De ophaalbrug over de Oude Haven in Vlaardingen, onderdeel van de Hoekse Lijn, moest worden herbeoordeeld. Een van de redenen was een geconstateerde verschilverplaatsing in de constructie. Oorzaak en oplossing blijken niet eenduidig.
Lees ook het artikel 'Standaardstations voor Hoekse Lijn' uit Cement 2016/4, waarin de verbouwing van de Hoekse Lijn uitgebreid wordt gedocumenteerd.
4
Spoorbrug
herbeoordeeld
De ophaalbrug over de Oude Haven in Vlaardingen, onderdeel van de Hoekse Lijn, moest worden herbeoordeeld. Een van de
redenen was een geconstateerde verschilverplaatsing in de constructie. Oorzaak en oplossing blijken niet eenduidig.
Verschilverplaatsing bij ophaalbrug over de Oude Haven in Vlaardingen
Spoorbrug herbeoordeeld 4 2017
5
De NS-spoorlijn van Schiedam naar Hoek van Holland, de
zogenoemde Hoekse Lijn, wordt in 2017 ingrijpend verbouwd.
Na deze verbouwing wordt de lijn onderdeel van het metro-
netwerk van Rotterdam en wordt hij beheerd door de RET.
Een beschrijving van de verbouwing van de Hoekse Lijn is
eerder verschenen in het artikel 'Standaardstations voor
Hoekse lijn' uit Cement 2016/4.
In het tracé van de Hoekse Lijn bevinden zich op dit moment
twee beweegbare stalen bruggen. Vanwege de overdracht van
het beheer en eigendom van de Hoekse Lijn, en vanwege de
noodzaak een pantograafgeleidingsconstructie op de bruggen
te plaatsen, is inzicht nodig in de staat van deze bruggen. Bij
een van de beide bruggen is bovendien een misstand geconsta-
teerd in de oplegging van het val, wat duidt op een verschilver -
plaatsing van de constructie. Het betreft de ophaalbrug over de
Oude Haven in Vlaardingen (foto 1).
Bestaande brug
De Hoekse Lijn is rond 1890 in gebruik genomen. Uit deze tijd
stamt ook de brug over de Oude Haven, die destijds is gebouwd
als draaibrug (fig. 2).
Fundering
De fundering van de oude draaibrug bestaat uit een middenpijler
en massieve landhoofden van metselwerk, die alle zijn gefundeerd
op houten palen. De funderingen van de beide landhoofden
zijn door middel van houten balkroosters verbonden met de
fundering van de middenpijler. De fundering van het uiterst
westelijke landhoofd is niet op een vergelijkbare manier
verbonden; het horizontale evenwicht van dit landhoofd werd
waarschijnlijk binnen het constructiedeel zelf verzorgd.
Brug uit 1988
In 1987-1988 is de brug vervangen door de huidige dubbel-
sporige brug, bestaande uit een beweegbaar stalen deel en
betonnen aanbruggen (fig. 3). Deze brug is deels gebouwd op
de oude fundamenten van de vroegere draaibrug. Hierbij zijn
extra betonnen funderingsbalken gemaakt, gefundeerd op
stalen buispalen. De funderingsbalken van de westelijke
aanbrug zijn onderling gekoppeld door middel van betonnen
vloerstroken. Hetzelfde geldt voor de funderingsbalken van de
oostelijke aanbrug, met uitzondering van de funderingsbalk
op stramien H, zoals is weergegeven in de schematisering in
figuur 3. Ter plaatse van de doorvaart is de vloerstrook van
beide aanbruggen verbonden met een kerende damwandcon -
structie en met het landhoofd waarop de oplegging van het
stalen val rust. De damwandconstructie is gestaffeld aange-
bracht (d.w.z. niet alle damwandplanken tot de volledige
diepte). Waarschijnlijk met het doel de oorspronkelijke stem-
peling op het bodemniveau van de doorvaart in stand te
houden.
Statisch schema
Het dek van de aanbruggen is een statisch onbepaalde
constructie over meerdere steunpunten. De westelijke aanbrug
bestaat uit twee delen: een viaduct tussen stramien A tot en
met D en een kelderconstructie voor de ophaalbrug nabij
stramien D. Hoewel de bovenbouw tussen deze twee construc-
ties gedilateerd is uitgevoerd (t.p.v. stramien D), rusten de
constructies op een niet-gedilateerde fundering.
