J.C. van der PlasIngenieursbureau 'Van Rossum',AmsterdamGezicht op het Shellgebouw vanaf hetHavengebouw aan de zuidzijde van het IJ24Constructie van de vijfde bouwlaag, de zgn.'Tafelconstructie'Het eerste gedeelte van dit artikel is gepubli-ceerd in het vorige nummer van Cement(1970, nr. 9)Cement XXII (1970) nr. 10Gebouw 'Overhoeks' voorKoninkliJke/Shell-Laboratorium, Amsterdam (11)*U.D.C. 693.032.22:624.041 :624.012.45Berekening en uitvoering van een hoog gebouw in gewapend betonHet vloersysteem van de 6e t/m 20e bouwlaagBij de keuze van het vloersysteem is, om de verdiepingshoogte van de repeterende bouw-lagen zo klein mogelijk te kunnen houden, de voorkeur uitgegaan naar een vlakke gewapend"betonplaat. De dikte van deze plaat is over de gehele vloer constant en wel 29 cm voor debouwlagen zes tlm tien en 24 cm voorde bouwlagen elf tlm twintig. In de vloer zijn, om hetgewicht te verminderen, ronde stalen kokers toegepast. De moeilijkheid bij het toepassenvan een balkloze betonplaat was in dit geval het ontbreken' van een juist inzicht in het verloopvan de momenten rondom de kern en in de vloer.In eerste instantie werd de vloer door middel van een randbalk aan de gevelkolommen ge"klemd, maar berekening toonde aan, dat deze kolommen door hetinklemmingsmoment vande vloer een zodanige afmeting zouden krijgen, dat zij voor de architect en de gebruikeronaanvaardbaar zouden zijn.Besloten werd de vl?erplaat scharnierend op de gevelbalken te leggen (zie fig. 4, in deel 1),waardoor zowel de gevelkolommen als de randbalken geen moment kregen. Te verwachtenwas echter, dat de inklemmingsmomenten langs de kern en de veldmomenten in de vloerengroter zouden worden bij toepassing van een scharnierende gevelrand. Om hierover een in"zicht te krijgen is op verzoek van de constructeur door het instituut TNO voor Bouwmaterialenen Bouwconstructies IBBC te Rijswijk (Z.H.), aan de hand van modelonderzoek de momenten-verdeling in de vloeren bepaald onder gelijkmatig verdeelde belasting. Tevens verkreeg menuit het onderzoek de grootte van de kolombelastingen en de reactie van de vloer op de kern.Daar de plattegrond van de repeterende kantoorlagen een vrijwel symmetrische vorm heeftten opzichte van twee loodrecht op elkaar staande middellijnen door de kern, werd eenmodel van een kwart gedeelte van de vloer gemaakt, met aansluitende kern en kolommen.Het model is een geometrische verkleining schaal 1 : 50 en vervaardigd van zwart spiegelendperspex; de opzet was de zgn. 'mOir?'-methode toe te passen. De gevelkolommen, die geenmoment opnemen, zijn in het model vervangen door stalen draden, die bij het belasten van devloer onder trek komen te staan. Men kan door het registreren van het verschil in toonhoogtevan deze draden de werkelijkekolomkrachten bepalen.43225Gel?kmatig verdeelde belasting, hoek-verdraaiingen in tJ-"richting (boven), y-richting(midden) en V-richting (onder)1Cement XXII (1970) nr. 10Wij zullen eerst een korte omschrijving van de 'moir?'