voor verticale wrijfhouten of van verticale wrijf-ijzers zijn voorzien, wel dekkingen toegepastvan 12 tot 15 cm, zonder dat zich bezwarenopenbaarden.Krimpscheuren in grote dekkingen behoevenniet te ontstaan; evenmin zal de dekking loskomen te zitten van het beton achter het wape-ningsstaal, indien ten minste de bekisting vandien aard is, dat zij gedurende het storten vanhet beton niet naar voren komt of merkbaar uit-buigt, waardoor de ,,dekking" de kist zal kunnenvolgen en het beton er achter door de wapeningmogelijk zal worden tegengehouden.Uiteraard moet het beton waterdicht zijn en tochniet te vet (krimpen!). Een hoeveelheid cementper m3gemaakt werk van 340 kg (wapenings-staal niet in het kubiek begrepen) is juist teachten. Het gebruik van cementsoorten welkeonder het binden meer warmte ontwikkelen dande normale, of welke om andere oorzaken hetbeton sterk doen krimpen, wordt ontraden.Laat v o o r a l n i e m a n d zich latenl e i d e n door de m e n i n g , dat bijde g r o t e b e t o n d e k k i n g e n eena c c u r a t e u i t v o e r i n g m i n d e r no-dig i s ! Voor lange, zware staven is de tole-rantie, ondanks de vergrote dekking, toch noggering!Bovenstaande beschouwingen zijn gegrond opuiteraard vrij beperkte ervaringen uit de ,,natte"waterbouwkunde. Het is, over het algemeen ge-sproken, in het belang van de betontechniek teachten, de beschikking te verkrijgen over zoveelmogelijk gegevens uit ervaring van anderen,niet alleen de ,,natte" waterbouwkunde betref-fende, maar ook de ,,droge" waterbouwkunde(viaducten, enz.) en de utiliteitsbouw.Laat een ieder, die op dat gebied iets heeft medete delen, zulks in dit blad doen! Mogelijk datdaarna de conclusie kan worden getrokken, datart. 13 der G.B.V., hetwelk betrekking heeft opde betondekking, wijziging behoeft ten eindegewapend-betonwerken op den langen duurmeer afdoende te vrijwaren voor beschadigingdoor verwering.Lucht als vijfde bestanddeel van beton (II),,air entraining agents"door J. LemIn het eerste deel van dit artikel1) is uiteengezet, datdoor de werking van de luchtbellet jes, die door toe-voeging van een ,,air entraining agent" in het betonworden gebracht en vastgehouden, de verwerkbaar-heid zodanig wordt verbeterd, dat belangrijk minderaanmaakwater aan het beton behoeft te worden toe-gevoegd. Terloops is reeds aangestipt, dat hierdoorhet ontmengen van vers beton sterk vermindert. Ditlaatste is niet alleen van groot belang bij het vervoer,doch ook bij het storten en verwerken van beton.dat bij het verwerken van zulk een beton het ver-harde beton eveneens homogeen zal zijn en dusgeen zwakke plekken als gevolg van zand- en grind-nesten zal vertonen. Dezelfde vastheden, die even-tueel gemaakte proefcubi opleveren, zullen alle onder-delen van het gemaakte beton ook bezitten.Daar in beton, waaraan een ,,air entraining agent" istoegevoegd, de ontstane luchtblaasjes alle los vanelkaar zitten en geen capillair systeem vormen, is ditbeton veel beter bestand tegen weersinvloeden enfig. 