De bovenbouw tussen stramien A en D is via rubberoplegblok-
ken opgelegd op de onderbouw. Op elk stramien wordt door
middel van twee betonnen nokken de horizontale verplaatsing
loodrecht op het spoor tegengehouden. In de richting van het
spoor gebeurt dit door middel van twee doken op stramien D.
De bovenbouw van de kelderconstructie is met doken en rvs-
platen scharnierend aan de onderbouw gekoppeld. ing. Bas Govindasamy,
ing. Hendrik Jan de Waard
Gemeente Rotterdam
1 Ophaalbrug over de Oude Haven in
Vlaardingen 1
Spoorbrug herbeoordeeld 4 2017
6
westzijdestalen aanbrug
landhoofd landhoofddoorvaart stalen draaibrug
houten balkroosters landhoofd
midden
pijler oostzijde
A H
schematisering fundering
westzijde
aanbrug
ophaalbrug
midden
pijler aanbrug
oostzijde
landhoofd
landhoofd
extra funderingsbalken
betonnen vloerstroken
landhoofddamwanddoorvaart
schematisering dek
A
B C D E F G H
2
Langsdoorsnede oorspronkelijke draaibrug
3 Langsdoorsnede ophaalbrug 1988 en schematisering
4 Spoorsysteem met compensatielas
5 Misstand in de oplegging van het val
misstand van circa 45 mm (foto 5). Hoewel er nog enige ruimte
is voor verdere aanpassingen aan het dek, nadert het moment
dat er een structurele oplossing voor dit verschijnsel moet
worden gevonden.
Statische toets
Naar aanleiding van de overdracht van de brug, de plaatsing
van een pantograafgeleidingsconstructie en de geconstateerde
verplaatsingen is een statische toets uitgevoerd van de funde-
ring. Hierbij is gekeken naar de gesloten en de open toestand
van de brug. Er is een belastingsvergelijking gedaan tussen
enerzijds het ontwerp en het huidige gebruik en anderzijds
het toekomstige gebruik.
Uitgangspunten
De aanpassing van de oorspronkelijke brug is ontworpen en
berekend in 1987. Hoewel in verschillende archiefdocumen-
ten de globale uitgangspunten zijn opgenomen, zijn niet alle
berekeningen beschikbaar. Uitgangspunt is dat de berekening
is uitgevoerd met onder andere de VOSB 1963 en VOBB
1982.
De oostelijke aanbrug (stramien E tot en met H) bestaat uit een
viaduct van vier velden, dat op dezelfde wijze is opgelegd als de
westelijke aanbrug. De doken die verplaatsing verhinderen in
de richting van het spoor bevinden zich op stramien E.
Spoorsysteem
Het spoor is op de aanbruggen bevestigd met stalen onderleg-
platen en klemveren op betonnen opstorten (foto 4). Het
spoorsysteem is hierbij door middel van compensatielassen los
gehouden van het aansluitende spoor in het ballastbed. Door
de aanwezigheid van deze compensatielassen worden geen
spoorkrachten vanuit het ballastbed doorgegeven aan de
aanbruggen.
Geconstateerde verplaatsing
Sinds de ingebruikname van de ophaalbrug in 1988 is gecon-
stateerd dat de ruimte tussen de landhoofden kleiner wordt en
dat dus één of beide landhoofden bewegen. Dit verschijnsel
heeft ertoe geleid dat het val van de brug in het verleden met
een aantal centimeters moest worden ingekort, om vastlopen te
voorkomen. De oplegging van het val toont op dit moment een
2
3
Spoorbrug herbeoordeeld 4 2017
7
Resultaten gesloten stand ? horizontale belastingen
Uit de toets met de gesloten stand van de brug blijkt dat de
waarden van de representatieve horizontale reactiekrachten op
de fundering van de aanbruggen in het ontwerp uit 1987 lager
zijn dan die voor het toekomstige gebruik. Hoewel de belas-
tingsfactoren vanuit de NEN 8700-serie lager zijn dan de oude
veiligheidsfactoren, zijn de uiteindelijke rekenwaarden hoger.
Hier voldoet de brug dus niet aan de eisen voor het toekom-
stige gebruik (zie kader 'Berekening horizontale belasting').
