Beton - complex en veelzijdigAfscheidscollege doorprof. dr. ir. A. M. Haas, 30 mei 1969Bij een afscheidZelden zal een scheidend hoogleraar in zijnlaatste college zichzelf zo gekenschetst heb-ben als prof. Haas 30 mei iI. heeft gedaan. Hijmaakte de balans op van een veelomvatten-de onderwijsperiode die zestien jaar heeftgeduurd. In die iaren kwam het materiaal be-ton volop tot ontwikkeling en nam de beton-techniek een hoge vlucht. Voorwaar, zeergunstige omstandigheden voor hem die In1953 als eerste in ons land het ambt van ge-woon hoogleraar 'Beton' aanvaardde. Uiter-mate gunstig, inderdaad, maar prof. Haasheeft de hem geboden mogelijkheden alle-maal zonder uitzondering benut. In zijnafscheidsrede noemde hij de belangrijksteaspecten: speurwerk, theorie, constructie,vormgeving en uitvoering. Elk voor zich isreeds boeiend en oefent een grote aantrek-kingskracht uit. Maar van het begin af heefthij het betonvak opgevat als ??n geheel, alseen ge?ntegreerde totaliteit. Die vijf aspectenvormen overigens de pijlers van de huidigeleerstoel 'Beton' aan de Delftse . . Het in-leidende artikel in het meinummer van 'Ce-ment' en de serie artikelen in dit julinummerzijn een afspiegeling van wat die leerstoel ?nde loop der iaren ?s geworden. Dit is het re-sultaat van wat prof. Haas heeft gedaan alsdocent, stimulator, co?rdinator en als vak-man op betongebied. Dit ?s tevens de bredebasis waarop degene die na hem komt, zalmoeten voortbouwen.Prof. Haas sprak dus over beton, hoe kan hetook anders. Maar tegelijkertijd had hij hetover zichzelf. Want waar ligt de grens tussende mens en zijn werk ? Sprekende over zes-tien iaar Delft, sprak hij over de hoogleraar'Beton', over een mens derhalve. Een mensmet idealen, kennis, ambities, talenten enook tekortkomingen. Immers, niets menselijksis hem vreemd. Dit bleek ook in zijn dank-woord - dat niet op schrift stond - aan hendie hem na dit laatste college hadden toe-gesproken. Daar stond prof. Haas - complexen veelzijdig, evenals 'zijn' materiaal, enbovenal menselijk.Wij zijn nu over de drempel tussen toen enstraks. Wie tot dusver Haas zei, bedoeldebeton; wie over beton sprak, kon hem nietvoorbijgaan. Met zijn laatste college heeft hijniet volledig afscheid genomen van de be-tontechniek. Toch ?s er op 30 mei 1969 eeneinde gekomen aan een 'epoque', waarvanwij pas later de volle betekenis zullen kun-nen zien.*De tussen haakjes geplaatste cijfers ver-wijzen naar de litteratuurlijst op blz. 292U.D.C. 666.972.00: /65Kennisleer van het betonHet constructiemateriaal beton biedt vooreen afscheidscollege vele aanknopingspun-ten. Men kan zich in het verleden verdiepen;de Romeinen gebruikten reeds een vorm vanbeton. Of om dichter bij huis te beginnen:de bloempotten en roeibootjes uit de pioniers-tijd in Frankrijk en de Lage Landen.Ook kan worden gespeculeerd over de mo-gelijkheden die het beton in het jaar 2000zal hebben. Of wat concreter: het aandeel,dat dit complexe en veelzijdige materiaal zalhebben in de bouw van een ecumenopolis,een nieuw begrip in de planologie. Zulk een'stad der bewoonde aarde' wordt doorDoxiades (1)* voorspeld voor een gebieddat zich uitstrekt van onze randstad Hollandtot in het Noordfranse industriegebied,tevens omvattende Groot-Londen met alsoostelijke uitloper het Roergebied.Liever beperk ik mij tot het concrete gege-ven van heden: de onderwijsperiode van eenhoogleraar. Het heeft een begin en eeneinde. Betrokken op de leerstoel: de enehoogleraar gaat