's-Gravenhage, 10 april 197018eResearchdag van de CUR(vervolg van blz. 204)Het eerste gedeelte van de jaarlijkse CUR-dag stond nog onder leiding van ir.C.J.Louw(zie blz. 204). In de traditionele jaarredeherdacht hij allereerst de leden die in deloop van het verslagjaar zijn gestorven: ir.L.KeIlerman, ir. C.F. van Bergen en ir. P.War-menhoven. De vergadering nam staande en-kele ogenblikken stilte in acht.Vervolgens deelde hij mee dat in het afgelo-pen jaar zes nieuwe CUR-rapporten in om-loop gebracht werden, terwijl er vier in eenvergevorderd stadium van gereedheid verke-ren. Een fraai resultaat, dat ver boven hetjaargemiddelde ligt. De rapporten noemdehij van hoog gehalte, maar hij meende ander-zijds dat de resultaten in zo breed mogelijkekring dienen te worden verspreid. Om dit tekunnen .realiseren is een zekere popularise-ring van de inhoud noodzakelijk, een nieuweactiviteit waarmee binnenkort een aanvangzal worden gemaakt.Drie commissies hebben hun taak afgeronden zijn opgeheven, zodat de leden die daarinzitting hadden thans beschikbaar komenvoor nieuwe commissies. De onderwerpendie voor bestudering in aanmerking komennemen toe, blijkens de oprichting van 7 nieu-we commissies, die tot taak hebben om na-der onderzoek te verrichten inzake: sterkteen stijfheid van kolommen; reparatie van be-ton; hinderlijke scheurvorming t.g.v. tempe-ratuurwisseling en krimp; laag wapenings-percentage; gedeeltelijk voorgespannen be-ton; filosofie van de doorbuiging; samenwer-king geprefabriceerd en ter plaatse gestortNa de commandowisseling wijdde de nieuwevoorzitter, ir.Lazonder, enkele woorden aande toekomst van het speurwerk inband. Hij meende evenwel dat in de organi-satie van de CUR op dit moment geen wijzi-gingen behoeven te worden aangebracht, of-schoon het bestuur zich nog moet beradenover een onlangs gedane suggestie een gro-ter contact tussen de commissies onderlingtot stand te breng.en ten einde een betereuitwisseling omtrent de aard van de verschil-lende activiteiten te verkrijgen.Om voor toekomstig onderzoek geschikteonderwerpen te kunnen aanwijzen heeft hetbestuur zich nader geori?nteerd omtrent detoepassing van beton in de verschillendedeelgebieden van de bouwnijverheid. DaarbijCement XXII (1970) nr.5is de indruk ontstaan dat in de woningbouwhet gebru'ik van beton gestadig toeneemt.Hetzelfde kan worden waargenomen in dewaterbouw, terwijl ook bij de aanleg vandammen het beton een rol gaat spelen. Maarer zijn ook negatieve tendensen waarneem-baar:bij de bouw van fabriekshallen lijkt de toe-passing van staal wel aan de winnende hand.In de USA speelt het laatstgenoemde mate-riaal ook een grote rol in de hoogbouw, zo-dat men ervoor dient te waken dat men inNederland dezelfde weg opgaat. Bij de aan-leg van leidingen en wegen is, zoals bekend,de situatie eveneens minder rooskleurig.In de toekomst zal, aldus de voorzitter, daar-om meer aandacht besteed moeten wordenaan de minder gunstige eigenschappen vanbeton. De laatste jaren is, wat het gewichtbetreft, een ontwikkeling te bespeuren naareen verbreide toepassing van constructieflichtbeton. ZO in de toekomst het vergro-ten van de geringe treksterkte van beton eenzinvolle onderzoekingsopdracht kunnen zijn.Het programma van die dag omvatte de rap-portering over het werk van een zestal com-missies. Als eerste gaf de heer H. van Koteneen overzicht van het werk van commissieA20 'Dynamische problemen in de bouw'.Deze commissie werd drie jaar geleden op-gericht en heeft haar rapport bijna