5. beton zonder toevoeging fig. 6. beton met een ,,air entraining agent"In de figuren 5 en 6 is schematisch aangegeven, hoebeton, dat op een werkvloer wordt gestort, zich tijdenshet uiteenvloeien gedraagt, wanneer het:a. niet plastisch en slecht verwerkbaar is (fig. 5), enb. goed plastisch is en met weinig water is aange-maakt (fig. 6).In fig. 5 zijn vier z?nes te onderscheiden:A = het gestorte en zich ontmengende beton;B = plaats met meer grind en minder fijne mortel;C = plaats met bijna uitsluitend fijn materiaal;D = zich afscheidende cementlijm.In fig. 6 is van ontmengen geen sprake; het betonheeft overal dezelfde samenstelling. Het is duidelijk,1) Zie ,,Cement", No. 11--12, blz. 233--237.ondervindt het vooral van de zo schadelijke afwisse-lende werking van vorst en dooi nog slechts geringeinwerking. Immers het beton wordt door deze af-wisselende inwerking slechts d?n niet beschadigd, alszijn pori?n bij het bevriezen vrij van water zijn.Beton neemt alleen water op, als er een capillairpori?nsysteem aanwezig is. Een dergelijke pori?n-systeem ontstaat in beton tengevolge van de aan-wezigheid van de overmaat water, welke bij de ver-harding niet chemisch wordt gebonden en alleen voorde verwerking en het transport moest worden toege-voegd. Maakt men nu beton met zo weinig mogelijkaanmaakwater en tevens onder toevoeging van een,,air entraining agent", dan bezit dit beton een struc-tuur met werkelijk alleen de onvermijdelijke pori?n,die voor het grootste deel zelfs niet capillair werken,261daar de luchtblaasjes de capillaire kanaaltjes onder-breken. Bij bevriezen kan de geringe hoeveelheidwater in de nog aanwezige capillaire kanaaltjes zichbij omzetting in ijs uitzetten in de luchtblaasjes, zon-der dat gevaarlijke inwendige spanningen optreden,die het beton zouden kunnen beschadigen.Het spreekt vanzelf, dat een dergelijk beton een ver-hoogde waterdichtheid bezit; ook voor water dat onderdruk staat. Hierdoor is het tevens beter bestand tegenagressief water zoals sulfaathoudend water, zeewater,gedestilleerd water. enz.In het algemeen kan dus worden gezegd, dat er eenbeton ontstaat van betere kwaliteit. Een bijkomendeomstandigheid is tevens nog, dat men, met dezelfdehoeveelheden grondstoffen, een grotere opbrengst aanbeton krijgt bij toepassing van een ,,air entrainingagent". Immers, door de ingebrachte luchtblaasjeswordt door dit beton een groter volume ingenomendan zonder de aanwezigheid van deze luchtblaasjes.Weliswaar wordt hierdoor ook het cementgehalte perm3beton iets geringer. Indien men echter het ,,airentraining agent" op de juiste manier toepast, behoeftdit laatste de vastheden van het beton practisch niette be?nvloeden.Waarop moet nu brj gebruik van een,,air entraining agent" worden gelet?Het is goed om hier op de eerste plaats te vermelden,dat alle tot nu toe bekende ,,air entraining agents"een geringe nadelige invloed op de vastheden vanbeton hebben. Echter moet hier achter direct volgen,dat door de secundaire werking van deze stoffen, n.l.die waardoor de hoeveelheid aanmaakwater kan wor-den verminderd, de ,,winst" aan vastheid het ,,verlies"tengevolge van hun directe inwerking, compenseerten soms overtreft.Een vooruitgang in de vastheden zal men vooral con-stateren bij mager beton, dat zonder toevoeging vaneen ,,air entraining agent" slecht verwerkbaar is,doch dat de hoeveelheid aanmaakwater bij gebruikhiervan aanzienlijk kan verminderen.Een achteruitgang in de vastheden zal zich voordoenbij een vet, cementrijk beton, dat toch reeds goedverwerkbaar is en waar, bij toevoeging van een ,,airentraining agent", niet veel meer op het aanmaak-water kan worden ,,bespaard".Het is dus in alle gevallen noodzakelijk, steeds zoweinig mogelijk ,,air entraining agent" toe te voegen.Men moet hiervan echter ook voldoende gebruikenom iets van zijn werking te kunnen bespeuren.Uit talloze proeven is nu gebleken, dat de beste resul-taten worden bereikt bij een dusdanige