en draagt zijn werk over, deandere hoogleraar komt. De intreerede aanhet begin slaat een toon aan van verwach-ting, van ordening; de afscheidsrede maakteen balans op en overziet.Een balans kan en mag worden opgemaaktna 16 jaar. Voordien, v??r 1953, werd hetgewapend beton nog behartigd door eenextra-ordinariaat. Dit wil zeggen dat een bui-tengewoon hoogleraar, die in het algemeenslechts een gedeelte van zijn tijd beschik-baar stelt, met het onderwijs belast is. Hetstrekt Professor Bakker tot eer, dat hij in de35 jaar dat hij aan de TH verbonden was,met zijn vakkennis en toewijding nog zo veelaan het onderwijsvak heeft kunnen doen.De ontwikkeling van het gewapend beton inde na-ooriogse tijd vroeg om een verdiepingvan kennis en tevens om een bundeling. Nietzonder redenen hadden in 1952 twee gebeur-tenissen plaats die dit onderstrepen. Metbetrekking tot Europa noem ik de oprichtingvan het Comit? Europ?en du B?ton, die eendoordacht begin maakt voor een internatio-naal studie- en onderzoekingscentrum. Wijmogen over de resultaten tevreden zijn.Wat Nederland betreft is het de oprichtingvan de CUR, de Commissie voor Uitvoeringvan Research, die volgens een onbaatzuch-tig plan met de belangrijke financi?le hulpvan de Cernent-Industrie en de morele steunvan de Betonvereniging het betononderzoekin Nederland stimuleerde. Om de te ver-wachten bouwresearch te kunnen verwerken,had bij het TNO-IBBC (destijds Cimo gehe-ten) reeds vroegtijdig een uitbreiding van delaboratoriumruimte plaats gevonden. Vandeze mogelijkheid om speurwerk te doenverrichten werd gaarne gebruik gemaakt. In-middels kregen de plannen van de Afdelingder Weg- en Waterbouwkunde TH een de-finitieve vorm. Het werd 1957, voordat debetonresearch ook in het StevinlaboratoriumTH kon worden beoefend. Het initiatief totde bouw was reeds in de oorlogsjaren ge-nomen. Herhaaldelijk moesten de plannenworden gewijzigd danwei aangepast wordenaan het beschikbare budget. Dit betekendeuiteraard vertraging. Ik wil de strijders vanhet eerste uur, de collega's Vreedenburghen De Heer, en lector Plaizier gaarne hiernoemen.Zelfs in een kort overzicht als dit mag destimulans, die van Curatoren uit is gegaanniet onvermeld blijven. Voor de wederop-bouw voor een nieuw industriecomplex wa-ren gewapend betonnen schaaldaken vanvoorgespannen beton op een stramien van12?40 m in een groot aantal ontworpen.Het ietwat gedurfde ontwerp vroeg om eenexperimentele toetsing en het lag voor dehand om een travee van de draagconstruc-tie op een model op schaal 1 : 10 te beproe-ven (2). Omdat daartoe in Nederland geenfaciliteiten waren - dit speelde in 1952/1953-, vond ik mijn vriend Professor Torroja be-reid het modelonderzoek te verrichten; ditbetekende enkele reizen naar Madrid.Dit trok de aandacht van Curatoren, hoeweldaarvoor geen reiskrediet werd aangevraagd.Het leidde tot een gesprek met de toenma-lige President-Curator, Dr. Van der Leeuw.Een stuurgroep werd gevormd met als uit-eindelijk gevolg de beschikbaarstelling vaneen geconditioneerde ruimte in het oudeW + S-gebouw om dienst te doen als kruip-laboratorium.Wellicht is het u niet volkomen duidelijk hoede wensdroom van een onderzoekingshalvoor constructies leidde tot een kruiplabora-torium. Toch is er wel verband. En wie bo-vendien de lange schakel kent die loopt vande individuele hoogleraar - afdelingsbestuur- college van curatoren - (en advies van hetCement XXI (1969) nr. 7 289college van assessoren), naar de