16e CUR-dag's-Gravenhage,5 maart 1968De jaarlijkse CUR-dag speelde zich ditmaal af in een omgeving die voor deze manifestatieenigszins ongewoon is. In tegenstelling tot de oude praal van het Kurhaus en de watinternationaal getinte sfeer van het Amsterdamse Hilton Hotel in de voorgaande jaren,verkoos men nu de utilitaire en sobere zijvleugel van het Nederlands Congresgebouw in's-Gravenhage, die reeds enige tijd in gebruik is genomen, in tegenstelling tot de rest dateerst tegen het einde van dit jaar voltooid moet zijn.De sobere omgeving is eigenlijk kenmerkend voor het CUR-werk, dat zich in het verborgeneafspeelt, ofschoon de bouwtechniek in Nederland, ja zelfs in internationaal verband, hiermeein hoge mate gediend wordt.Inmiddels heeft ook het traditionele dagschema een verandering ondergaan. In de plaats vanhet gebruikelijke veelkleurige palet van talloze beknopte jaarverslagen, besloot het bestuurmet ingang van deze CUR-dag slechts een geselecteerd aantal mondelinge verslagen toe testaan, en wel door enkele commissies die interessante bijzonderheden van hun onderzoe-kingswerk hebben te rapporteren. Zij krijgen daarvoor ruimere tijd toegemeten, terwijl naaraanleiding van elk rapport de nodige discussie mogelijk is.Deze eerste keer stonden 8 rapporteurs op het programma.De opening van de 16e CUR-dag werd verricht door de voorzitter van de Stichting CementCentrale voor Nederland, de heer G.P. van Loon, die tot zijn voldoening constateerde dat debelangstelling voor deze dag blijkbaar elk jaar nog toeneemt. Hij verwelkomde alle aanwe-zigen, waaronder zich afgevaardigden van verschillende organisaties en buitenlandse gastenbevonden. Een speciaal woord van welkom richtte hij tot degenen die 'de spits van hetspeurwerk afbijten'. Deze laatsten hebben een belangrijk aandeel in de gestadige groei vanhet aantal commissies en de ontwikkeling van de research naar een steeds grotere ver-scheidenheid. Dit opmerkelijke enthousiasme contrasteert toch wel duidelijk met de achter-grond van onderwaardering voor speurwerk, waarvan zo dikwijls nog sprake is.De spreker vond het een felicitatie aan het adres van de CUR waard, dat zoveel leidendepersonen uit overheidskringen en het bedrijfsleven er aan meewerken, een uniek feit datop geen ander gebied wordt aangetroffen.Gezien het voorgaande constateerde de heer Van Loon dat het nuttige effect van het CUR-werk in een gezonde verhouding staat tot de financi?le offers die daarvoor moeten wordengebracht. Hij wenste alle speurwerkers veel succes toe voor het komende jaar.Vervolgens hield de voorzitter van de CUR, ir.C.J.Louw zijn jaarrede. Hij vond het verheu-gend dat zovelen van hun belangstelling en geestdrift blijk hebben gegeven. Niet alleen decommissieleden, maar ook de vele vertegenwoordigers van bevriende organisaties dragenhet CUR-werk blijkbaar een warm hart toe.Na dit welkomstwoord, verzocht hij enige ogenblikken van stilte te wijden aan drs.E.Roe-lofsen die in 1967 overleed. Deze was een van de weinige chemici die in CUR-verband aanhet onderzoekingswerk deelnemen. Dat hij er niet meer is, wordt in deze kring diep gevoeld.Vervolgens gaf de voorzitter een kort overzicht van de stand van zaken. Er blijken thans 40commissies werkzaam te zijn, waarvan er twee in het afgelopen jaar werden ingesteld. Deinspanningen van 1967 komen onder meer tot uiting in een tweetal nieuwe rapporten die debestaande reeks tot 36 stuks vergroten.Ir.Louw verheelde niet dat naar zijn mening te weinig van het onderzoekingswerk aan deopenbaarheid wordt prijsgegeven. Hij rekende voor dat de vele onderzoekingscommissies inCUR-verband gedurende de 16 jaren dat het betononderzoek op deze wijze wordt geco?rdi-neerd, equivalent is aan in totaal 400 commissiejaren. Dit betekent dat in doorsnee geno-men eik rapport het tastbare resultaat is van 10 jaren commissie-arbeid. Ook al moge dekwaliteit van deze rapporten van hoog gehalte zijn, de kwantiteit van uitgebrachte resultatenachtte hij te gering. De voorziter was van mening dat een onderzoek sneller afgerond moetkunnen worden. Het is in vele gevallen aan te bevelen om zichzelf kleinere opdrachten testellen, ten einde de praktiserende technicus niet jaren lang te onthouden waaraan zodringend behoefte bestaat. Hij achtte een tijd van 4-6 jaren voldoende om een onderzoe-kingsopdracht met een definitief rapport af te sluiten.Men dient bij dit alles in het oog te houden dat het onderzoek praktisch gericht dient te zijnen niet mag 'ontaarden' in een 'l'art pour l'art'. Hier ligt vooral een taak voor de commissie-voorzitters om daarop toe te zien.Ook al is echter een rationele opzet van het speurwerk van groot belang, dit sluit niet uitdat een onderzoek aan betekenis wint wanneer men zichzelf 'de speelsheid van de fantasie'toestaat.Na deze opwekking gaf de voorzitter vervolgens het woord aan de rapporteurs van de8 geselecteerde commissies. In chronologische volgorde werd rapport uitgebracht door:ir.B.W.van der Vlugt (A20) 'Dynamische problemen in de bouw' (korte uiteenzetting van dedoelstellingen van de in 1967 ingestelde commissie); ir.Th.Monnier (A19) 'Statisch onbepaal-de constructies voor skeletten en doorgaande balken'; ir.H.A.P. van Roosmalen (A17) 'Sta-biliteit'; ir.J.G.Wiebenga (B3) 'Niet-destructief onderzoek van beton'; W.F.Evers (C14) 'Voe-gen'; dr.ir.E.M.M.O.Ni?l (B10) 'Onderzoek naar de invloed van krimp van cement op beton';?r.P.C.Kreijger (B7) 'Onderzoek van technologische invloeden op de scheurvorming in beton';ir.A.S.G.Bruggeling (C11) 'Voorgespannen betonverharding'.In de eerstvolgende nummers van Cement zullen de uitgebrachte rapporten alle in extensoworden gepubliceerd.Ne.Cement XX (1968) nr. 4 135
Reacties