stedelijkheid in nieuwe stadgedeelten ternauwernood als zodanigmeer herkenbaar is. Hier is meer sprake van versnippering van datgene wat in Nederland zokostbaar is, nl. open ruimte.Het is wellicht interessant in te gaan op de wijze van benadering van planologen inzakeruimtelijkheid. Op een in 1967 gehouden congres van de Stichting WerkgemeenschappenBergeyk formuleerde prof.Van Embden dit begrip als volgt:'Ruimtebeleving, als alle beleving berustend op contrastwerking, wordt allerminst verkregendoor elke woning, elk gebouw te plaatsen in zijn eigen miniatuur-ruimtetje. Integendeel,ruimte wordt begrepen vanuit de beslotenheid. Wat wij nodig hebben is de complementairevolledigheid van tegenstellingen.'In deze formulering ligt de richting van het toekomstige bouwen reeds opgesloten. Er zullennieuwe, massale stedelijke concepties moeten worden gecre?erd, waarin wonen, werkenen 'leven' zijn ge?ntegreerd.Het uitgangspunt voor het realiseren van dergelijke woonstructuren zal ongetwijfeld gelegenzijn in een verdere ontwikkeling van de industri?le bouwmethoden, omdat deze het kost-prijsniveau kunnen drukken en in het verleden bewezen hebben dat zij belangrijke kwaliteits-verbeteringen met zich brachten.De realisering van nieuwe woonkernen vormt een uitdaging voor een ieder die daarbijbetrokken gaat worden. Er wordt niet meer getwijfeld aan het technische vernuft, maar datis slechts ??n facet. Immers het uitvoeren van stedebouwkundige plannen is een synthesevan plannen, effici?nte uitvoering en bouwkosten. De twee laatstgenoemde factoren wordenin belangrijke mate bepaald door de organisatie: het co?rdineren van het werk van velenen het beheersen en sturen van het bouwproces.Het is haast overbodig te memoreren dat dit perspectief van de toekomst het perspectiefvan de betontoepassing bepaalt. Prof.ir.H.J. van den Broek spreekt in zijn artikel 'Beton enarchitectuur' {Cement XX (1968) nr. 1) van een taak (het bouwen van nieuwe woonstruc-Cement XX (1968) nr. 4 148Ontwerp van een woontoren volgensde Fransman Maymont, gebaseerd opeen inwonertal van ca. 20 000 mensenOntwerp van een woontoren volgens deAmerikaan Kahn; prefab-woningen, diebij verhuizing eventueel door debewoners kunnen worden meegenomen,zijn hier aan een ruimtelijk frameopgehangenEen zeestad voor30 000 inwonersDoorsnede over de woonmuur vaneen zeestadDe zeestad heeft een lengte vanca. / 500 m en een breedte van 7 000 men biedt ruimte voor 30 000 inwonersEen recent voorbeeld van toekomstperspectieven op het bouwen is de maquette van eenzeestad, die kort geleden werd onthuld door d? Britse minister voor Technologie. Eendergelijke stad zou kunnen worden gebouwd op plaatsen waar de zee niet al te diep is en degetijverschillen gering zijn. Als mogelijkheid wordt dan de Engelse westkust nabij Norfolkgenoemd.Deze stad is in feite een door mensen gebouwde lagune, omringd door een 16 verdiepingenhoge muur van woningen, die op palen van 6 - 9 m is gefundeerd. De muur heeft de vormvan een schuin staande S, waarmee voorkomen wordt dat de zeewinden het klimaat binnende leefruimte ongunstig zullen be?nvloeden. Buiten de stad wordt de kracht van de golvenopgevangen door een golfbreker van met zoet water gevulde plastic zakken.Ofschoon het project waarschijnlijk niet binnen de 50 jaar in uitvoering wordt genomen, isde constructieve uitwerking ervan geheel gebaseerd op de huidige kennis van de bouwtech-niek. De opbouw van de woonmuur is gedacht in grote ruimtelijke, geprefabriceerde ele-menten van gewapend beton, die drijvend worden aangevoerd. De elementen voor dedraagvloer worden gedeeltelijk met behulp van het getij omhoog gebracht, gedeeltelijktussen de palen omhoog gevijzeld. De elementen voor de opbouw van de woonmuur wordenmet behulp van op drijvende 'jakobsladders' op hun plaats gebracht. De laagbouw in delagune is gedacht als drijvende, driehoekige pontons die tot willekeurig grote eenhedenkunnen worden samengevoegd.Cement XX (1968) nr. 4 149
Reacties