ministermet instanties, zal wellicht een dergelijkedeformatie - uiteraard in elk stadium bere-deneerd en met argumenten toegelicht -kunnen begrijpen.In het tijdvak 1950-1955 werkten de omstan-digheden met de hoogleraar mee. Allerwegewas er een vernieuwing, een drang naar ver-betering, waardoor veel tot stand kon wor-den gebracht. Voor een vak in opkomst -het gewapend beton met zijn vele aspectenen facetten: de voorspanning, de prefabri-cage, het licht- en zwaar beton - waren dekansen groot en werden ook de mogelijk-heden geboden.In deze tijd van opbouw is het een vreugdegeweest te werken en kon de leerstoel wor-den op- en uitgebouwd. De TH, en middelshaar de afdeling, bood de gelegenheid. Dekern van wetenschappelijke medewerkers,die aangetrokken werden, bleek tot eenteam te kunnen worden gesmeed; hierdoorwerden weer andere aanpakken mogelijk.Wellicht is het hier de plaats op te merkendat een constructiemateriaal in opmars datzovele toepassingsmogelijkheden heeft eenaantrekkingskracht uitoefent. Het gaat zowelom de theorie, de berekening, de research,de uitvoering, als om de vormgeving. Der-halve niet slechts om een theoretisch sche-ma, hoe belangrijk wellicht, doch om eentastbaar iets, een verschijningsvorm, eenfysische gestalte. Om een materiaal dat kandragen en stutten, dat zal doorbuigen enwellicht zal scheuren, dat krimpt en kruipten dat kan ademen.Een bouwmateriaal, dat mooi en schoon kanzijn, of gestoord door grindnesten en vuil uitde bekisting komende. Haast een levendiets, met een grote vormgevende mogelijk-heid. Hier toegepast in hoogbouw of in ran-ke torenachtige constructies, elders als brugof stuwdam bewondering afdwingend, of omgedoemd te zijn altijd onder de grond teblijven als fundering of als heipaal.Zo kom ik tot het vak gewapend beton entot de totaliteit van de leerstoel. Inderdaadkan het benaderd worden uit verschillendezijden; van de zijde van het materiaal zelveof van het aspect der constructie. Dit leiddeal spoedig tot een verdeling van het onder-zoek over twee laboratoria: de betontechno-logie en de betonconstructie, uiteraard iedermet hun eigen aanpak. De eerste houdt zichbezig met de materiaaleigenschappen en hetgedrag van het materiaal. Alras bleek dateen zuiver civiel-technische aanpak eenzijdigen onvoldoende was. Kennis van de schei-kundige technologie was nodig. De insidersweten dat reeds het verhardingsproces vanbeton zoveel omvattend en zo complex isdat er boekdelen over gevuld zijn. Dit blijktook op andere wijze: het verbergt vele pro-blemen en biedt onderzoekingsmogelijkhe-den voor meerdere promovendi.Op mijn verzoek hebben enkele van mijnmedewerkers destijds college gelopen in deafdeling van de scheikundige technologie.Aansluiting was wel moeilijk en als zodaniggold dit voor beide zijden. Immers de c.i.meet en zal door middel van rekmetingeneen verschijnsel willen verklaren. De schei-kundige houdt zich met de chemie van demateriaal- en structuurveranderingen bezig.Het gaat erom dat hiertussen verband wordtgelegd, uitgedrukt in een taal, die door deander begrepen wordt. Op het gebied vande kruip komt dit bij voorbeeld duidelijk totuiting. Niet langer interesseert ons zo zeerde beschrijving van het verschijnsel kruipals functie van verschillende factoren. Zolangzamerhand heeft elk laboratorium eenserie diagrammen. We willen het wezen er-van leren kennen.Het onderzoek op constructies spreekt eenieder wel aan. Toch moeten daarbij conven-ties en opvattingen