Kort verslag van de 8e Researchdag van de Commissievoor Uitvoering van Research (C.U.R.) op 26 januari 1960In zijn openingswoord wijst de voorzitter van de Commissie van Adviesvoor Research (C.A.R.), de heer j. M. Andr? de la Porte, op het feit,dat nu reeds de achtste jaarlijkse Researchdag wordt gehouden endat ook het aantal van 140 aanwezigen (de eerste Researchdag in 1952werd door 60 personen bijgewoond) de groei van dit belangrijkespeurwerk aantoont.Behalve de leden van de verschillende onderzoekingscommissies wor-den onder meer welkom geheten: vertegenwoordigers van de Neder-landse en buitenlandse cementindustrie en van de Beton-Aannemers-Bond, verscheidene hoogleraren van Nederlandse en Belgische Tech-nische Hogescholen en Universiteiten, de heer Y. S a i l l a r d (secretarisvan het Comit? Europ?en du B?ton), het bestuur van de Betonvereni-ging en vertegenwoordigers van de Bond van Fabrikanten van Beton-waren in Nederland. Terwijl er in 1952 met 11 commissies werdbegonnen zijn er momenteel 21 onderzoekingscommissies werkzaam,hetgeen eveneens wijst op de grote uitbreiding van de research-werkzaamheden.Spreker dankt ten s/otte de leden en secretarissen van de C.U.R.voor het vele werk, dat door hen ook in het voorgaande jaar is verricht.De voorzitter van de Commissie voor Uitvoering van Research, prof.dr. ir. A. M. Haas, noemt het jaar 1959 een 'jaar van vooruitgang',waarin het werk van de C.U.R. wederom geschraagd werd door tweebelangrijke pijlers, t.w. 'vrijwilligheid' en 'studiezin'.Er zijn twee nieuwe rapporten gereedgekomen, namelijk Nr. /7'Vibration problems in prestressed concrete' en Nr. 18 'Niet-destruc-tief onderzoek van beton, deel II'.Het eerstgenoemde rapport vermeldt niet alleen de resultaten van dedoor de commissie ingestelde onderzoekingen maar bevat vooral dedoor de commissie samengevatte fundamentele kennis betreffende detrillingsleer, de demping enz. Daar voor dit rapport ongetwijfeld ookin het buitenland grote belangstelling zal bestaan en om de versprei-ding van de verzamelde kennis zo groot mogelijk te doen zijn, is hetrapport geheel in de Engelse taal gesteld. Het tweede nieuwe rapport(Nr. 18) sluit aan op rapport Nr. 5, dat in 1955 is verschenen.In 1959 zijn twee nieuwe C.U.R.-commissies ingesteld, t.w. commissieA9 'Wrijvingsverliezen bij gebruik van nagespannen draad in voor-gespannen beton' en commissie C8 'Onderzoek naar de invloed vanCaCI2 op gewapend beton'. Medegedeeld wordt, dat de oprichting vantwee nieuwe onderzoekingscommissies in een vergevorderd stadiumverkeert, namelijk betreffende de 'veiligheid tegen explosies' (waar-voor onderzoekingen noodzakelijk en richtlijnen gewenst zijn) en be-treffende het 'vervaardigen en heien van betonnen heipalen' (op welkgebied bundeling van kennis mogelijk en noodzakelijk is). Overwogenwordt om nog enkele andere nieuwe commissies in te stellen, ondermeer betreffende het 'lijmen van beton'.In verband met de vrij korte beschikbare tijd en gezien het groteaantal onderwerpen zullen enkele onderzoekingscommissies, die inhet voorgaande jaar weinig of geen afgeronde resultaten hebben be-reikt, op deze Researchdag geen mondeling rapport uitbrengen.Commissie Al - SchalenVolgens het verslag van de secretaris, prof. ir. A. L Bouma, dieonlangs tot bijzonder hoogleraar aan de Technische Hogeschoolte Delft is benoemd, werd in het voorgaande Jaar het onderzoekaan een voorgespannen tonschaal uitgevoerd, ten einde de span-ningsverdeling ten gevolge van het voorspannen te verifi?ren enhet gedrag van de schaal bij toenemende belasting alsmede dewijze van bezwijken na te gaan.Het onderzochte model (lengte 4,19 m; breedte 1,30 m; hoogte34 cm) was voor wat betreft de afmetingen en de toegepastematerialen ('micro-beton'; voorspandraden ? 