-methode in het algemeen geven.Voor een spiegelend plaatmodel plaatst men een cilindervormig gebogen scherm, waarophorizontale evenwijdige strepen zijn aangebracht. In een opening in het midden van hetscherm is het objectief van een camera aangebracht, op het matglas hiervan ziet men hetstrepenpatroon van het scherm weerkaatst door het model.Door het model te belasten, gaat dit vervormen, waardoor ook het strepenpatroon vervormt,zodat men een vervormd beeld op het matglas ziet. Men maakt twee opnamen van het weer-kaatste raster op hetzelfde negatief, namelijk ??n bij het onbelaste en ??n bU het belastemodel.De streeppatronen gaan interfereren en vormen dikwijls zeer grillige gevlamde lijnen, de zgn.moir?lijnen. Een moir?foto vormt als het ware een hoogtelijnenkaart voor de hoekverdraaiingin een richting loodrecht op deschermstrepen. Maakt men twee foto's in onderling loodrechtop elkaar staande richtingen, dan krijgt men een goed inzicht in het gehele spanningsbeeldvan het betreffende model. Op de moir?foto blijken de witte lijnen het best zichtbaar te zijn,daar is de hoekverdraaiing gelijk aan i, 1i ... enz. eenheden.Hoe groter de kromming, hoe dichter de lijnen bij elkaar liggen; het aantal lijnen per eenheidvan lengte is een maat voor de kromming. We zien op de moir?foto's (fig. 25a-b-c) bij de kerndan ook een grote kromming, dus een groot moment.Aan de moir?foto is niet te zien of de krommingen positief of negatief zijn, maar daar menweet hoe de belasting aangrijpt, kan men het teken van het moment gemakkelijk bepalen.Lopen de moir?lijnen evenwijdig aan de streeprichting, dan treedt daar geen wringing op; dehoofdrichtingen voor de krommingen en de mOmenten staan evenwijdig en loodrecht op destreeprichting. Staan de moir?lijnen echter loodrecht op de streeprichting, dan is de toenamevan de hoekverdraaiing gelijk aan nul; dus de kromming is nul.Door al deze punten met elkaar te verbinden vindt men voor V = 0, de momentennullijn.Uit de hoekverdraaiingslijnen zijn door differentiatie de krommingen en door integratie dezakkingen af te leiden, uit de krommingen en verwringingen zijn de buigende en wringendemomenten te berekenen. Men zal het kleinste staalverbruik krijgen als men een trajectori?n"wapening aanbrengt, of als men in drie richtingen wapent. Op de bouwplaats is dit voor devlechters veel te ingewikkeld, het ligt voor de hand dat men in twee richtingen evenwijdig aande gevels wapent.Om de afwijkingen tussen de richtingen van de hoofdmomenten en de wapening te verdis-conteren, moet men rekening houden met de wringende momenten.Voor de bepaling van de wapening gaan we ervan uit, dat de wapening alleen trekspanningenen het beton alleen drukspanningen kan opnemen. De gegeven spanningstoestand wordtzodanig ontbonden, dat aan het evenwicht wordt voldaan; met de vormveranderingen wordtgeen rekening gehouden.Om een beter inzicht te krijgen, zijn in fig. 26 spanningen getekend in plaats van momenten.We leggen de wapening in x- en y-richting, de spanningen zijn ook in deze twee richtingengegeven.Ontbindt men de schuifspanning 't op de gegeven manier, dan moet de wapening in x-richtingde spanning crx + 't opnemen en de wapening in y-richting een spanning cry + 't.De drukspanning in het beton in de richting 2~2 (zie fig. 26) wordt:'t1l2crb=--=2'tlV2Werkt de schuifspanning tegengesteld, dan wordt 't ontbonden in een drukspanning 2't