Resultaten open stand
Eenzelfde vergelijking voor verticale en horizontale belastingen
is uitgevoerd voor de geopende stand van de brug. Hierbij is
geconcludeerd dat de rekenwaarden van zowel de verticale als
de horizontale reactiekrachten in de toekomstige situatie lager
liggen dan waar in het ontwerp mee is gerekend. In de geopende
toestand voldoet de brug dus aan de vigerende normen.
Conclusie toets
Uit de toets van de horizontale krachten op de brug in gesloten
toestand blijkt dat de fundering van de brug zwaarder wordt
belast dan waarmee in het oorspronkelijke ontwerp rekening is
gehouden. De oorzaak van deze toename is de technische ontwik-
keling van het rem- en optrekmechanisme van het verkeer
(bijv. betere remmen en daardoor een korte remweg). Dat heeft
inmiddels ook geleid tot het in de Eurocode opwaarderen van de
rem- en aanzetkrachten voor alle verkeer. De toename van de
horizontale krachten zou een mogelijke oorzaak kunnen zijn van
de geconstateerde horizontale verplaatsingen van de onderbouw.
Voor de huidige toets is uitgegaan van de NEN 8700-serie.
De brug is geplaatst in gevolgklasse 2. Bestaande objecten in
de Hoekse Lijn worden indien mogelijk in stand gehouden tot
2070. Daarmee wordt voor de beoogde restlevensduur van de
brug circa 55 jaar aangehouden.
Er is in de analyse aangehouden dat goederenvervoer mogelijk
moet blijven op dit deel van het tracé. In de toetsing is boven-
dien rekening gehouden met de extra belastingen die ontstaan
door het toevoegen van de pantograafgeleidingsconstructie.
Resultaten gesloten stand ? verticale belastingen
Uit de toets met de gesloten stand van de brug blijkt dat de
waarden van de representatieve verticale reactiekrachten in
het ontwerp van 1987 hoger zijn dan die voor het toekomstige
gebruik. Omdat de belastingsfactoren vanuit de NEN 8700-
serie lager zijn dan de oude veiligheidsfactoren, inclusief de
stootfactor, zijn ook de rekenwaarden van de reactiekrachten
lager. Hier voldoet de brug dus aan de eisen voor het toekom-
stige gebruik.
4
5
8
compensatielas
oostzijdewestzijde
Hoek van Holland
Rotterdam A
D E H
vaste been
CL 1A
BO 1ABO 2A CL 2A
CL 1C BO 1CBO 2C CL 2C
CL 1B
BO 1BBO 2B CL 2B
CL 1D BO 1DBO 2D CL 2D
vaste beenvaste been
vaste been vaste beenvaste been
vaste been
vaste been
spoor 402
60000 24600107005950 20220 60000+/-46000
voegenspoor
spoor 401
vaste been
vaste been vaste beenvaste been
vaste been
vaste been
compensatielas
westzijde
Hoek van Holland
Rotterdam A
D E H
60000
24600107005950 20220 60000+/-46000
voegenspoor
CL 1A BO 1ABO 2A CL 2A
CL 1C BO 1CBO 2C CL 2C
CL 1B
BO 1BBO 2B CL 2B
CL 1D BO 1DBO 2D CL 2D
spoor 402
spoor 401
Vervolgonderzoek
In februari 2016 is gestart met een vervolgonderzoek
waarbij het bestaande spoorsysteem is geïnspecteerd. Het
doel van deze inspectie was om vast te stellen of het
bestaande spoorsysteem conform de aangenomen lay-out
aanwezig was. De aangenomen lay-out is weergegeven in
figuur 6. Hierbij zijn compensatielassen aanwezig ter
plaatse van stramien A en H. Zoals eerder gemeld zijn
deze compensatielassen bedoeld om het spoor op het
viaduct los te houden van het aansluitende deel in het
ballastbed, waarbij uitzetten en krimpen van de spoorsta-
ven niet wordt verhinderd. Uiteraard zijn de sporen tevens
onderbroken bij de aansluiting op de ophaalbrug.
Uit de inspectie blijkt dat het spoorsysteem van het zuide-
lijke spoor is aangepast bij het vernieuwen van dit spoor,
waarschijnlijk in 2012-2013. De compensatielassen ter
plaatse van stramien A en H zijn komen te vervallen. Deze
spoorstaven zijn hierdoor voegloos uitgevoerd tot aan de
ophaalbrug (fig. 7).