2 mm; wapenings-staven 0 I mm) een zuivere afbeelding (1:8) van een werkelijkeschaal. Bij een belasting van ca. 2 maal de ontwerpbelasting tradende eerste scheuren in de randbalken op, waarna vrij spoedig in detop van de schaal een langsscheur ontstond (ten gevolge van hetnegatieve moment in dwarsrichting). De bezwijkbelasting bedroegdesondanks ruim 3 maal de ontwerpbelasting, waarbij nog tweelangsscheuren (zgn. lijnscharnieren) in de schaal ontstonden (tengevolge van de positieve dwarsmomenten nabij de randbalken).De onderzochte schaal blijkt dus zowel tegen scheurvorming alstegen bezwijken voldoende veiligheid te bezitten. Ondanks devrij grove benaderingen waren de meetresultaten (rekken, krom-mingen en verplaatsingen) voor wat betreft de randbalken ingoede overeenstemming met de theoretisch berekende waarden.Een zelfde overeenkomst werd gevonden voor de langsspanningenin de schaal, doch niet voor de daarin optredende dwarsmomentenen doorbuigingen.De tijdens de discussie gestelde vragen hebben betrekking op:het ontbreken van een bovenbewapening in het model (bij ditonderzoek met opzet weggelaten), de vergelijking van een voor-gespannen betonschaal met een gewapend-betonschaal (eerst-genoemde heeft een grotere scheurveiligheid doch een iets klei-nere breukveiligheid dan de laatstgenoemde), de voordelen vaneen voorgespannen betonschaal (vooral het voork?men van scheu-ren) en het injecteren van de in het model toegepaste draden 02 mm in omhullingen 0 3 mm.Commissie A5 - Trillingsverschijnseien in voorgespannen betonDe secretaris, ir. F. K. Ligtenberg, geeft een toelichting op hetzojuist verschenen rapport Nr. I7 'Vibration problems in pres-tressed concrete'. Met behulp van de in dit rapport samengevattekennis van de trillingsleer en aan de hand van de opgenomennegen rekenvoorbeelden zal het in vele gevallen mogelijk zijn ompraktische problemen, althans bij benadering, op te lossen. Eenlijst van I8 publikaties, waarnaar in dit rapport herhaaldelijkwordt verwezen, is een handleiding voor verdere studie.Aan de commissie is inmiddels voorgesteld om het werk vancommissie A6 'Ondersteuningsconstructies voor roterende machines'voort te zetten, aangezien laatstgenoemde commissie, die reedseen voorlopig resultaat heeft bereikt, door verschillende omstan-digheden vrijwel tot werkeloosheid is gedoemd. Ofschoon indergelijke fundamenten ook een trillingsprobleem aanwezig is,zodat de onderwerpen van de commissie A5 en A6 'dezelfdeachtergrond' kunnen bezitten, zal eerst een duidelijke probleem-stelling nodig zijn (bijv. door verschillende constructies met el-kaar te vergelijken), voordat tot verdere studie kan wordenovergegaan.Tijdens de discussie wordt gevraagd naar praktische richtlijnenvoor het dempen van trillingen; tevens wordt de vraag gesteld,of voorgespannen betonconstructies in dit opzicht gunstigerwerken dan gewapend-betonconstructies. Voor de beantwoordingvan de eerste vraag wordt verwezen naar rapport Nr. I7, waarinonder meer de mogelijkheden van zgn. wrijvingsdemping