in derichting 1~1 en trekspanningen 't langs de x- en y-as.Is crx of cry een drukspanning, dan heeft men wapening nodig als: l'tl > Icrxl, respectievelijkIcryl.crx, cr y en 't kan men bij een buigspanningstoestand vervangen door resp. Mx, My en Mxy.Treedt een positief buigend moment Mx op, terwijl IMxyj> IMxl. dan moet men wapenen opeen moment Mx = Mx + IMxyl en Mx = Mx~ IMxyl.Voor My geldt eveneens: My = My + IMxyl en My = My ~ IMxyl.De buigende en wringende momenten kan men bepalen met behulp van de formules:0200 0200Mx = ~K (ox> + V 'oy2) = M'x + vM'y/)200 0200My = ~ K ( 0y2 + v. /) x? = M'y + vM'x0200Mxy = ~K (l~v). ~ = (l~v) M'XYx. yDe wapeningsmomenten Mx en My zijn volgens de formules:Mx = M'x+ vM'y ? (l~v) M'xyMy = M'y+ vM'x ? (1~v) M'xy26Spanningen in x- en y-richting433m~r0 -066 -2.2 -3.240 -0.63 -2.23 -12. -1;2 -3.9 -6,10+0.51 +D.81 +1.02 +0.8 -0.20 -0.5 0+0.92 +2,10 +3.0 +3.64 +3.45 +3,30 +3.206 +102 +2,10 t3.D5 +3.50 +3.65 +3.70 +3.546 -0.41 -0.50 -0.20 0 +020 +0.40 +0.51ooCO?03m+{)?10rxy+3.20 +3.60 +0.96 -10.16 +1,12+3.24 +3,6 +1.17 -8.12 406+a 1 +1.67 -0.25+?64 +305 +076 -lQO -081 +051 -051+2.03 +2.08 +0.71 -a51 -0.40 +0.10 0+1.01 +1.07 +0.34 -0.05 +0.05 +'0.15 +0.05-036 +010 ~n03 0 0 0 0(-0.200+0.861i2 lJ)Waarden van M'y = - K oy2 in kgf, b? ge"I?kmatig verdeelde belasting, q = 1 kgf/m227b27a1i2lJ) ? k f b"Waarden van MIx = - K ~ In g, ij ge"ux2l?kmatig verdeelde belasting, q = 1 kgf/m217x175 I4 57+0.24xy+371 +416 +097 +1493 69+3,83 +4.3 +1P -12.4 .39-1. 7 +1.52 1.85+3.24 +4:19 -0.77 -2.27 -1.34 +0.51 -051+2.63+2.51 +2.99 +228 -0.71 +0,18 +0.73 +OSJ+0.91-OAB +1.84 +1.28 +1.08 +a83 +on +064+2.84+1.94 -0.78 +0.11 -0.51 -0.35 -a10 +0.004 5-0.08k +a08+0.08-008( -0.29-0.92o +2.92 -2.80 +0.62 -0.23 +0.,1 +0.41n +1.49m+0.28-1.24Mx = +3,66 - ~ . 0,63 + i .- 0,97 =+ 2,75M'xy= + 3,66 - ~ . 0,63 - i .- 0,97 = + 4,36 (maatgevend)ry0.61 0.81 -0.46 0.13-0.71 _0.97 0.80 +2.7 0.40 +0.61 ..jJ.70-0.61 -i22 -2n4 ..jJ61 +056 +010 0+0,.40 -0.67 -1.27 -0.97 0 +{),10 04 +1.97 +0.51 -0.52 -0.66 -0.20 0 0+2.84 +0.96 -0.20 -0.61 -0.46 -a20 0k -0.10-0.10t -0.100+2.30m+0.91De grootte van de kolomreactiesHet gedeelte van de belasting dat naar de kolommen wordt overgebracht, is uit de moir?-foto's bepaald en met dubbel gearceerd oppervlak weergegeven in fig. 28.Het blijkt dat in de symmetrie-doorsneden van de plattegrond (de lijn A-B) de verdeling vande oplegreacties over kern en kolommen kan worden berekend volgens het schema vanfig. 29.De totale belasting op alle kolommen samen is ca. 4% groter dan men elementair zouberekenen. De som van de kolomreacties varieert weinig wanneer alle kolommen dezelfdeverticale verplaatsing ondergaan t.o.v. de kern. Oorzaak hiervan is, dat de vloer betrekkelijkslap is en een grote overspanning heeft (ca. 7 m).De in de praktijk te verwachten zakkingen hebben vrOwel geen invloed op de verdeling vande oplegreacties tussen kern en kolommen.Ondergaan de kolommen geen verticale verplaatsingen dan is de verdeling van de kolom-reacties zoals in fig. 30a is weergegeven. De hoek van de plaat wil opwippen, er ontstaat duseen trekkracht in de hoekkolom. De drie naast de hoekkolom gelegen kolommen zOn zwaar-der belast