10 JAAR C.U.RFeestelijke herdenking van het 1 O-jarig bestaanDe Commissie voor Uitvoering van Research (C.U.R.) is in het voorjaar van 1952 opgericht als resultaatvan overleg tussen de cementproducenten, verenigd in de Stichting Cement-Centrale voor Nederland(C.C.N.), en de Betonvereniging (B.V.), met als doel het wetenschappelijk onderzoek op het gebied vanbeton te co?rdineren en de continu?teit daarvan te verzekeren.Dit jaar bestond de C.U.R. dus 10 jaar, hetgeen op 3 mei j.l. te Amsterdam feestelijk herdacht is.In de ochtenduren was er in de aula van het Koninklijk Instituut voor de Tropen een samenkomst van deleden {met hun dames) van de 33 onderzoekingscommissies, die door de C.U.R. zijn ingesteld.Als voorzitter van het dagelijks bestuur van de C.C.N, opende de heer J. M. Andr? de la Porte dezebijeenkomst. Na zijn welkomstwoord gaf hij een terugblik op het ontstaan van de C.U.R., waarna hijwoorden van dank en waardering richtte tot de leden van het C.U.R.-bestuur en van de onderzoekings-commissies, die door hun spontane en belangeloze medewerking het wetenschappelijk betononderzoek inons land op een bijna unieke wijze hebben ontwikkeld en bevorderd in het belang van de gehele bouw-nijverheid.Prof. dr. ir. A. M. Haas, sinds de oprichting voorzitter van de C.U.R., gaf in zijn voordracht 'Tien jaarbetonresearch' een overzicht van de opzet en de werkwijze van de C.U.R., die tot nu toe 24 C.U.R.-rapportenheeft uitgebracht. Naast deze publikaties ontstond er een nog steeds groeiende samenwerking tussen speur-werkers en technici, tussen theoretici en ingenieurs uit de praktijk van het bouwen, waardoor groepen vantechnici meer research-minded gemaakt zijn en meer vertrouwd raakten met het hanteren en toepassenvan speurwerkresultaten. Niet alleen bij de totstandkoming van het ontwerp van de nieuwe Nederlandse'Gewapend-Beton-Voorschriften' maar ook bij het opstellen van de Europese 'Richtlijnen van het Comit?Europ?en du B?ton' hebben de door de C.U.R. bereikte resultaten waardevolle bijdragen kunnen vormen.Op grond van deze en dergelijke feiten kan men de verwachtingen over de toekomst van het wetenschap-pelijk betononderzoek in Nederland hoog gespannen houden.Daar deze bijeenkomst geen herhaling moest worden van de jaarlijkse 'Researchdagen' waren tweesprekers uitgenodigd en bereid gevonden om twee bijzondere onderwerpen te behandelen.foto's: W. L. J. Consenheim / N. F. P. Stevens & MagielsenDe Leidse hoogleraar in de wijsbegeerte, prof. dr. mr. C. A. van Peursen, sprakover 'Het experimentele karakter van de menselijke waarneming' en behandeldedaarbij onder meer de oneindigheid van de menselijke waarnemingswereld, het zienvan de dingen als een bewegingsgebeuren en in hun onderlinge samenhang, de pro-jectie van de waarneming in het instrument, de 'expressie' van de dingen, de 'keuze'bij de waarneming en de vergroting van de waarneming in het experiment.De Delftse hoogleraar in de natuurkunde, prof. dr. J. A. Prins, belichtte in zijnvoordracht 'De atoomfysica als idealiserende materiaalkunde' hoe men vanuit deatoomfysica, in casu de elektronenbezetting van de ruim 100 elementen, allerleiverschijnselen en eigenschappen kan verklaren, zoals stroomgeleidbaarheid, hetmaken van alliages, ionenbinding, vorming van laag- en vezelkristallen, enz. Eenkorte film gaf voorbeelden van de door prof. Blaisse ontwikkelde methode voor hetaanschouwelijk maken van valentiebindingen en de daarbij voorkomende ver-schijnselen.In de middaguren was het genoemde gezelschap, aangevuld met ruim 400 genodig-den, aanwezig in de Amsterdamse Stadsschouwburg, waar de Nederlandse Opera eenspeciale opvoering gaf van Johann Strauss' operette 'Die Fledermaus'.foto links : . . . samenkomst van de leden (met hun dames) van de 33 onderzoekingscommissies, die doorde C.U.R. zijn ingesteld, in de Aula van bet Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam . . .foto boven: .. . C.U.R.-commissieleden en ruim 400 genodigden (met hun dames) in de AmsterdamseStadsschouwburg voor een speciale opvoering van 'Die Fledermaus' . . .foto's rechts (van boven naar beneden): de heren J. M. Andr? de la Porte, prof. dr. ir. A. M. Haas,prof. dr. mr. C . van Peursen en prof. dr. J. . Prins
Reacties