en vande 'dynamic vibration absorber' zijn aangegeven. De tweede vraagblijkt niet zonder meer bevestigend beantwoord te kunnen wor-den, onder meer omdat de in een (stijve) gewapend-betoncon-structie aanwezige scheurtjes een dempende werking bezitten.Commissie A7 - Onderzoek naar het plastische gedrag van con-structiesVolgens de inleiding van de voorzitter, ir. C. J. Louw, is decommissie, die de constructies heeft onderverdeeld in 'platen','raamwerken' en 'de rest', begonnen met het opstellen vanconcrete richtlijnen voor de plastische berekening van platen.De commissie als geheel is overtuigd van de bruikbaarheid van debreuktheorie; desondanks zal men zich door de bestudering vannog meer publikaties, voorbeelden en buitenlandse voorschriften'nog meer laten overtuigen'. Spreker is van mening, dat hetthans 'geen kwestie van techniek maar van verkooptechniek' is.Nagegaan diende te worden, hoe van de grotere ontwerpvrijheid(soms is het mogelijk om hier en daar wapening weg te laten!)gebruik mag worden gemaakt, bij voorbeeld door een minimumwapeningspercentage te stellen. Aangenomen is, dat het scheur-moment gelijk is aan het bezwijkmoment. Voor de berekening vande scheurwijdte heeft men de door het I.B.B.C.-T.N.O. bepaalde'scheurformule' tot een eenvoudige grafiek omgewerkt. De'doorbuigingseis' is gesteld door de minimum vereiste nuttigeplaatdikte te koppelen aan de overspanning ?n aan de staal-spanning.Ten einde de opgestelde richtlijnen nauwkeurig te toetsen, heeftmen een groot aantal rechthoekige platen met verschillende rand-voorwaarden en met verschillende percentages staal QR24 enQR42 (en QRn42) berekend, hetgeen echter geen bevredigenderesultaten opleverde, zodat men de verschillende regels doornadere studie, eventueel gecombineerd met proeven, zal moetenherzien.Tijdens de discussie wordt gevraagd naar de minimum wapenings-percentages (0,4% voor QR24; 0,15% voor QR42 en QRn42;Cement 12 (1960) Nr. 7 589alleen voor de trekzone). Uit de beantwoording van een anderevraag blijkt, dat voor wat betreft de scheurwijdte rekening ge-houden wordt met het 'milieu' waarin de constructie zich be-vindt, overeenkomstig C.U.R.-rapport Nr. 10 'Onderzoek naarde toelaatbare scheurbreedte in gewapend-betonconstructies'.Commissie A8 - Studie van paddestoelvloerenDe ex-secretaris, ir. P. H. Deibel, die in het voorgaande jaar zijningenieursstudie voltooide, stelt als het grote probleem bij deberekening van paddestoelvloeren 'het werken in drie dimensies'.Indien men alleen de horizontale gedeelten beschouwt, kan mende plaattheorie gebruiken (zoals in de methode van T?lke en indie van Stokman); indien men alleen de verticale gedeelten bijde berekening betrekt, kan een raamwerkenmethode (bijv. het'crossen', zoals aangegeven in de G.B.V. 1950) worden toegepast.In beide gevallen komt men echter niet verder dan tot tweedimensies.De aannamen, die in beide soorten oplossingsmethoden wordengedaan, zullen door de commissie langs experimentele weg naderworden bestudeerd. Vervolgens zal worden getracht om door eensoort superpositie van beide soorten methoden de voordelen vande op de plaattheorie gebaseerde methoden (grote exactheid) tecombineren met die van de raamwerkenmethoden (ruime toe-passingsmogelijkheid; eenvoud).Commissie A9 - Wrijvingsverliezen bij gebruik van nagespannendraad in voorgespannen betonIr. J. F. Herbschleb, voorzitter van