17e CUR-dagScheveningen,12 maart 1969Op 12 maart jl. kwam de Commissie voorUitvoering Research, onderdeel van de Be-tonvereniging, voor de jaarlijkse CUR-dag inhet Kurhaus te Scheveningen bijeen.Namens het dagelijks bestuur van de Stich-ting Cement Centrale voor Nederland, ver-welkomde de heer G.P. van Loon alle aan-wezigen, ruim 200 in getal, met name deCUR-leden, die daadwerkelijk aan de beton-research in dit verband verricht, deelnemen,voorts de verschillende hoogleraren van deTechnische Hogescholen van Delft en Eind-hoven en de vertegenwoordigers van be-vriende organisaties, die deze dag als be-langstellenden bijwoonden.De samenwerking van de cementindustrie?nvan Nederland, Duitsland en Belgi?, die des-tijds een fonds hebben gesticht om hetspeurwerk op betongebied in CUR-verbandmogelijk te maken, was aanleiding voor deheer Van Loon om de aanwezigen er op tewijzen dat de eenwording van Europa veelmeer dan een kwestie op hoog ministerieelniveau, in handen ligt van mensen zoals opdeze dag verenigd. Ook al is er sprake vaneen voorsprong van de U.S.A. op weten-schappelijk gebied, dit houdt geenszins indat er in Europa minder intellect aanwezigzou zijn. Door bundeling van krachten hooptde spreker dat de wegen gevonden zullenworden om hetgeen verricht is, effici?nter uitte dragen en te benutten.De heer Van Loon toonde zich voorts ver-heugd over het grote aantal rapporten datthans bijna gereed gekomen is.Ten einde mogelijke misverstanden te ver-mijden bracht hij de enkele maanden gele-den door de Nederlandse Cementindustrieopgerichte Stichting Betonresearch ter spra-ke, en wees erop dat hiermee in geen gevalbedoeld is het CUR-werk concurrentie aante doen, maar dat het werk van deze stich-ting meer gezien moet worden als een aan-vulling van hetgeen thans wordt gedaan.Ten slotte meende de voorzitter van de CCNdat er ten aanzien van het CUR-onderzoekbehoefte is aan het uitzetten van een koersop langere termijn, ten einde tijdig de beno-digde gelden te kunnen reserveren. Dit acht-te hij van groot belang met het oog op decontinuering van de research.De voorzitter van de CUR, ir.C.J.Louw, her-dacht met enige ogenblikken stilte ir.W.P.Goedhart, lid van Commissie C9, die eenjaar geleden bij een ongeval om het levenkwam. Vervolgens gaf hij een opsommingvan de resultaten van het afgelopen jaar,zijnde een drietal gereedgekomen rapporten,alsmede een uitgebreide serie waarvan deverschijning in de loop van dit jaar tegemoetmag worden gezien.In dit verband is het nuttig om de kritischekanttekening die de voorzitter vorig jaarmaakte, nog eens in herinnering te brengen.Hij onderstreepte toen het belang van eenvroegtijdige rapportering, omdat praktischgericht onderzoek per definitie inhoudt dataan de resultaten zo spoedig mogelijk eenbredere verspreiding wordt gegeven.Alvorens enigszins uitvoeriger in te gaan openkele punten van het jaarverslag, zij aller-eerst de aandacht gevestigd op de persoon-lijke wijze waarop de voorzitter de wellichtte opgewekte voldoening over hetgeen in??n ?aar CUR-research tot stand gebrachtwerd, wenste te relativeren.Ir.Louw stelde namelijk dat in het afgelopen?aar f 659 000,-- aan betonresearch in CUR-verband werd besteed. Voegt men daar hetgekapitaliseerde betononderzoek in anderverband aan toe, alsmede het aantal man-uren dat voor deze research werd uitgetrok-ken, dan zal het totaal bestede bedrag ca.2 miljoen gulden bedragen. Indien men ech-ter bedenkt dat per jaar ongeveer 12 miljoenm3beton verwerkt wordt, d.w.z. voor een be-drag van 2,5 miljard gulden, dan blijkt datvoor onderzoek nog geen 1 promille van deomzet wordt uitgetrokken. Min of meer alseen grapje bedoeld, maar toch wel sprekendis de vergelijking dat de ca. 80000 personenwerkzaam in de betonbouw, gezamenlijk perjaar in hun werktijd voor 8 miljoen aan kop-jes koffie drinken, d.w.z. voor een bedragdat 8 maal hoger ?s dan de beschikbarefondsen voor het CUR-onderzoek. Ir.Louwwaarschuwde daarom voor de gevaren dieschuilen in een te krap gefinancierde aan-pak van onderzoekingswerk. Bekend /'s devoortvarendheid waarmee chemische indu-strie?n zoeken naar mogelijkheden om op debouwmarkt een steeds grotere plaats te ver-overen.Als daar tegenover geen intensief, op bredeschaal ontwikkeld betononderzoek