Berekening horizontale belasting
Uitgangspunt voor de toets van de constructieve veiligheid is het oorspronkelijke spoorsysteem
en de archiefberekening van de beweegbare brug uit 1987.
Het beweegbare deel heeft een lengte van 10 m, dit deel draagt horizontale krachten af naar de
westelijke aanbrug. Volgens de archiefberekening is op het beweegbare deel een rembelasting
van 150 kN in rekening gebracht, in combinatie met een aanzetbelasting van 30 kN (0,2 ? rembe -
lasting), beide conform de VOSB. Deze belasting wordt afgedragen naar de westelijke aanbrug.
De westelijke aanbrug heeft een lengte van 5,95 m + 20,22 m = 26,17 m. Op deze brug zelf is
de volgende horizontale belasting in rekening gebracht conform de VOSB:
rembelasting = 6 tonf + 0,9 tonf/m ? 26,17 m = 29,6 tonf = 296 kN, gecombineerd met een
aanzetbelasting = 0,2 ? 296 kN = 59 kN.
Op het westelijke deel van de brug is dus in totaal een horizontale belasting van 150 kN + 30 kN
+ 296 kN + 59 kN = 535 kN vanuit spoorverkeer in rekening gebracht.
De rekenwaarde van deze belasting bedraagt 1,48 ? 535 kN = 792 kN. De veiligheidsfactor van
1,48 wordt hierbij bepaald door de overallveiligheidsfactor van betonconstructies (1,7) volgens
de VB 74/84 te delen door de materiaalfactor van wapeningsstaal (1,15).
Voor het toekomstige gebruik wordt de maatgevende belasting gevonden bij de combinatie
van aanzetbelasting door een goederentrein en rembelasting door een metrovoertuig. De
representatieve waarde voor deze horizontale belasting op
de westelijke aanbrug met het beweegbare deel bedraagt
H
rep,EC = 1082 kN. Volgens de NEN 8700-serie bedraagt de
rekenwaarde van deze belasting op verbouwniveau:
H
d,verbouw = 1,2 ? 1082 kN = 1298 kN.
Voor de oostelijke aanbrug, met een lengte van 24,6 m is een vergelijkbare berekening
gemaakt, waarbij H
rep,VOSB = 336 kN met H d,VOSB = 497 kN en H rep,EC = 931 kN en H d,verbouw =
1117 kN.
6
7
Spoorbrug herbeoordeeld 4 2017
9
spoor in ballast op baan
spoor met ingegoten spoortstaven
spoor met regelbare spoorstaaf-bevestiging
spoorstaaf
overwegplaten
betonnen aanbrug H
E
6
Bestaande spoorsysteem volgens tekening
7 Feitelijk aanwezige spoorsysteem
8 Berekeningsmodel voor het zuidelijke spoor
In het eerste scenario ontstaat horizontale verplaatsing doordat
de constructie zwaarder wordt belast door rem- en aanzet-
krachten dan waarmee in het oorspronkelijke ontwerp van de
ophaalbrug in 1987 rekening is gehouden.
Een tweede scenario is dat horizontale verplaatsing optreedt ten
gevolge van het vernieuwen/veranderen van het zuidelijke spoor -
systeem. Door het gewijzigde spoorsysteem kan overdracht
plaatsvinden van significante horizontale krachten vanuit het
aangrenzende voegloze spoor in het ballastbed. Hiernaast
ontstaat door de aanwezige nokconstructie bij extreme tempera-
turen mogelijk nog een extra horizontale kracht die uit dit spoor
aan de fundering kan worden doorgegeven.
Een derde scenario is een fundering die onvoldoende stijf is in
horizontale richting of die verborgen gebreken heeft, waardoor
optredende horizontale krachten niet kunnen worden opgeno -
men zonder plastische vervorming.
In de eerste twee scenario's worden de verplaatsingen veroor -
zaakt door externe horizontale krachten die op de fundering
aangrijpen en die groter zijn dan waarop in het ontwerp is
gerekend. Dit kan worden opgelost door het spoorstaafsysteem
en de bevestigingen ter hoogte van de brug dusdanig te 'regelen'
dat de extra krachten op de aanbrug naar de aangrenzende
aardebaan kunnen worden overgedragen. Met extra krachten
wordt in dit verband bedoeld: de toename van de horizontale
krachten ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp.