worden eigengemaakt,die men (ik reken mijzelf daar ook toe) ophet eerste gezicht niet zou verwachten. Voorhet gedrag onder belasting werd oorspron-kelijk uitgegaan van een evenredig verbandtussen last en vervorming. Dit leidde uiter-aard tot een eenvoudige omschrijving vanhet verschijnsel en voor het materiaal toteen gefixeerde elasticiteitsmodulus.Voor het beton is dit te schematisch gesteld.Het blijkt bij nauwkeuriger en voortgezet on-derzoek dat van een evenredigheid tussen en zelfs voor een veel voorkomend tra-ject weinig sprake is. Ook de invloed van detijd laat zich duidelijk gelden. Toen het Co-mit? Europ?en du B?ton het elastoplastischgedrag op haar agenda zette, kwamen deexperimenteel verkregen gegevens van deverschillende landen los. Het leidde ertoe,dat de lang gebruikte en vertrouwde n-me-thode werd verlaten; daarvoor in de plaatswerd een breukmethode geformuleerd, ver-gezeld van bijbehorende veiligheidsco?ffi-ci?ntBeperkt men zich niet tot de beschouwingvan de doorsnede, en wordt de constructie als??n geheel beschouwd, dan gaat ten aanzienvan het gedrag onder excessieve belastingin het gebied van de plasticiteit de analogiemet de andere constructiematerialen zondermeer niet op. Het optreden van duidelijkaanwijsbare scharnieren maakt hier plaatsvoor een flink gescheurde zone. Dit is wel-licht als een diffuus scharnier op te vatten;door het samengestelde karakter van hetmateriaal gewapend beton - d.i. van betonmet wapeningsstaal - zal de ontwikkelingvan het breukmechanisme geheel anderskunnen verlopen. De vormverandering hangtbij voorbeeld af van de rotatie-capaciteit vaneen bedreigde doorsnede, en deze wordtniet alleen door de sterkte van de beidematerialen, maar ook door de onderlingehoeveelheden - bij voorbeeld het wapenings-percentage - be?nvloed.Steeds duidelijker tekent zich af, dat eenverdere verdieping met betrekking tot hetgedrag van het materiaal gewapend betonnodig was om het beter te kunnen verklaren.Het mag een gelukkige omstandigheid ge-noemd worden dat enkele jonge, pas afge-studeerde ingenieurs zich bij het research-team aansloten en een begin kon wordengemaakt met het onderzoek van meer fun-damentele problemen. Met het twee-assigeonderzoek van gewapend beton occuperenwij ons in het Stevinlaboratorium te Delft alseen van de weinige laboratoria in de wereld.Voorts is nieuw het onderzoek op dunne ge-sloten cylinderschalen om meer te wetenCement XXI (1969) nr. 7 290over de knikbelasting en het daarbij optre-dende doorslagpatroon. Tot nog toe baseertmen zich op formules, die uit de resultatenvan het speurwerk op stalen modellen zijnafgeleid en waarbij dan de veiligheidsco?ffi-ci?nt wat gewijzigd wordt.Dergelijk speurwerk vraagt de gehele inzetvan de onderzoeker en tevens om communi-catie met werkers op andere gebieden vande technische wetenschappen. Een symbiosevan fysica, chemie en civiele wetenschap isdan nodig. Dit leidt tot werkgroepen, zoalser aan de TH meerdere functioneren.Zo is in voorbereiding de vorming van eenstuurgroep waarin zowel betontechnici alsmateriaaldeskundigen zitting hebben en diedoor een fysico-chemicus geleid zal worden.Deze groep zal waarschijnlijk een interuni-versitair karakter krijgen. In dit verbanddient vermeld te worden de wel haast van-zelfsprekende samenwerking, die met de on-derzoekers van het gewapend beton bij hetTNO-IBBC-Instituut plaats vindt.De studie van de vervormingen als functievan de belasting en van de tijd, en daarbij