gesteldwordt, zullen onze kleinkinderen niet meerweten wat beton is, stelde ir.Louw schert-send vast.Op de CUR-dag verschenen drie rapportenin druk, waarop nog wordt teruggekomen,terwijl in de loop van het jaar nog een zeven-tal andere beschikbaar zullen komen. Ookde binnenkort gepresenteerde herzieningvan het Normblad N3051: 'Mechanisch ver-dichten van beton' kan als een vrucht be-schouwd worden van de gelijknamige stu-diecommissie B1.E?n commissie werd in het afgelopen jaaropgeheven; een tweetal nieuwe commissieswerd ingesteld, te weten:Commissie A22: 'Schuifspanning in hoog-waardig beton', die haar aandacht moet rich-ten op de wijze waarop de toelaatbareschuifspanningen, zoals voorgeschreven inde GBV 1962 ge?xtrapoleerd kunnen wordenbij constructiedelen die van een hogere be-tonklasse dan 300 zijn vervaardigd.Commissie B15: 'Het optimaal samenstellenvan beton'. Hierbij is de aandacht vooral ge-richt op het inventariseren van theorie?n,c.q. methoden voor het samenstellen vanbetonspecie, waarmee een optimale combi-natie van gewenste eigenschappen van despecie en van het verharde beton kan wor-den bereikt. In samenhang daarmee dienende regels en voorschriften op dit gebied teworden ge?nventariseerd. De belangrijkstestrekking van dit werk is om na te gaan ofde GBV, betreffende gradering en samen-stelling, aanvulling en/of wijziging behoeften in hoeverre de GBV een belemmeringvormt voor het nuttig gebruik van gebrokengrind en het toepassen van discontinue gra-deringen.In totaal komt het aantal werkende studie-commissies daarmee op 41. Bij de financie-ring van het onderzoek wordt van verschil-lende zijden bijgedragen aan de door deStichting Cement Centrale Nederland terbeschikking gestelde fondsen. De onder-zoekingen geschieden voornamelijk bij hetInstituut TNO voor Bouwmaterialen enBouwconstructies; daarnaast wordt ook on-derzoek verricht aan het T.H.-Stevinlabora-torium en het Laboratorium Magnel van deRijksuniversiteit Gent (Belgi?) en enkele an-dere laboratoria en bedrijven.Door vele commissies en met name dank zijde medewerking van TNO-IBBC, is veelenergie en tijd besteed om tot bruikbare re-sultaten te komen die in overeenstemmingzijn met het gestelde doel van de CUR, na-melijk de betontechniek in Nederland te be-vorderen. Hieronder valt tevens te memore-ren dat veel werk verzet wordt voor studiesten behoeve van de komende herziening vande Gewapend-Betonvoorschriften, hetgeenop dit moment nog niet naar buiten treedt.In het algemeen tot verrassing van de insi-ders, waartoe de medewerkers uit het be-drijfsleven en andere leden van de Betonver-eniging gerekend kunnen worden, blijkt datniet iedereen werkzaam in de bouwnijverheidop de hoogte is van de in de rapporten be-schikbare resultaten van onderzoek, dieuiteraard van verschillende aard en prak-tisch gehalte zijn.(vervolg op blz. 136)Cement XXI (1969) nr. 4 133fig. 10Indien er veel verlopen palen zijn, blijkt dikwijls, dat de palen dezelfde kant uit verlopen zijn.Misschien is dit afhankelijk van de stand van de stelling. In dit geval kan de totale H-kracht,die naar de kern gebracht wordt, aanzienlijk zijn.In het voorbeeld op blz. 135 (2e alinea) zijn aan bedoelde kant van de kern palen die totaal9 X 10 X 50 = 4500 tf dragen. Is de gemiddelde excentriciteit van de palen 1 cm, dan is deH-kracht bij de kern in de vloer van de eerste verdieping.0,6 . || = 9,6 tf.Het loont in elk geval de moeite om na te gaan wat het gemiddelde verloop van de palenin de langsrichting is.De H-kracht, die uit deze controle volgt moet opgeteld worden bij de H-kracht aangegevenop blz. 134 onder punt 5.In het bovenstaande zijn wij ervan uitgegaan dat:a. voor de kniklengte van de wanden of kolommen aangehouden is de verdiepingshoogte h;b. de vloerelementen geheel vrij zijn opgelegd.Het is duidelijk dat er gevallen zijn waarbij de zaak gunstiger is. Het lijkt echter zeer moeilijkbij toepassing van prefab-elementen een oplegging te maken die wel inklemming geeft.Misschien is het mogelijk om dit te bereiken door uit de elementen lussen te laten steken(fig. 10).Prof.Kordina te Braunschweig en Prof.Franz te Karlsruhe hebben hierop onderzoekingenverricht. De Bouwresearchcommissie B7 Onderzoek verbindingen bij montagebouw' heefthierover contact