dan de middenkolommen.Wil men de hoekkolom weglaten, dan kan men door superpositie van fig. 30a en b de danontstane oplegreacties bepalen.Kolom 7 wordt ontlast, terwijl kolom 6 nog zwaarder wordt belast. In werkelijkheid zullen dekolommen t.g.v. de belasting verticale verplaatsingen ondergaan die niet alle even groot zijn.De verschillen in de kolomreacties zullen steeds meer nivelleren. Toch zijn bij de kolom-berekening de bovenstaande co?ffici?nten aangehouden.Mlxy =-0,97V = ~In fig. 27a-d zijn de uit het modelonderzoek gevonden waarden weergegeven.Het bepalen van de wapening gaf verder weinig problemen. Plaatselijke momentenpiekenzoals bij de hoek van de kern worden over een groter gebied gespreid, evenals de dwars-krachtenpiek bij de kern.VoorbeeldGevraagd Mx voor punt K3 in de lijn langs de voorzijde van de kern.M'x = + 3,66M'y = -0,63Figuur 2928Met dubbele arcering is de belasting aan"gegeven die op de kolommen wordtovergebracht27dWapeningsmomenten Mx in kgf, b? gel?kma-tig verdeelde belasting q = 1 kgf/m2(V = i)27c1i2 lJ)Waarden van M/xy = - K ~ in kgf, b? ge-x yI?kmatig verdeelde belasting, q = 1 kgf/m2Cement XXII (1970) nr.10 4340,91 1-03 1,33 1.30 1.11--._------:1oma0.035 PaLraoe5 Pa~Hatt !f f f t t'31Stand van de werkzaamheden in januari 196932Bekisting gereed voor verplaatsing naarhogere verdiepingCement XXII (1970) nr. 10De te verwachten krimp en kruip van de kernDe berekening van de kern op krimp en kruip is gebaseerd op de formules die gepubzijn in de 'R?commendations provisoires C?B', december 1969.Deze formules luiden:cr'bcr'bvoor de kruip: E "" Ee + Ef = Eb . (1 + ~d Ef = E'b . ~t~t "" kc . ka . kb . kd . ktvoor de krimp: Er"" Ec . kb . kd .' kp ? ktHierin is:cr'b"" de belasting op het beton in kgf/cm2Eb de elasticiteitsmoduluskc een factor afhankelijk van de klimatologische omstandigheden (vochtigheidsgraad)ka een factor afhankelijk van de ouderdom van het beton als de belasting gaataangrijpen; en van de toe te passen cementsoortkb een factor afhankelijk van de betonsamenstellingkd een factor afhankelijk van de vorm van de beschouwde doorsnedekt een factor afhankelijk van de tijdec een factor afhankelijk van de klimatologische omstandighedenkp een factor afhankelijk van het wapeningspercentage = 1 1+ n.pn "" 20 ? 25; P "" wapeningspercentageOnderzocht is wat de lengteverandering van de kern na 30 jaar is (hetgeen als een oneindigetijd beschouwd kan worden). Na invullen werd over een hoogte van 81,60 Ol een totalelengteverandering gevonden van 2,89 cm.Voor de gevelkolommen, gerekend over een hoogte van 51 m (dit is van de vijfde tot detwintigste bouwlaag), vond men 2,21 cm.Daar uit de computerberekening van de grote balk met de vier gevorkte kolommen bleek dathet midden van de balk ca. 0,550 cm gaat zakken onder invloed van de belasting, mOeten wedit bedrag bij de lengteverandering van degevelkolommen optellen.Verplaatsing van de top van de gevelkolom:(3 == 2,21 + 0,55 "" 2,76 cmVerplaatsing van de kern over een hoogte van 67,33 m (d.i. van de vijfe bouwlaag tot de topvan de kern):13 "" 3,54 . 10.4.67,33 . 