deze in mei 1959 opgerichtecommissie, noemt als doelstelling van de commissie: 'het opstellenvan vuistregels met betrekking tot het spanningsverlies ten ge-volge van wrijving'. Daar momenteel feitelijk drie 'theorie?n'voor de bepaling van de wrijvingsverliezen ter beschikking staan(t.w. de 'klassieke' wrijvingsformule, waarin de hoekverdraaiing en de wrijvingsco?fficient in de exponent van e voorkomen,en de daarvan afgeleide formule van Cooley, waarin de exponentvan e bovendien onder meer een co?ffici?nt k bevat; laatstgenoem-de formule kan echter op twee manieren ge?nterpreteerd worden)en omdat ten aanzien van de co?ffici?nten ? en k geen overeen-stemming bestaat, zullen door de commissie onderzoekingen aan(model-)proefstukken worden gedaan, ten einde het inzicht teverdiepen.Uit de discussie blijkt, dat het niet in de bedoeling ligtom voor dewrijvingsco?ffici?nten bepaalde waarden voor te schrijven (detijdens het onderzoek te meten waarden zullen echter t.z.t. w?lworden gepubliceerd), dat de wrijvingsverminderende invloedvan 'trillingen' tot het onderwerp 'invloed van de factor tijd op dewrijving' wordt gerekend (welk onderwerp bij de metingen aanobjecten nader zal worden bestudeerd) en dat het in de bedoelingligt om in de praktijk op rechte en gebogen kabels, die in eenzelfde constructie voorkomen, vergelijkende metingen te ver-richten.Commissie BI - Mechanisch verdichten van beton(specie)Alvorens richtlijnen voor het gebruik van bekistingstrillers tekunnen opstellen en eventueel de bestaande richtlijnen voor hettrillen van betonspecie (N 3051) te kunnen wijzigen, was hetvolgens de voorzitter, ir. D. Dicke, noodzakelijk om een ant-woord te geven op de vraag: 'Wat gebeurt er in betonspecie,wanneer dit getrild wordt?' Uit de tot nu toe uitgevoerde proe-ven is het de commissie gebleken, dat de theorie van L'Hermite(elke korrel trilt met zijn eigen frequentie; zie de olifant, hetmeisje en de vlo in 'Au pied du mur') niet juist is, omdat de beton-specie zich als een zgn. continu?m gedraagt, d.w.z. de massa alsgeheel trilt in eigen frequentieHet probleem wordt, behalve door middel van proefnemingen,ook theoretisch benaderd, waarbij semi-statische factoren, zoalskorrelspanning en waterspanning, nader worden beschouwd.Daar het trillen een vermindering van de wrijving, dus kleinerekorrelspanningen en grotere waterspanningen veroorzaakt, lijkthet aannemelijk, dat de 'viscositeit' als criterium voor de verdich-tende werking van een trilapparaat kan worden gebruikt.Tijdens de discussie wordt het idee geopperd om te komen toteen (wenselijk) systeem van gespecialiseerde bedrijven voor'betonspecie storten en verdichten', zoals dat voor 'betonstaal-vlechten' reeds is geschied. De voordelen van 'verlaat verdichten'(ca. ? uur na het storten) zijn niet bekend, wel die van het zgn.hertrillen, dat echter met bijzondere zorg dient t? geschieden.Gewezen wordt op de onbekendheid met de zgn. rheologischeproblemen, die in betonspecie een rol spelen.Commissie B3 - Niet-destructief onderzoek van betonDe voorzitter, dr. ir. J. Emmen, geeft een korte toelichting ophet nieuwe rapport Nr. 18 'Niet-destructief onderzoek van beton,deel II', dat meer op de praktijk is gericht dan het in 1955 ver-schenen C.U.R.