met genoemde heren.Wij menen met het bovenstaande aangetoond te hebben dat het nodig is te rekenen naar dezwaarte van de koppelstaven in de langsvoegen tussen prefab-vloeren.Omdat, uitgaande van genoemde berekening, bovenin en ver van de kern koppelstaven 08mm voldoende zijn, wat minder blijkt dan normaal toegepast wordt, is de benodigde hoe-veelheid extra staal niet noemenswaardig. De veiligheid wordt wel belangrijk verhoogd.Wij menen, dat het gewenst is om in de voorschriften, bijv. de Richtlijnen Prefab Beton, ietsin deze geest op te nemen.vervolg van blz. 133(17e CUR-dag)Over de eerstdaags te verschijnen rapportenkan het volgende samengevat worden.De Commissie C13 die een onderzoek in-stelde naar de constructiedetails van voor-gespannen betonconstructies heeft medemet de informaties van talrijke bouwers eenrapport samengesteld (nr. 38) over 'Schade-gevallen bij voorgespannen beton'. In ditrapport zijn de ter kennis gebrachte voorge-komen gevallen van ondeugdelijk geblekenconstructies beschreven en geanalyseerd,en aan de hand van proeven geverifieerd.Het rapport behandelt voorts de verbeterdedetaillering, waardoor aan constructeurs demogelijkheid gegeven wordt om niet in de-zelfde 'fouten' te vervallen.Ten aanzien van het komende rapport overconstructiedetails van voorgespannen beton-constructies, berichtte de heer A.C. van Riel,die onder meer toonde welke goede over-eenkomst er bestond tussen de resultatenvan een beproefde oplegging van een metro-balk op ware grootte en van een gelijksoor-tig onderzoek aan de hand van een modelvan genoemde metro-balk schaal 1 : 5.De twee andere rapporten van de Commis-sie C13, nl. de rapporten nr. 39 en 40 zijn indruk.De enkele jaren geleden ingestelde Com-missie C9 'Spanningen in heipalen' kwam bijde bestudering van dit onderwerp tot deconclusie dat het zinvol was de inzichten uitde bestudering van de dynamische ver-schijnselen bij het heien, in twee afzonder-lijke rapporten onder te brengen. Prof.ir.N.Nanninga gaf een globaal overzicht van deinhoud van de te verwachten rapporten;Rapport Nr. 41, 'Aanbevelingen voor het ver-vaardigen en verwerken van geprefabriceer-de betonpalen'. Deze aanbevelingen zijndeels niet meer dan een neerslag van ver-worven ervaring en kennis, opgedaan metgangbare paalvormen en heimethoden. Aan-gezien ook de heitechniek een periode vanvoortdurende snelle ontwikkeling doormaakt,is het niet de bedoeling dat deze aanbeve-lingen worden gehanteerd als voorschriften,die wellicht al te remmend op die ontwikke-ling zouden werken.Rapport nr. 42 behandelt de spanningen inheipalen voor en tijdens het heien. Bij beton-nen heipalen kan scheurvorming ontstaanals gevolg van het heien of tijdens het trans-port. De optredende spanningen zijn doorberekeningen en metingen vast te stellen.Tijdens het heien ontstaan spanningsgolvenin de paal, waarbij de drukspanningen depaal inlopen, en na weerkaatsing aanhet vrije uiteinde omgezet worden in trek-spanningen. In dit rapport worden grafiekengegeven waaruit de maximale drukspannin-gen kunnen worden bepaald, afhankelijk vanhet toegepaste heiblok en de mutsvulling.Uit de maximale drukspanning kan bij eengegeven paallengte worden geschat hoegroot de maximale trekspanningen zullenworden. Op deze wijze is vast te stellen ofhet gekozen heiblok zwaar genoeg is omschade aan de heipalen tijdens het heien tevoorkomen.Uit de spanningsgolf in de paal is te bereke-nen hoeveel zakking verwacht kan wordenals de tegendruk van de grond bekend is.Uit de berekende spanningsgolf is de zak-king en een heiformule afgeleid.De versnellingen die optreden bij een hei-slag zijn berekend. Hiermee is aan te gevenaan welke belastingen de constructie vanheiblok en muts worden onderworpen.Een andere belasting van heipalen is hettransport. Uit proeven tijdens het vervoer opeen auto is een stootco?ffici?nt afgeleid.Enkele resultaten van proeven tijdens hettransport zijn aan het rapport toegevoegd.Ook hieruit is een stootco?ffici?nt bepaald.Met deze proefresultaten is aan te geven inwelke gevallen bijzondere maatregelen tij-dens het transport dienen te worden geno-men.Op andere rapporten die tijdens de CUR-dag werden uitgebracht, zal nog nader inCement worden teruggekomen.Cement XXI (1969) nr.4 136
Reacties