103"" 2,38 cmHet verschil in verplaatsing tussen de kern en de gevelkolommen bedraagt dus slechts0,38 cm, en is voor de bepaling van de momenten te verwaarlozen.De krimp en kruip van de tafelconstructie is buiten beschouwing gelaten, zodat het bedragvan 0,38 cm nog iets hoger kan worden.Uitvoering van gevelkolommen, kern en vloeren van de zesde t/m twintigste bouwlaaga. Geve/k%mmen met randbalkenDe gevelkolommen (foto 31), di? van de vijfde tot de zevende bouwlaag een afmeting hebbenvan 32 X 41 cm2, zijn van de zevende tot de twintigste bouwlaag 32 X36 cm2; het totale aantalbedraagt 56 stuks per bouwlaag.In het oorspronkelijke ontwerp waren alle gevelkolommen 32 X 36 cm2? Aangezien echter hetwapeningspercentage over de onderste twee verdiepingen voor 28 van de 56 kolommengroter dan 4% was, konden er geen lassen in de staven gemaakt worden waardoor de kolom-wapening van de vijfde naar de zevende bouwlaag in ??n keer doorgezet moest worden.Dit strookte niet met de door de opdrachtgever ge?iste bouwtijdverkorting, zodat beslotenwerd van de standaardkolomafmeting af te wijken. Voor de kolommen werd een bekistingontworpen, waarbij vier kolommen met de randbalk tot ??n geheel verenigd werden. De stort-dag begon met het vullen van de 56 kolommen; vervolgens plaatste men de geprefabriceerdewapening van de randbalk, waarna ook deze gebetonneerd werd.Door deze bekistingsvorm en werkwijze was het mogelijk alle kolommen en de bijbehorenderandbalk van ??n verdieping in drie dagen te voltooien.Voor men met de bekisting van de vloer begon, werd de bekisting van de kolommen enbalken gelost en door de bouwkraan naar de begane grond gebracht (fig. 32 en foto 33).43533Verwijderen tafelbekisting m.b.v. eenspeciaal hulpstuk34Bovenaanzicht kernbekisting35De prefab-koppelbalk, gemonteerd tussende wapeningCement XXII (1970) nr. 10b. KernwandenIn de planning was de arbeid aan de kernwanden een kritisch punt. Weer met het oog op debouwtUdis hierbU de prefabricage ver doorgevoerd (foto's 34 en 35). Daartoe werden allekoppelbalken van dekernwanden vooraf gereed gemaakt en met de kraan in het werkgesteld. Ook werden de vier wanden ter dikte van 15 cm, die de achterwand van de liftenvormden in schotten van 1,70 m hoog geprefabriceerd en met stalen pennen en uitgestokenwapening aan elkaar verbonden.De ingewikkelde vorm van de kernen de zware wandwapening met de vele sparingen, nodigvoor airconditioning, waren er oorzaak van, dat ondanks grote inspanningen ca. ??n weeknodig was om de kern ??n bouwlaag op te trekken.c. Vloeren zesde tfm twintigste bouwlaagVoor de vloerbekisting werden 40 stuks houten bekistingstafels gemaakt (zie foto 36, fig. 37en 33) die door middel van een speciaal hulpstuk met de kraan tussen de reeds gereedgekomen kolommen geschoven werden. De ruimte achter de kolommen, dus tussen de tafels,vulde men op met bekistingsstroken die apart gestempeld werden.Als gewichtverminderend element in de vloeren moest men ca. 1800 m stalen kokers leggen(fig. 38a-b). Dit was zeer arbeidsintensief, zodat men op mallen van 8 X 8 m kokerpakkettencompleet met de benodigde supporten, op de begane grond samenstelde, die door de kraanop hun plaats gebracht werden.Om de kokers te beletten op te drUven werden deze met snelspanners aan de bekistings-tafels