-rapport Nr. 5. Behalve de theoretische behande-ling van enkele factoren, die de akoestische metingen be?nvloeden,bevat dit rapport hoofdzakelijk richtlijnen voor het aantonen vanscheuren en materiaalgebreken door middel van akoestische me-tingen, voor het onderzoek van beton met behulp van de beton-hamer van Schmidt e.d. en voor het bepalen van de ligging vande wapening met behulp van de wapeningsdetector.In het verdere onderzoek, waarbij de inwendige demping vanbeton niet nader wordt bestudeerd, zal met behulp van gecontro-leerde praktijkproeven (o.m. betreffende de kolommen van hetin aanbouw zijnde laboratorium voor Technische Natuurkunde teDelft) de correlatie tussen de druksterkte en de resultaten vanakoestische metingen worden nagegaan.Commissie B5 - Weerbestendigheid van betonDe in 1959 benoemde voorzitter, ir. H. J. J. Engel, begint zijnvoordracht met te stellen, dat deze commissie momenteel overvrij veel gegevens betreffende slecht beton in de buitenluchtbeschikt en daardoor een enigszins eenzijdig inzicht in de weer-bestendigheid van beton heeft gekregen, in dezelfde mate als eenmedicus dat heeft in de gezondheidstoestand van de mensheid.De spreker verzoekt dan ook alle aanwezigen melding te ma-ken van goede, ten minste 6-7 jaar oude, betonconstruc-ties in de buitenlucht, die om de een ofandere reden tochgesloopt moeten worden en waarvan de gegevens be-treffende betonsamenstelling, uitvoering e.d. zo veelmogelijk bekend zijn.Vastgesteld kan worden, dat het 'beton in de buitenlucht' voorwat betreft de toepassing in gebouwen nog in de kinderschoenenstaat (feitelijk eerst na 1945), dit in tegenstelling tot d? toepassingin utiliteitswerken, waarmee men sinds 1900 een grote ervaringheeft opgedaan. Het lijkt gewenst om in het op te stellen defini-tieve rapport onderscheid te maken tussen 'binnenbeton' en'buitenbeton', aangezien tussen beide 'groepen' een principieelverschil bestaat. Bij de uitvoering van 'buitenbeton' zal men veel'actiever' moeten zijn dan bij de uitvoering van 'binnenbeton'.Tijdens de discussie worden enkele, wellicht voor nader onder-zoek in aanmerking komende betonconstructies aangeduid, o.m.een magazijngebouw te 's-Gravenhage en een spoorbrug.Commissie B6 - Onderzoek van injectieproblemen bij voorgespan-nen betonDe STUVO-C.U.R.-injectiecommissie heeft volgens de voorzitter,ir. J. Aarnoudse, uit de in het voorgaande jaar verrichte proe-ven en metingen (betreffende krimp, sterkte, stabiliteit, vloeibaar-heid, vorstbestendigheid) geen definitieve conclusies, in het bij-zonder betreffende het injecteren bij lage temperaturen, kunnentrekken. Terwijl onder 'normale' omstandigheden de cement-tras-mortels goed voldoen, dienen voor 'bijzondere' omstandig-heden (bijv. temperaturen van 0-5 ?C) andere mortelsamenstel-lingen te worden gebruikt, daar de cement-tras-mortels onderdergelijke omstandigheden niet goed verharden en bovendienniet vorstbestendig zijn. De eerste resultaten met mengsels vancement en water, waaraan een luchtbelvormer is toegevoegd, zijnveelbelovend.Daar de kabelkanalen als regel v??r het injecteren met behulpvan water en lucht worden schoongemaakt (waarna op de wandenvan de kabelkanalen toch nog wat water achterblijft, zodat de'kop' van de ge?njecteerde mortel extra water zal gaan bevattenen dus 'doorgeperst' moet worden) wordt extra aandacht ge-vraagd voor de slagzin 'zuinig met water (in de mortel), dochroyaal met de injectiemortel'.Commissie B7 - Onderzoek van de technologische invloeden opscheurvorming in betonIn het voorgaande ?aar werd volgens het verslag van de voorzitter,ir. J. M. Lazonder, een uitgebreid litteratuuronderzoek verrichtbetreffende de structuur van beton, sedimentatie en segregatievan betonspecie, andere volumeveranderingen van betonspecie,vochtbeweging in beton, krimp en zwelling als oorzaak van scheu-ren, invloed van temperatuurwisselingen tot onder het vriespunt,vorstschade. Tussen de verschillende publikaties wordt dikwijlsweinig overeenstemming aangetroffen; soms zijn zij zelfs metelkaar in tegenspraak. Voor de bestudering van de onderwerpensedimentatie en segregatie van betonspecie en van vochtbewegingin beton zijn vooral de publikaties van Powers van belang.590 Cement 12 (1960) Nr. 7Tevens is begonnen met proeven ten einde na te gaan, of debreuktheorie?n van Coulomb en/of Mohr ook op betonspecievan toepassing zijn. Met de daarvoor onder meer uit te voerentriaxiaalproef wordt nagegaan, 'bij welke combinatie van druk entegendruk de speciepudding in elkaar zakt'.De (bijzondere) werkwijzen ter voorkoming van de krimp, bijv.de toevoeging van 'fijn ijzerpoeder', zullen -zoals uit een beant-woording van een vraag tijdens de discussie blijkt- mischien tezijner tijd aan de orde komen ; zij zijn echter tot nu toe niet in hetonderzoekingsprogramma opgenomen. De onderwerpen 'maal-fijnheid van het cement' en 'C3A-gehalte van het cement', die alsmogelijke oorzaak van de krimp worden genoemd, blijken in debeschikbare publikaties niet eenstemmig als zodanig te wordenbeschouwd.Commissie Cl - Onderzoek van het nuttig effect van lassen in enhaken aan wapeningsstaven. Onderzoek naar de scheurvorming enaanhechting bij toepassing van geprofileerd staal.Volgens het verslag van de voorzitter, ir. H. J. J. Engel, is doorhet I.B.B.C.-T.N.O. een empirische formule ontwikkeld voor hetvooraf bepalen van de gemiddelde en de maximale scheurafstandvoor op buiging belaste rechthoekige balken en platen met ??nlaag wapening. (Deze formule is ook opgenomen in de doorC.U.R.-commissie A7 opgestelde concept-richtlijnen voor hetontwerpen van platen volgens de breuklijnentheorie). Deze for-mule werd aan talrijke proeven getoetst, waarbij ook voor balkenmet herhaalde of langdurige belastingen een goede overeenstem-ming tussen theorie en praktijk werd verkregen. Soortgelijkeonderzoekingen zullen worden verricht met T-balken en metbalken met meer lagen wapening.Voor het onderzoek naar de samenwerking beton/geprofileerdstaal onder invloed van statische trekbelasting is een aantal proe-ven uitgevoerd; op grond van deze -en voorafgaande- proevenkon een formule worden opgesteld, waaruit de verankerings-lengte zou kunnen worden afgeleid. Indien het echter juist is, dateen vergroting van de betondekking tot een grotere scheuraf-stand en dus tot een grotere scheurwijdte leidt, dan zou dit 'instrijd zijn' met de door C.U.R.-commissie B6 op te stellen richt-lijnen voor beton in de buitenlucht, waarin aan een grote beton-dekking de voorkeur zal moeten worden gegeven.Uit de proeven kan de (voorzichtige) conclusie worden getrokken,dat (gezien het verloop van de scheuren) op een gegeven momentniet de aanhechting belangrijk is doch dat de betoneigenschappen,in het bijzonder de treksterkte, van doorslaggevende betekenisworden. In dit verband kan worden gesproken van 'hecht-trek-spanningen'.Voor het onderzoek naar de samenwerking beton/geprofileerdstaal onder invloed van wisselende