inde beschouwing het verloop van de lineaireresp. de volumeveranderingen betrekkend,leidt tot een beter inzicht. De waarnemingleert, dat het beton onder drukbelastingeerst - zoals te verwachten was - een klei-ner volume aanneemt en dat het volumedaarna door interne verschikkingen bij hoge-re belastingen weer toeneemt. Het onder-zoek naar de micro-structuur sluit hierbijaan. Dit onderzoek heeft geleid tot de for-mulering van het discontinu?teitspunt (dis-continuity-point) dat kan worden gedefi-nieerd als het stadium dat de microscheurenzo veelvuldig voorkomen en zich zo verbrei-den, dat de aanvankelijke structuur niet meergehandhaafd blijft (3). In dit verband moethet beton worden opgevat uit twee verschil-lende componenten te bestaan: het hardegrind en de meer vervormbare cement-zand-mortel. Het is te verwachten dat de druk-cijfers uit de traditionele kubusproef verkre-gen van minder fundamentele betekenis zul-len blijken te zijn. Voor de praktijk verstrek-ken ze uiteraard belangrijke gegevens.De actualiteit van het hier aangeduide fun-damentele speurwerk is onderstreept doorhet zojuist - eind april jl. -- gehouden Sym-posium te Southampton, de InternationalConference on Structure, Solid Mechanicsand Engineering Design in Civil EngineeringMaterials. Men hield zich daar bezig met alleconstructie-materialen in de civiele techniek.Van de meer dan honderd bijdragen uit velelanden behandelden 80-90% een onderwerpuit de betonproblematiek. De stimulans waszo groot, dat onze werkgroep reeds tweeweken daarna met de studie en verwerkingvan de 'preprints' is begonnen.De hoogleraar, die zich met het speurwerkbezig houdt, geniet een grote mate van vrij-heid. In beginsel kan hij onderzoeken wat hijwil. Een probleem, dat hem fascineert kan hijaanpakken op een wijze die hem goed dunkt.Wel is hij zoals bijna ieder mens gebondenaan zekere randvoorwaarden, bijvoorbeeldhet budget van het laboratorium. Ook be-vindt hij zich in afdelingsverband en dientplaats te geven of te laten aan andere onder-zoekingen.Als men een vergelijking maakt met vormenvan research, die aan de Universiteitenof Instituten van Hoger Onderwijs in anderelanden voorkomen en ik denk daarbij in hetbijzonder aan de 'sponsored research' in deVerenigde Staten, dan zijn wij hier wel be-voorrecht. Wat ongenuanceerd weergege-ven, zit aan deze laatste vorm van researchvast: de jacht naar opdrachten, het op be-stelling en termijn leveren van speurwerk-resultaten. Daarbij sluit ik de ogen niet voorhet gerichte speurwerk dat ook in onze lagelanden verricht moet worden; om bij voor-beeld een antwoord te geven op een gestel-de vraag, of op tijd te rapporteren in ver-band met een voorgenomen ontwerp of be-rekening.Het gewapend beton heeft nog andere as-pecten; een andere fase, die van het ont-werpen, dient naar voren gebracht te wor-den. Destijds in het proefschrift over de be-rekening van paddestoelvloeren is er doormij op de eerste bladzijde reeds gewezenop het consequent ontwerpen in gewapendbeton. Dit constructiemateriaal kan druk in??n, twee of drie richtingen opnemen. En dewapening is tot hetzelfde in staat, op trek.Zo krijgt men als constructietypen in ??nrichting de balk, in twee richtingen de plaatof schijf, in drie richtingen de ruimtelijkeconstructie. Wie dat eenmaal ziet, kan zichniet beperken tot een gewapend-betoncon-structie samengesteld uit balken, en in ??nrichting dragende platen. De oude construc-tievormen van weleer, die voor