In het derde scenario wordt de verplaatsing veroorzaakt door
onvoldoende stijfheid of door verborgen gebreken in de funde -
ring. Dit zou kunnen optreden doordat de damwandfunderin-
gen aan weerszijden van de ophaalbrug niet voldoende stijf
zijn, of doordat er onvolkomenheden zijn ontstaan in de
stempelfunctie van de vloer tussen deze damwanden. Een
andere mogelijke oorzaak is dat de stabiliteit van de fundering
van de draaibrug van 1896 is verstoord tijdens het verbouwen
in 1987 of een combinatie van voornoemde punten.
Advies
Aangezien het tweede en derde scenario op dit moment niet
definitief kunnen worden uitgesloten en het eerste scenario
Doordat het zuidelijke spoor voegloos is uitgevoerd,
kunnen voegloosspoorkrachten vanuit het aangrenzende
spoor in het ballastbed worden doorgegeven aan de brug en
diens fundering. In de problematiek van de horizontale
verplaatsingen van de aanbruggen moet deze kracht worden
meegenomen.
Analyse
Met behulp van een aantal berekeningsmodellen is
geanalyseerd welke krachten er aan de constructie kunnen
worden doorgegeven bij de spoorsystemen volgens figuur 6
en 7. Een van de berekeningsmodellen is geschematiseerd in
figuur 8.
Uit de analyse blijkt dat het noordelijke, gevoegde spoor circa
66 kN aan het vasthoudpunt van de aanbrug overdraagt,
volgend uit de excentrische modellering. Bij het zuidelijke,
voegloze spoor bedraagt deze kracht circa 1800 kN, overgedra-
gen vanuit het aangrenzende spoor in het ballastbed.
Het is mogelijk dat er in het oorspronkelijk ontwerp met een
voegloosspoorkracht ter grootte van 132 kN (= 2 sporen
à 66 kN) rekening is gehouden, maar zeker niet met een voeg-
loosspoorkracht ter grootte van 1800 kN per spoor.
Nokconstructies
Op beide sporen zijn in de huidige situatie stalen nokcon-
structies aanwezig, die in het oorspronkelijke railontwerp
het kruipen van de gevoegde railstaaf moesten beperken.
Wanneer het uitzetten of krimpen van de spoorstaaf bij voeg-
loos spoor wordt tegengehouden door deze nokconstructie,
worden extra horizontale krachten uit het spoor naar de
fundering overgedragen. In de huidige situatie is niet bekend
bij welke grootte van het doorschuiven van de railstaaf de
nokconstructie horizontale krachten gaat opbouwen en
overdragen.
Drie mogelijke oorzaken
Met de op dit moment bekende gegevens kunnen de volgende
drie scenario's voor de horizontale verplaatsing worden
gegeven.
8
Spoorbrug herbeoordeeld 4 2017
10
kracht die vanuit de spoorstaven kan worden doorgegeven aan
de aanbruggen wordt beperkt tot een voor de constructie
aanvaardbaar niveau.
Doel van beide maatregelen is de asymmetrie uit de constructie
te halen en ervoor te zorgen dat de horizontale belastingen
worden afgedragen in de aardebanen en niet naar het kunstwerk.
Eerder (zie kader 'Berekening horizontale belasting' en kopje
'Analyse') is al beredeneerd dat dit aanvaardbare niveau voor
de westelijke aanbrug niet hoger mag zijn dan een representa-
tieve waarde van de horizontale belasting van 667 kN (opge-
bouwd uit 535 kN + 2 ? 66 kN). Voor de oostelijke aanbrug
geldt een vergelijkbare waarde. Dit moet worden bereikt door
de spoorstaafbevestigingen op de beide aanbruggen van beide
sporen dusdanig slap te maken, dat maximaal de genoemde
toelaatbare horizontale belasting aan de fundering van de
aanbrug kan worden overgedragen. Voor de westelijke
aanbrug betekent dit per spoor maximaal 334 kN, ofwel
167 kN per spoorstaaf. De maximaal toelaatbare horizontale
krachtsoverdracht van een spoorstaaf op de aanbrug bedraagt
dan 6,4 kN/m (lengte = 26,17 m). Dit kan door regelbare
spoorstaafbevestiging op de fundering worden overgebracht.
sowieso moet worden verholpen, is het advies tweeledig: de
sporen moeten worden aangepast en de deformatie van de
aanbruggen moet worden gemonitord.