trekbelasting zijn onlangsdynamische 'pull-out tests' uitgevoerd, waarvan de resultatennog niet ter beschikking staan.Uit de discussie blijkt, dat het waarschijnlijk niet noodzakelijk zalzijn om voor de co?ffici?nt , die voorkomt in de opgestelde for-mule voor de samenwerking beton/geprofileerd staal en die be-trekking heeft op het 'oppervlak' van het staal, bepaalde tabellenof een lijst van eisen samen te stellen, aangezien de geprofileerdestaalsoorten in dit opzicht gelijkwaardige profileringen bezittenc.q. gaan bezitten. Het voorstel om de vergroting van de scheur-wijdte, die het gevolg zal zijn van een vergroting van de beton-dekking, met behulp van verzinkte secundaire staafjes te vermin-deren, leidt tot een (niet tot een eindconclusie komende) discussieover de invloed van verzinken op de aanhechtingssterkte, al danniet gecombineerd met zinkoxydevorming en betonaantasting.Commissie C6 - Versnelde verharding van beton door verwarmingDe proeven betreffende het stomen van beton met portland- resp.hoogovencement klasse A zijn, volgens de voorzitter, de heerC. Verruyt, vrijwel voltooid. Het samenvatten van de resultatenis, gezien de (onvermijdelijke) spreiding daarvan en het groteaantal variabelen, (dat te zijner tijd bij het onderzoek van de B-en C-cementen zal worden verminderd) een vrij moeilijk werk.Desondanks verwacht men binnenkort een voorlopig rapport tekunnen uitbrengen. Vooruitlopende op dit rapport kunnen reedsde navolgende (voorlopige) conclusies worden getrokken: deinvloed van de maximum temperatuur tijdens het stomen isvooral van invloed op de betonsterkte na I dag; daarbij geeft hetstomen bij 80 ?C van hoogovencementbeton -in tegenstelling totportlandcementbeton- een verhoging van de betonsterkte naI dag ten opzichte van het stomen bij 60?C; in beide gevallengeeft het stomen bij 60 ?C ten opzichte van het stomen bij 40 ?Ceen belangrijke verbetering van de betonsterkte na I dag; na 28dagen blijken de betonsterkten -vooral bij hoge stoomtempera-turen- lager te zijn dan die van het bij normale temperatuur ver-hard beton (voor wat betreft de druksterkte ca. 15% en voor watbetreft de buigtreksterkte ca. I0% resp. 5% voor portland-cement- resp. hoogovencementbeton; tussen de bereikte resul-taten na 28 dagen van het 'langzame' en het 'snelle' stoomproces(opwarmingssnelheid l2?C/h resp. 40?C/h) is tot nu toe geenduidelijk verschil gebleken.Uit de discussie blijkt, dat voor proeven alleen Nederlandse ce-menten zijn gebruikt (omdat in Belgi? en Duitsland vergelijkendeproeven met Belgische resp. Duitse cementen worden verricht)en dat de cementklassen en later nog in het onderzoekings-programma worden opgenomen (voorlopig heeft men zich tot de .cementklasse A beperkt). Het verschillend gedrag tussen port-landcement- en hoogovencementbeton zou -althans volgens eenvan de gemaakte opmerkingen- kunnen worden verklaard doorhet feit, 'dat portlandcementbeton prijs stelt op een vrij con-stante temperatuur, terwijl hoogovencementbeton alleen geenlage temperatuur wil'. Tenslotte wordt medegedeeld, dat het'achterblijven' van portlandcementbeton ten opzichte van hoog-ovencementbeton na 28 dagen minder is dan na I dag.Commissie C8 - Onderzoek naar de invloed van CaCI2 op ge-wapend betonProf. Dr. C. A. Lobry de Bruyn, voorzitter van deze in hetnajaar van 1959 ingestelde commissie, noemt als doelstellingvan de commissie: 'het