de traditio-nele materialen vanzelfsprekend zijn, mogenniet zonder nadenken worden overgenomenvoor het gewapend beton.Niet slechts met betrekking tot ontwerpover-wegingen, ook de economie in ruimere zinbetracht spreekt in de laatste decade eenbelangrijk woord mee. Wellicht kan het dui-delijk worden aangegeven als het strevennaar beperking van het loonbestanddeel ophet bouwwerk, en de daarmede verbandhoudende maatregelen in de bouw. U meentdat nu het woord prefabricage zal wordenuitgesproken. Het moge als een consequen-tie worden toegepast; reeds in de zgn. tradi-tionele bouw vindt dit uitgangspunt toepas-sing. Om dit in enkele trefzinnen aan teduiden: liever dikke platen dan dunnere te-zamen met balkjes; raveelbalkjes om trap-gaten zijn uit den boze. Voorts een preferen-tie voor wapen ingsnetten ten opzichte vanindividueel vlechtwerk. Ook het zoveel mo-gelijk constant houden van de kolomdwars-afmeting per verdieping, en ten slotte hetweinig of niet vari?ren van deze kolomaf-metingen in opeenvolgende verdiepingen(hoogbouw). Moesten deze moderne opvat-tingen vroeger - bij voorbeeld twintig jaargeleden - van de daken worden gepredikt,in het bijzonder de ontwikkeling van de mo-derne woningbouw heeft duidelijk getoonddat het kan en dat het moet.Het is tekenend voor Nederland en feitelijkvoor West-Europa, dat zich de laatste jarenuitvoeringswijzen hebben ontwikkeld dievoor bepaalde constructie-objecten een voor-treffelijke aanpassing vertonen. Zij liggen alskwalificatie in tussen de traditionele bouwen de volledige prefabricage. Zij steunensteeds op het beginsel van de repetitie enkunnen met enige vrijheid als het 'IndustrieelBouwen' worden samengevat, al zijn de uit-gangspunten soms anders. De gietbouwwijzeis er een voorbeeld van.Van de beginne af heb ik het als mijn taakgezien om het gewapend beton als een ge-heel, als een ge?ntegreerde totaliteit op tevatten. Een dergelijke aanpak zal zowel hetontwerpen en de berekening, als het speur-werk en de vormgeving omvatten. Immersde ene fase be?nvloedt de andere; het ac-cent op het ene vraagt elders om een an-dere benadering of keuze. Als voorbeeldenkunnen dienen de paddestoelvloeren en deschaaldaken. Als keuzevakken aan de THgedoceerd, werd deze indeling van de stofin vieren impliciet toegepast en blijkbaardoor de studenten gewaardeerd.Om dit verband levend te houden, is een wis-selwerking nodig tussen onderwijs, speur-werk, constructieve opvatting en vormgeving.Dit geheel kan weer gevoed worden dooradviezen of adviseurschappen. Bewust hebik de communicatie zo gekozen en bevor-derd dat de advieswerkzaamheden zowel oparchitecten- en ingenieursbureaus als opaannemingsmaatschappijen werden gericht,en dan nog verdeeld over utiliteitsbouw,woningbouw en waterbouw. Het verschaftemij het zo gezochte evenwicht. Deze contac-ten hebben veel bijgedragen tot mijn vor-ming, en gaven de gelegenheid om mee tegroeien en de ontwikkeling te verwerken inonze snel evoluerende technische samenle-ving. Hierop kon worden voortgebouwd tij-dens de 5e jaars assistenties. Van wat el-ders tot mij kwam en verwerkt werd, konweer in de afstudeerontwerpen worden door-gegeven. Dit creatieve werk naar twee zijdenheeft mij een grote voldoening verschaft.Tot de ruimtelijke betonconstructies reken ikde paddestoelvloeren en de schaaldaken.Men zou de schijfconstructies en de wand-liggers er nog bij kunnen nemen, doch hetmeest significant is het eerste tweetal. Uitervaring weet ik dat