bevestigd. Het storten van de kokervloeren leverde geen moeilUkheden op, wel moestrnen in de ruimte van 9 cm tussen de kokers goed trillen om het beton onder de kokers teverdichten.Het gewicht van de 24 cm dikkekokervloer bedraagt ca. 455 kgfm2; samen met de afwerkingvan 55 kg/m2komt men tot een totaal gewicht van 510 kgfm2? Volgens NEN 1070 is de isolatie-index voor luchtgeluid + 4 dB en voor contactgeluid - 5 dB, waarden die voor een kantoor-gebouw voldoende zUn.436l ?? p' ??._.~????? __ ??? . ? ??I,..)~"" ......................?.........??..........?.........--- "''lF=''1fIrl,I\FlF"-----,-i - Ie8536Plaatsen van de tafelbekisting voor de repe-terende bouwlagen37Tafelbekisting onder ??n der vloerenWinddrukmetingen aan een model van 'Overhoeks'Om een inzicht te verkrijgen hoe groot de krachten zijn die de wind op de constructie kan. uitoefenen, is een model van het kantoorgebouw, schaal 1 op 150, doorgemeten in de wind-tunnel van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium te Amsterdam.Er waren een aantal moeilijke punten met betrekking tot de wind in het ontwerp te verwach-ten, namelijk:De Jujfelconstructie (23e bouwlaag)Door wisselende windbelastingen, zgn. 'flutter', kunnen zich hier allerlei moeilijkheden voor-doen, zoals trillingen en onvoorziene belastingen.De wind loodrecht op de gevel van de hoogbouw, slaat namelijk ook naar boven, waardooraan de overstekende punt van de luifel een grote opwaartse kracht kan ontstaan.De uitkijkcabine (21 e bouwlaag)Te vergelijken met de Euromastin Rotterdam. De mogelijkheid bestaat, dat door de vrijwelcirkelvormige afmeting bij sterke wind langs de zijkanten een zo grote onderdruk ontstaat,dat de ramen met kozijnen en al er uitgezogen worden.bra ~dmu r~ I I 8I I I8~~6 "' i- I 7'c - I c-.>., ~. T 4 I t>< - k:(8 ~2 2J-~- 5 r i 1 H -t88II 175 L 1'-'l"'l--8 . 2 ~8::::: I I1 ~ :=:~-8 .i~ 6~tt 7- - -I-brandm urI8 8 8 8i 8,verkta ing IIi I38aPlattegrond van een willekeurige verdieping1 . lifthal2 Liften3 schachten4 trappehuizen5 toitetten6 brandportaat7 gClng .8 kantoorruimtenCement XXII (1970) nr. 10 43738bPlattegrond met plaatsing van de kokersover een kwart gedeelte van een vloer39Bovenaanzicht van een deel van de koker?vloer40Storten van de kokervloer41Plaats van de drukgaatjes in modelCement XXII (1970) nr. 10Luchtaanzuiging voor de airconditioningsinstallatieDe luchtaanzuigopening tussen de hoog-en laagbouw (vierde en vUfde bouwlaag) aan dewestkant van de kern kan moeilUk zUn. SU sterke zuidwestelUke wind zou er een onderdrukkunnen ontstaan, waardoor te weinig of zelfs geen lucht aangezogen wordt.De drukmetingen voor de hoogbouw zijn uitgevoerd op 35 punten, verdeeld over de gevelsen de uitkijkcabine en voor dertien windrichtingen van noord over west naar zuid, met inter-vallen van 15? (noord is 0?, west is 90? en zuid is 180?.). De 35 drukgaatjes in het model zijnin fig. 41 aangegeven voor de hoogbouw.Dezedrukgaatjes zijn via messing buisjes en plastic slangetjes aangesloten op een hellendemultimanometer. Deze geeft het verschil tussen de drukken inde drukgaatjes en de statischedruk (barometerdruk) in de meethal, die ongeveer gelUk is aan de statische druk in de tunnel~stroming.43842November 1969; het hoogste punt is bereikt43Bovenaanzicht van de luifel (23e bouwlaag)met plaats van de meetpunten a t/m k........... 00................. 