bestuderen van de invloed van CaCI2op de eventuele wapeningscorrosie'. Ofschoon calciumchlorideal geruime tijd in betonspecie wordt toegepast, is men sindskort met de bestudering van dit thans actuele onderwerp be-gonnen. In de betreffende litteratuur kunnen zeer uiteenlopendemeningen worden aangetroffen. De commissie wil gaarne op-gaven van betonconstructies waarin (al dan niet metsucces) calciumchloride is verwerkt, ten einde de voor-genomen 'waarnemingen aan constructies' te kunnen uitvoeren.Tijdens de discussie wordt voorgesteld om bij de onderzoekingenook het voorgespannen beton te betrekken, vooral omdat demeest sprekende moeilijkheden met CaCl2 zich op dit gebiedhebben voorgedaan. Opgemerkt wordt, dat het gevaar van (tegrote hoeveelheden) CaCI2 zo niet in de vergrote wapenings-corrosie dan toch beslist in de vergrote krimp schuilt (daarbijwordt verwezen naar C.U.R.-rapport Nr. 6. 'Het verwerkenvan beton bij lage temperaturen'). Het elektro-chemisch of opandere wijze bepalen van het CaCI2-gehalte blijkt echter niet zoeenvoudig te zijn. Tenslotte wordt gewezen op Russische er-varingen met (in onze ogen) zeer grote hoeveelheden CaCI2 ?nNaCI.Commissie D2 - Meetmethoden bouwplaatsDe secretaris, ir. F. K. Ligtenberg, deelt mede, dat het in debedoeling ligt om de tot nu toe bereikte resultaten en de daaruitgetrokken conclusies in publikaties vast te leggen. In de eersteplaats komt een algemene beschouwing over metingen op debouwplaats in aanmerking, waarin onder meer aandacht zalworden geschonken aan de meettechniek en aan de moeilijkhedenen mogelijkheden bij de interpretatie van de meetresultaten.Bovendien zal deze publikatie betrekking hebben op bereke-ningsmethoden, metingen op de bouwplaats en op het onderzoekvan al dan niet realistische modellen, terwijl ook de resultatenvan een groot aantal onderzoekingen (o.a. metingen aan driegewapend-betonbalken) zullen worden opgenomen. Anderepublikaties zullen betrekking hebben op metingen aan een balkvan voorgespannen beton (uit elementen samengesteld) en aaneen paddestoelvloer.In zijn slotwoord brengt de voorzitter van de C.U.R., prof. dr. ir.A. M. Haas, dank uit aan allen, die meegeholpen hebben om dezeSe Researchdag te doen slagen. Tijdens de rondvraag wordt ondermeer de wenselijkheid van een C.U.R.-commissie 'Hulpstoffen' envan 'Richtlijnen voor het gebruik van hulpstoffen' geuit, terwijl ervoorts op gewezen wordt, dat in plaats van het veel gebruikte woord'vastheid' het goede (genormaliseerde) woord sterkte dient te wordengebruikt. Ten slotte maakt de secretaris van het Comit? du B?tonEurop?en, de heer Y. Saillard (Parijs), van de gelegenheid gebruikom (in de Franse taal) vrij uitvoerig verslag uit te brengen van deactiviteiten van het C.E.B, en van de tot nu toe bereikte resultaten.Aangezien het onderwerp van deze voordracht -ofschoon hoofdzake-lijk betrekking hebbende op de plasticiteitsberekening en de daarmeesamenhangende problemen- op zichzelf al een gehele Researchdaghad kunnen vullen en omdat de wel aanwezige maar niet getoondefiguren de behandelde onderwerpen samenvatten en daardoor ver-duidelijken, zal de heer Saillard zelf in een volgend nummer vanCEMENT een (vertaald) artikel publiceren (met illustraties), waarinde vorderingen en resultaten van de Europese samenwerking op hetgebied van de betonberekening zijn weergegeven. v.d.V.Cement 12 (1960). Nr. 7 591
Reacties