architect en construc-teur elkaar daarin gemakkelijk kunnen vin-den. Daar kunnen dan vorm en constructiefontwerp gemakkelijk samengaan.Met betrekking tot de relatie tussen archi-tectonische vorm en constructieve gestaltebiedt het gewapend beton met het voorge-spannen beton grote mogelijkheden. Overdeze relatie heb ik in zeer vele landen voor-drachten (4) mogen houden. Men kan heteen hobby noemen, of het als 'human rela-tion' opvatten. Hoe dan ook, en waar ikkwam, de conclusie was steeds, dat er veelCement XXI (1969) nr. 7 291schort aan de re?le samenwerking tussenbeide werelden van opvatting. Of juister: eris een kloof ontstaan, die slechts met begripweer overbrugd kan worden.Niet slechts in voordracht en discussie, ookin realiteit ben ik betrokken geweest bij ditconflict. Enerzijds de constructeur die optechnische en functionele gronden een con-structie voorlegt, anderzijds de architect, diekrachtens zijn esthetische inslag en zijn artis-tieke gaven een andere opvatting heeft. Ditwordt moeilijk en soms zelfs tragisch als erzich reeds een gevestigde opvatting heeftgevormd en pas later de constructeur wordtgeconsulteerd.Als constructeur met of tegenover de archi-tect heb ik ontwerpen moeten behandelen enzowel gewonnen als verloren in de strijd omvorm en constructie tot een harmonisch ge-heel samen te laten gaan. Deze aula is hier-van een voorbeeld. Over de relatie tussende constructie van de overkoepeling en dekomvormige schotel gedragen door twee ko-lommen waarin u thans bent gezeten, is heelwat te doen geweest. Om van het akoestisch'velum' boven uw hoofd maar niet te spre-ken!Het verband tussen mijn leerstoel en de af-deling der Bouwkunde is steeds prettig ge-weest. Toen de Industri?le Vormgeving aande TH een plaats moest krijgen, heb ik metovertuiging en volharding meegestreden omdeze vreemde eend in de TH-vijver te krij-gen. Hij moest daartoe wel wat gekortwiektworden en heeft voorlopig, evenwei onge-temd, in de bijt van de afdeling der Bouw-kunde een plaats gekregen.Wanneer aan het beeld van de hoogleraarzoals hier aangegeven, toegevoegd wordt datvan de docent en van de leider van afstu-deerontwerpen, dan komt men tot een intenslevend en dynamisch geheel. Dit is mogelijkgeworden door een aanhoudend en goed sa-menspel in de gehele betongroep: van delector en van de wetenschappelijke en tech-nische staven tot en met de belangrijke be-zetting van de laboratoria, van de secreta-resses tot en met de studenten-assistenien.Tot besluit zij het mij veroorloofd, u mee tenemen naar mijn geboortestad Hoorn (5J,??n van de dode stadjes aan de Zuiderzee.Zo vermeldde de litteratuur: daar is dan inhet centrum van h?t stadje de Kaasmarktomringd door oude huizen en gebouwen: eenpatrici?rswoning, het huis van de burge-meester, het Westfries museum met velekostbaarheden uit het verleden; het oudeWaaggebouw; in het midden van het pleinhet standbeeld van J. P. Coen en ernaasteen rode steen, waar volgens overleveringde guillotine moet hebben gestaan!Vroeger rolden op dit marktplein op donder-dag de boerenkarren binnen, beladen metkaas uit de omgeving; stoere kerels in wittepakken met grote hoeden vingen de kaasjesspelenderwijs en ritmisch op om ze op dedraagstellen naar het Waaggebouw te bren-gen, waar gewogen werd. Elke donderdagwas die drukte er, andere dagen was er derust van een kleine stad en konden de kin-deren spelen om het standbeeld.Soms was er op zomeravonden een concertin een ouderwetse