afgerond.Daarin zullen richtlijnen verstrekt wordenvoor dynamische berekeningen. Er wordt eendrietal soorten van belastingen beschouwd,nl. periodieke belastingen, random belastin-gen en stoten. Men tracht nu na te gaan watde responsie van een ??n-massaveersysteemis op de drie genoemde belastingsoorten.Door andere constructie-elementen ook toteen ??n-massaveersysteem te schematise-ren, tracht men dit g.ebied te doorgronden. Erzijn echter enkele moeilijkheden opgetredenin de verwerking van willekeurig vari?rendebelastingen. De wiskundige benadering hier-van is tamelijk gecompliceerd, terwijl dezematerie moeilijk toegankelijk te maken isvoor een fysische voorstellingswijze. Dezemoeilijkheden hebben vertragend gewerkt,maar de rapporteur kon meedelen dat zijthans zijn overwonnen.Ir.G. H. van Boom en ir. A. K. de Groot rappor-teerden voor de commissie A17 'Veiligheid'.Het beschouwde onderwerp was stabiliteit,die in de bestaande betonvoorschriften nietals een zelfstandig begrip wordt gehanteerd.224Deze stabiliteit werd vroeger ook niet alseen probleem beschouwd. De gebouwen wa-ren nog uitgerust met trappen van gewapendbeton of zware gemetselde muren. Sindsdienis er in de opvattingen wel het een en anderveranderd. Bovendien worden de gebouwensteeds hoger en is er een toenemend ge-bruik van geprefabriceerd beton. Dit zijnkele oorzaken waarom de stabiliteit als pro-bleem thans wel op de voorgrond staat.In het afgelopen jaar heeft de commissie zichdaarom, op verzoek van de GBV-commissie,bezig gehouden met de bestudering van ver-schillende GBV-hoofdstukken waarin de sta-biliteit een rol speelt. In het kader van devoorlichting over de achtergronden van denieuwe betonvoorschriften, zal deze voor-dracht over enkele maanden in Cement wor-den g.epubliceerd.Na de lunchpauze werd het woord gevoerddoor Ir, C. F.Etienne, die sprak namens decommissie B4 'Betonstaal', Deze ging ondermeer in op een litteratuurstudie die verrichtwerd om na te gaan of spannlnqscorroslealleen een theoretisch probleem is of datmen er in de praktijk terdege rekening meemoet houden. Aan de hand van de resultatenvan deze studie kan men besluiten of verderonderzoek gewenst is. Er zijn in totaal 63gevallen geconstateerd waar bezwijken zijnoorzaak vond in corrosie van het voorspan-staal. In 65% van die gevallen trad corrosieop binnen het eerste levensjaar van de con-structie.De oorzaken waren velerlei: bij 20 van degevallen waren zij te wijten aan het staal, in15 ten gevolge van het beton, in 9 van degevallen moest de oorzaak gezocht wordenin het milieu. Ofschoon in de genoemde ge-vallen ook andere oorzaken een rol speel-den, was hiervan zeer duidelijk sprake in 9van de gevallen, terwijl 10 maal geen bevre-digende oorzaak van het bezwijken kon wor-den vastgesteld. Samenvattend stelde ir.Etienne dat het optreden van spanningscor-rosie moet worden toegeschreven aan het telaat injecteren van de voorspankabels, aante geringe of te poreuze injectiemortel. Ver-der speelt het milieu een grote rol, vooral inhet geval van chloriden, alsook de gevoelig-heid van het staal. De bestudeerde gevallenwaren ontnomen aan het tijdsbestek van delaatste 15 jaar.Ir. P.H.Deibel, voorzitter van commissie A22'Schuifspanning in hoogwaardig beton'be-richtte over een onderzoek naar de verhou-ding splijtsterkte en druksterkte bij hoog-waardig beton. De betrekkingen, geblekenuit de korteduur proeven, zijn geheel volgensde verwachtingen, namelijk zoals zij destijdsreeds in CUR-rapport 23 zijn aangegeven.Het ziet er naar