toevoeging,dat een luchthoeveelheid van 3 tot 5% in het betonwordt verkregen. Hierbij dient te worden opgemerkt,dat bij een mager beton 4--5 % en bij een vet beton3--4 % lucht het meest aanbevelenswaardig is. Gro-tere hoeveelheden werken ongunstig op de kwaliteitvan het beton. Vooral bij een vet beton doet zichdaarenboven de invloed van de vermeerdering vanhet betonvolume tengevolge van deze lucht sterkgelden op het cementgehalte per m3beton; men doetdus goed door een evenredige vermindering van hetzand- en/of grindgehalte deze volumevermeerderingte compenseren.Onderstaande tabel geeft een globaal inzicht op deinvloed, die een toevoeging van een ,,air entrainingagent" heeft op de watervermindering en de vast-heden van beton bij toepassing van verschillende hoe-veelheden cement bij gelijk blijvende verwerkbaar-heid van het beton.cement-hoeveelheidin kgper m3betonverminderingvan het aan-maakwaterin %verhoging ( + )ofverlaging (--)der vasthedenin %300250325350400252015105+ 15+ 8ca 0-- 8--15262Een cementrijk beton vergt een grotere toegift aan,,air entraining agent" om dezelfde luchthoeveelheidte verkrijgen dan een cementarm beton. Dit verklaartook het teruglopen der vastheden bij toepassing ervanop cementrijke mengsels.Zoals boven reeds werd aangehaald, moet de hoeveel-heid aanwezige lucht in het verse beton ca 3 tot 5 %bedragen.Hoe wordt de luchthoeveelheid gecontroleerd?De eerst ontwikkelde methode is beschreven in dez.g. A.S.T.M.-Specifications 138--44 en berust ophet principe van weging van een bepaald volume versbeton en vergelijking van dit gewicht met de theore-tische waarde ervan.De nauwkeurigheid is dus sterk afhankelijk van dejuiste bepaling van vochtgehalte, soortgelijke ge-wichten van de gebruikte materialen en de wegingenvan het beton. Deze methode is voor een bouwwerkveel te omslachtig en daar practisch niet uitvoerbaar.Op het ogenblik zijn er vrij eenvoudige toestellen inde handel, die berusten op het principe van de samen-drukbaarheid van lucht en dientengevolge op de me-ting van de volumevermindering van de ingeslotenlucht bij verhoging van de druk op een bekendewaarde (Wet van Boyle voor gassen). Zie fig. 7.fig. 7. toestel voor meting van hetluohtvoiume in betonEen dergelijk toestel bestaat uit een stevig vat, datmet het te onderzoeken beton wordt gevuld en meteen conisch verlopend deksel wordt gesloten. Deruimte boven het beton wordt met water tot eenbepaalde hoogte gevuld, waarbij men de stand ervanop een peilglas kan aflezen. Daarna wordt het vatluchtdicht gesloten en zoveel lucht in het vat gepomptdoor middel van een eenvoudig handpompje, dat de opeen manometer afleesbare druk een bepaalde waardeheeft bereikt. Het waterniveau, dat als gevolg van dein het beton samengedrukte lucht hierbij is gedaald,kan worden gecontroleerd op het peilglas, dat een ver-deling bezit, waarop direct procenten lucht kunnenworden afgelezen.Zoals reeds eerder werd vermeld, is de door- een be-paalde aan beton toegevoegde hoeveelheid ,,air en-training agent" ontwikkelde lucht afhankelijk van dehoeveelheid cement doch tevens ook van de aard dertoeslagstoffen. Werkt men met steeds dezelfde mate-rialen, dan is een veelvuldige controle van de in hetbeton aanwezige luchthoeveelheid niet nodig. Het isechter niet verantwoord, voor werken waarbij voorde betonvastheden bepaalde waarden worden vereist,een ,,air entraining agent" toe te passen zonder be-hoorlijke contr ?le op de ingesloten luchthoeveelheid.
Reacties