muziektent en de burgersvan Hoorn stonden rustig en met aandachtte luisteren.Dat alles is voorbij. Geen kaasmarkt meer,geen boerenwagens komen lawaaierig op dekeien binnen, vrachtauto's, een paar perso-nenauto's snellen voorbij. Het Waaggebouwis een bezienswaardigheid geworden, deenorme bascule is in rust. Boven dit gebouwkan men eten en drinken, een plaatje draaienvan de Beatles of van Nina Simone.Het prachtige museum staat rustig afwach-tend en is meer belangstelling waard. J. P.Coen, ??n van Hoorns zonen die de wereldintrok, trotseerde grote moeilijkheden; het'Ende despereert niet' was zijn lijfspreuk. DeOostindische Compagnie, het koloniale tijd-perk, is voorbij. Nu beoordeelt en veroor-deelt men het verleden; toen dacht Coen,dat het zijn werk en zijn plicht was.Hoorn, een stadje aan de Zuiderzee. Als hetstormde, gingen wij kijken of de buitengaat-se landen waren overstroomd, hoe hoog hetwater wel stond. Nu klotst het water van hetIJsselmeer rustig tegen de dijk, en wordt hetwaterpeil geregeld.Als men tot de pensioengerechtigde leeftijdgaat behoren, heeft men het voorrecht eennieuwe generatie mee te maken, een nieuwetijd wordt ingeluid. De omstandigheden ver-anderen, hoe aangenaam het verleden ook isgeweest, maar ??k de mensen veranderenen dienen zich aan te passen in een veran-derende wereld. Kunnen of willen we datniet, dan komen er conflicten, dat zien weom ons heen in kerken, in politieke partijen,in verenigingen, in de universiteiten en hoge-scholen.De autoriteit - de opgelegde autoriteit - degezagsidee is in een crisis gekomen. Ik benervan overtuigd, dat er een oplossing is, dater een weg is te vinden als wij elkander wil-len begrijpen.Wij leven in een periode van samenwerking,teamwork, medezeggenschap. Wat voor mijngeneratie vanzelfsprekende waarden bete-kenden, staat nu op losse schroeven. Hetverleden, hoe groot, hoe mooi ook, dientlosgelaten te worden om een nieuwe menta-liteit toegang te geven. Autoritaire opvattin-gen worden immers opzij gezet en een an-dere levenshouding wordt van ons gevraagd.Soms lijkt het moeilijk, omdat we zo gehechtzijn aan traditie en gevestigde waarden enomdat het onbewust zo in ons verankerd is.Met goede wil en wijsheid kunnen wij tot be-grip van de mensen van nu, van de huidigegeneratie komen. Dat wij de geestkracht mo-gen hebben daartoe mede te werken, enzulks tot bloei en schoonheid van onze TH.Ende despereert niet!Litteratuur:1. C.A.Doxiades, 'Ekistics, An introduction tothe science of human settlements', Londen19682. Haas, 'Research on a prestressed concretenorth-light shell structure', 2nd Congressof the F?d?ration Internationale de la Pr?-contrainte, Amsterdam 19553. Nelissen, 'E?n- resp. twee-assige beproe-ving van beton', De Ingenieur 1969, no. 244. Haas, van Koten, van Leeuwen, 'Stabilityof thin concrete cylindrical shells underuniform axial compression', IASS- Sympo-sium, Madrid 19695. Newman and Newman, 'Failure theoriesand design, Criteria for plain concrete,concrete materials research group'; Inter-national Conference on structure, solidmechanics, and engineering design in civilengineering materials, Southampton 19696. Haas, 'The relation between architecturalconcept and structural design, Proceedingsof a conference on architectural and struc-tural engineering', Seato School of Engin-eering; Bangkok 19637. Hoorn 600 jaar stad - 1357-1957; uitgege-ven door het Historisch Genootschap Oud-West-FrieslandCement XXI (1969) nr. 7 292
Reacties