uit dat de resultaten van delangeduur proeven, die nog niet beschikbaarzijn, hierin geen verandering zullen brengen.Meer revolutionair waren de bevindingen vande commissie C1 'Onderzoek naar het nuttigeffect van lassen in en haken aan wapenings-staal', waarvoor ir. M. Dragosavi? verslag uit-bracht. Uit de onderzoekingen is namelijkgebleken dat het toepassen van haken aangeribd betonstaal geen enkele zin heeft, zo-dat de aftrek van de verankeringslengte diede GBV 1962 toestaat niet gerechtvaardigdis. Verder bleek de verankeringskracht sterkafhankelijk te zijn (zowel bij rechte stavenals bij staven met haken) van de verhoudingdwarskracht-moment, de wijze van oplegginge.d., terwijl de inde GBV 1962 gegeven aan-hechtspanningen gebaseerd zijn op de on-gunstigste combinaties. Dit zou betekenendat in bepaalde gevallen met een kleinereverankeringslengte kan worden volstaan danthans wordt ge?ist.Als laatste bracht de heer C. Souwerbren.verslag uit voor de commissie B6 'Onder-zoek van injectleproblernen'. Deze ging on-der meer in op de praktijkproeven die geno-men zijn met het injecteren van verticalekabelkanalen. Gebleken is onder meer datgebreken altijd terug te voeren zijn op water-afscheiding in de injectiemortel, als gevolgvan snelheid, maalfijnheid, bleedingcapaci-telt, enz. De in het CUR-rapport 27 aanbevo-len mengsels zijn reeds lang achterhaald. Erwordt geen tras meer toegepast, wel injectie-hulpstoffen die de bleedinqcapaclteit vergro-ten. De punten waarop men tijdens het injec-teren van verttcalekabelkanalen, dat vanafde onderzijde gebeurt, acht dient te slaanbetreffen het voorkomen van gaten op wille-keurige plaatsen in het kanaal en van devorming van een waterlens aan de boven-zijde. Wat het laatste punt betreft heeft decommissie proeven genomen met trechtersdie via het ontluchtingsgat door de veranke-ring worden gestoken, waardoor de injectie-mortel een overhoogte kan worden gegeven.Op deze wijze kan zo'n waterlens wordenvoorkomen. Helaas beschikken nietalle voor-spansystemen over een ontluchting door deverankering.M.G.P.NelissenHieruit blijkt dat bij een lichtere vloercon-structie wel meer gehoord wordt, maar datde hinder (natuurlijk een gevoelsmatige fac-tor) maar weinig toeneemt.is, onder andere in de modelbouwverorde-ning. Dat een beperking wel degelijk moge-lijk is, bleek uit het door hem aangehaalde(West-Duitse) voorbeeld van een compres-sorinstallatie waarbij door afscherrning meteen tent en een knaldemper een reductievan 13 dB kon worden bereikt.Ir.J.E.Kruisheer en ir.E.O.Houtsma hieldeneen inleiding bij het rapport: 'De standaard-meetmethode voor de burgerlijke en utili-teitsbouw'.In deze publikatie is de standaardisatie om-schreven van het 'uittrekken van hoeveel-heden' ten behoeve van de begroting, deinkoop en dergelijke.Ir.P.Euser hield een lezing over het onder-werp: 'Keuze van gevel- en dakconstructiesin verband met de bezonning'.Men heeft, om deze keuze te vergemakke-lijken een computerprogramma ontwikkeld,waarmee men de thermische eigenschappenvan bijna iedere constructie kan bepalen.De hiervoor benodigde invoergegevens kande vragensteller invullen op een gestan-daardiseerd formulier, waarna men binnenenkele weken antwoord ontvangt omtrenthet thermisch gedrag van de constructie.IrJ.v.Colijn besloot deze interessante dagmet een betoog over 'Materieelperspectie-ven en het Nederlands Adviesinstituut voorbouwmachines (ABOMA)'. Hij schetste daar-in onder meer de grote mogelijkheden dieer nog open liggen op het