Aanpassing sporen
Het spoorstaafsysteem en de bevestigingen van het spoor op
de brug moeten dusdanig worden aangepast, dat de toename
van de horizontale kracht ? ten opzichte van het oorspronke-
lijke ontwerp van de ophaalbrug ? van de aanbruggen naar de
aangrenzende aardebaan kan worden overgedragen. Om dit te
bereiken, worden twee maatregelen voorgesteld: namelijk het
laten vervallen van de nog aanwezige compensatielassen bij
stramien A en H en daarnaast het slapper maken van de
spoorstaafbevestiging.
Met de eerste aanpassing wordt bereikt dat de spoorstaven die
op de aanbruggen aanwezig zijn voegloos zijn verbonden met
het aangrenzende spoor in het ballastbed dat aan weerszijden
aansluit op de brug. Krachten die op de spoorstaven werken
ter plaatse van de brug kunnen hierdoor worden doorgegeven
aan dit aansluitende gebied.
Met de tweede maatregel, het slapper maken van de spoor
-
staafbevestiging, moet worden bereikt dat de horizontale
9
Spoorbrug herbeoordeeld 4 2017
11
9 De ophaalbrug na aanbrengen van het grootste
deel van de pantograafgeleidingsconstructie
10 Nokconstructie
Monitoren deformatie
Onderdeel van de maatregelen is het monitoren van de
aanbruggen voor de komende tien jaar. In het monitoringsplan
is een frequentie opgenomen waarbij elk jaar een keer in de
zomer en een keer in de winter wordt gemeten. Hierbij moeten
de meetpunten dusdanig worden gekozen dat zowel de
aanbruggen als de landhoofden worden gemonitord. Na elke
meting zullen de meetresultaten worden geanalyseerd. Als uit
de metingen zou blijken dat de verplaatsingen van de aanbrug-
gen doorzetten, moet de horizontale draagkracht van de funde-
ring worden vergroot.
Aanvullende maatregelen?
Vanuit de huidige regelgeving op het gebied van constructieve
veiligheid is het voor het in gebruik houden van de brug over
de Oude Haven in Vlaardingen noodzakelijk om de afdracht
van de horizontale belastingen aan te passen. Door het aanpassen
van het spoorsysteem en de spoorstaafbevestiging wordt de
horizontale belasting op de onderbouw gereduceerd tot een
voor de constructie aanvaardbaar niveau. Met het instellen van
een monitoringsplan kan worden nagegaan of deze maatregel
afdoende is om geconstateerde verplaatsingen tot stilstand te
brengen of dat er in de toekomst toch nog aanvullende maat-
regelen nodig zijn.
?
Bij belast spoor is de representatieve waarde voor de door -
schuifkracht van het spoor 50 kN/m (dus per twee spoorsta-
ven), terwijl deze bij onbelast spoor 30 kN/m bedraagt.
Bij belast spoor is hierdoor slechts 26% van de aanwezige
spoorstaafbevestigingen nodig om de horizontale kracht
over te dragen op de onderbouw en bij onbelast spoor circa
43%. Gekozen wordt om het gemiddelde van deze percentages
aan spoorstaafbevestigingen voor de krachtsoverdracht te
benutten. Om dit te bereiken, moet circa 67% van de rail-
bevestigingen los worden gemaakt. Dit wordt gedaan in een
patroon van 'één bevestiging vast' dan 'twee bevestigingen los'.
Aandachtspunt is de eerdergenoemde nokconstructie in de
spoorstaven van beide sporen. Deze constructie was bij de
oorspronkelijke opbouw van het spoor bedoeld om het
'kruipen' van de spoorstaven tegen te gaan. Door het voegloos
maken van het spoor zouden deze nokken als een vast punt
kunnen gaan werken waarmee het slap maken van de spoor -
constructie teniet wordt gedaan. In overleg met de RET is
daarom besloten de nokconstructie in zijn geheel te verwijde-
ren, in combinatie met het voegloos maken van het spoor en
slapper maken van de spoorbevestiging.
? PROJECTGEGEVENS
project Ombouw Hoekse Lijn, instandhouding
bestaande ophaalbrug te Vlaardingen
opdrachtgever Gemeente Rotterdam
subsidieverstrekker Metropoolregio Rotterdam -
Den Haag
ontwerp en engineering Ingenieursbureau
gemeente Rotterdam en Ingenieursbureau RET
10
Reacties