30?symm.- as 600/,- -, ,...--- 90" ?? ,/ '\ ~....._- 1200 .//'~.. 1-._--- 1500#.......... .' " I \ 180? /.. I \ /2,01,0pq= pgebouw - Polmosfeerq = stuwdruk van de werkelijke wind, met windsnelheid Vw in m/sectlPq = Cp. q = Cp . i PV2wDe luchtdichtheid p = 0,1245 kg.sec2? m-4bij 15?C en 760 mm Hg.tlpq = Cp . '/J6 V2w in kgf/m2, dit is de winddruk.Dit de gevonden co?ffici?nten is gebleken dat de grootste onderdruk is gemeten bij meetpunt26 in de zuidgevel bij westenwind, namelijk Cp = -1,71. Bij de andere meetpunten op degevels werden geen grote onderdrukken gemeten; de grootste waarde werd gevonden bij deuitzichtcabine op de 21e bouwlaag en bedroeg -1,36 bij meetpunt 5 bij windrichting 165?.Stel nu dat er een wind zou waaien met een snelheid van 180 km/uur, hetgeen bij windstotenvolgens het KNMI gedurende 1 ? 2 seconden wel eens het geval kan zijn, dan is de winddrukin punt 26 maximaal.Vw == 180 km/uur =50 m/sectlpq = ~ 1,71. '/J6. 502= - 267 kgf/m2 (onderdruk)Op gelijke wijze zijn de co?ffici?nten op elf plaatsen van de luifel (23e bouwlaag) voor zevenwindrichtingen bepaald (fig. 43). De gevonden waarden zijn in fig. 44 voor de elf punten uit-gezet. Wat voor het overstekende deel van de luifel al verwacht werd, is door de model-proeven bevestigd. Beschouwen we punt K, dan zien we dat de co?ffici?nt - 1,60 is, dusopwaarts gericht.Het eigen gewicht van de kunststofluifel, vervaardigd door Structural, een afdeling van Werk-spoor Utrecht NV., was slechts 20 kg/m2; de resterende opwaartse belasting was: - 1,60 .. '/J6 .502+ 20 = - 230 kgf/m2. Hierop zijn de luifel en de acht betonnen kraagbalken onderde luifel berekend.Uit deze modelproeven blijkt dat- het geenszins overdreven is om bij afwijkende constructiesde hulp van deskundigen in te roepen Om het gedrag van bepaalde onderdelen nauwkeurig tekunnen bestuderen.De gemeten statische drukverschillen tlpm zijn tot dimensieloze co?ffici?nten omgewerkt,door ze te relateren aan de stuwdruk qo van de stroming in de windtunnel; C == tlPm.qoCp geeft de grootte aan van de plaatselijke statische onderdruk (-teken) of overdruk(+teken) ten opzichte van de tunnelstuwdruk.Het werken met deze dimensieloze co?ffici?nten heeft tot voordeel, dat zij direct toegepastkunnen worden om de windbelastingen Voor de werkelijkheid te berekenen, ongeacht de bijhet model toegepaste modelschalen en windsnelheden.Men kan aannemen dat er geen schaaleffect bij stromingen om bouwwerken zal optreden,zodat bij een model op ware grootte de drukco?ffici?nten dezelfde zijn.Op een eenvoudige wijze kan men de winddruk met de gevonden co?ffici?nten Cp berekenen.C_ tlpm _ tlpqp - -qo qHierin is:Om een idee te geven over de omvang van het project, geven we hieronder enkele gegevens.over de verwerkte materialen:363 palen, draagvermogen 85 t;45 palen, draagvermogen 40 t;7830 m3beton;905 ton wapeningsstaal;5500 m2gevelelement.f=Obovenaanzicht luifel23e bouwlaago44Gevonden waarden b? beproeving op wind-belasting van de luifel e 9 h kCement XXII (1970) nr. 10 439
Reacties