gebied van deverbetering van bouwmaterteel. speciaalmet betrekking tot het verhogen van deveiligheid, de vochtwering, de smering ende vermindering van het onderhoud.Deze standaardisatie is noodzakelijk om inde huidige gecompliceerde bouwwereldwaarin steeds meer partijen bij de voorbe-reiding van een bouw betrokken zijn, ieder-een 'dezelfde taal' te laten spreken.Het boekje omvat 33 hoofdstukken die alledezelfde indeling hebben: algemeen; spe-cificatie; meting; bijzondere regels.Ir.Colijn besloot met een krachtig pleidooivoor het doorwerken in de winter, waarvoorzijns inziens drastische maatregelen getrof-fen dienen te worden. Daarbij haalde hijvoorbeelden aan uit de Zweedse bouwprak-tijk (waar men overigens geen premie voordoorwerken kent) zoals: elektrische verwar-ming van handschoenen en veiligheids-schoenen met behulp van in de werkkledingmeegedragen batterijen, het voorverwarmenvan bouwmachines en het ijsvrij maken vande bouwplaats met behulp van stoomlansen.WJ. den HartogVervolgens behandelden ir.H.E. den Hamerende heer C.PVerschuren het onderwerp'Torenkranen', eveneens naar aanleiding vaneen zojuist verschenen rapport.Het doel van het desbetreffende onderzoekwas het opstellen van richtlijnen voor tech-nische gegevens van torenkranen ten eindeeen goede onderlinge vergelijking mogelijkte maken. Bovendien heeft men gegevensverzameld omtrent in Nederland verkrijg-bare torenkranen.Het was gebleken dat de door de fabriekopgegeven hijstijd vaak tot 30% afweek vanop de bouwplaats gemeten tijden.Dat de keuze van het juiste hijsmaterieelbelangrijk mag worden geacht blijkt uit hetfeit dat 30% van de man-uren voor eenbouwwerk besteed wordt aan transport.De heer Verschuren deed dan ook de aan-beveling om soortgelijke onderzoekingen tedoen voor bouwliften.3%8%9%hinder doorgeluiden14%33%50%hoortgeluidenvloer490 kg/m2410 kg/m2300 kg/m2Uit onderzoekingen voor de tweede publi-katie, die betrekking heeft op contactge-luiden in de woningbouw, is gebleken datde gemeten geluiddoorlatendheid van eenzware vloer (500 kg/m 2) eigenlijk in depraktijk veel minder hinder oplevert danmen op grond van de gevonden 'slechte'index zou vermoeden.Interessant was de tabel die prof.de Langeter illustratie van deze tendens toonde endie was samengesteld aan de hand van uit-komsten van een onder flatbewoners ge-houden enqu?te:Technische dagvan de StichtingBouwresearchProf.ir.P.A. de Lange begon zijn voordracht'Geluidhinder' met een opmerkelijk citaat:'Er is ons iets vreselijks overkomen toen weop weg waren naar de jaren zeventig: wezijn verstrikt geraakt in een gevaarlijk netvan lawaai. Of het nu optreedt in plotselingeharde stoten ofwel als een voortdurendgroot geluidsvolume, lawaai is een ernstigebedreiging voor ons aller gezondheid. Endaar het maar steeds toeneemt, moet hetnu worden erkend als een plaag die epide-mische afmetingen heeft bereikt'.Hij leidde twee nieuwe rapporten van deStichting Bouwresearch in, te weten 'Bouw-lawaai' en 'Zware vloeren en isolatie tegenloopgeluiden'.Naar aanleiding van de eerste stelde hij datde wettelijke basis voor het paal en perkstellen aan het bouwlawaai reeds aanwezig. Op 15 april j.1. werd in het Jaarbeurscon-grescentrum te Utrecht onder grote be-langstelling de researchdag van de StichtingBouwresearch gehouden. De lezingen opdeze dag, waarvan enkele in het hiernavolgende kort zullen worden behandeld,waren grotendeels inleidingen bij zojuistverschenen of binnenkort verschijnende rap-porten.Cement XXII (1970) nr. 5 225
Reacties