8
december2021
Aardbevingsbestendigheid Dwarskracht
Roskilde Festival Folk Højskole
II? CEMENT 8 20 21
Cement is een kennisplatform van
én voor constructeurs.
Het platform
legt kennis vast over construeren met be-
ton en verspreidt deze onder vakgenoten.
Om deze kennisdeling te ondersteunen
en het belang ervan te onderstrepen, kan
een bedrijf partner worden. Een partner
geniet een aantal aantrekkelijke voorde-
len, zoals zichtbaarheid, flinke korting op
lidmaatschappen, gratis plaatsing van
vacatures en de mogelijkheid mee te
praten over de inhoud van het platform.
Heb je ook interesse om partner te wor-
den, neem dan contact op met Marjolein
Heijmans, m.heijmans@aeneas.nl.
Onze
partners
CEMENTONLINE
Meer informatie over deze bedrijven en over het partner
schap st
aat op
www.cementonline.nl/partners.
Cement wordt mede mogelijk gemaakt door:
partners
CEMENT 8 2021 ?1
2? CEMENT 8 20 21
36 W apenen van schijven en
platen
P rogramma's vertalen krachten en
mome
nten naar wapening. Hoe doen
ze dat, voor
al voor dwarskrachten?
44 Dw arskrachtweerstand in
gebieden z
onder buig-
scheur
en (II)
Nie uw model voor het bepalen van
de dwarskr
achtweerstand voor
voorgespanne
n liggers met beugels
voor de gebiede
n die niet scheuren
als ge
volg van buiging.
60 "F orm follows sustainability
als basis v
oor het ontwerp-
proces"
I n gesprek met de Constructeur en
het T
alent van het Jaar 2021.
Artikelen
7 10 jaar hoof dredacteur
C
ement
1 januari 2022 st opt Dick Hordijk
na
10 jaar als hoofdredacteur van
Ce
ment. Een terugblik op die periode.
14 St ijf aardbevingsbestendig
bouwen
H andvaten om aardbevingsbestendig
bouwe
n in nieuwbouw meer aan te
lat
en sluiten op de Nederlandse
bouwpraktijk.
24 Select ief slopen van beton-
constructies
O ntwikkeling in-situbetonidentifi-
catiet
echniek om 'gezond' beton
vóór slope
n te karakteriseren en te
scheide
n van 'aangetast' beton.
14 44
Foto voorpagina:?Roskilde Festival Folk Højskole in Roskilde, Denemarken, foto: MVRDV /Ossip van Duivenbode
COLOFON
Cement, vakblad over betonconstructies, is hét
vakblad van en voor constructeurs en verschijnt
8 keer per jaar. Het vakblad is een onderdeel
van het kennisplatform Cement, een uitgave
van Aeneas Media bv in opdracht van het
Cement&BetonCentrum.
Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8,
Ruimte 4121, 5222 AE 's-Hertogenbosch
T 073 205 10 10, www.aeneas.nl
Redactie dr.ir. Dick Hordijk (hoofdredacteur),
ir. Paul Lagendijk, ir. Marloes van Loenhout,
ir. Jacques Linssen, ir. René Sterken, ir. Cindy
Vissering, ing. Henk Wapperom, dr.ir. Rob Wolfs
Redactieraad ir. Edwin Vermeulen (voorzitter),
ir. Paul Berendsen, ing. Dick Bezemer, prof.dr.ir.
Jos Brouwers, ir. Henco Burggraaf, ir. Maikel
Jagroep, ir. Ad van Leest, dr.ir. Mantijn van
Leeuwen, ing. Michael van Nielen PMSE,
ir. Paul Oomen, ir. Dirk Peters, ir. Ton Pielken
r
ood,
ir. Kees Quartel, ir. Hans Ramler, ir. Luc Rens,
ir. Paul Rijpstra, ir. Dick Schaafsma, ing. Roel
Schop, dr.ir. Raphaël Steenbergen, prof.dr.ir. Kim
van Tittelboom, dr.ir. Rutger Vrijdaghs, ing. Henk
ter Welle, ing. Jan van der Windt
Uitgever / vakredacteur ir. Jacques Linssen
j.linssen@aeneas.nl, T 073 205 10 22
Planning en coördinatie Hanneke Schaap
h.schaap@aeneas.nl, T 073 205 10 19
Eindredactie Hanneke Schaap
Ontwerp Twin Media bv, Miranda van Agthoven
Vormgeving Twin Media bv, Maarten Bosch
Media-advies Leo Nijs, l.nijs@aeneas.nl,
T 073 205 10 23
Klantenservice abonnementen@aeneas.nl,
T 073 205 10 10
Website www.cementonline.nl
Overname artikelen Overname van artikelen en
illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke
toestemming.
Lidmaatschappen 2022 Kijk voor meer
informatie over onze lidmaatschappen op
www.cementonline.nl/lidworden of neem contact
op via abonnementen@aeneas.nl of 073 205 10 10.
Voorwaarden Je vindt onze algemene voor-
waarden op www.cementonline.nl/algemene-
publicatievoorwaarden Hoewel de grootst
mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud
van het blad, zijn redactie en uitgever van
Cement niet aansprakelijk voor de gevolgen,
van welke aard ook, van handelingen en/of
beslissingen gebaseerd op de informatie in deze
uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt
beeldmateriaal worden achterhaald. Belang
-
hebbenden kunnen cont
act opnemen met de
uitgever.
ISSN 0008-8811
Inhoud
Vakblad over betonconstructies
CEMENT 8 2021 ?3
Ja hoor, daar is ie bijna weer,
de jaarwisseling. Wat had ik ge-
hoopt het in een korte terugblik
op het jaar nu niet meer over
corona te hoeven hebben. Maar
helaas, zeker met de huidige
opleving van het virus ontkom ik
daar niet aan. Behalve het feit
dat redactievergaderingen on-
line waren, was de impact voor
Cement gelukkig minimaal. Ik
zeg er gelijk bij mee te leven met
mensen die er in hun gezond-
heid door zijn geraakt of er een
naaste door hebben verloren.
Ook gaan mijn gedachten uit
naar ondernemers en anderen,
die er hun beroep niet meer of
slechts in beperkte mate door
kunnen uitoefenen.
?????In deze laatste editie van
2021 weer voldoende informatie
over bekende - je zou kunnen
zeggen oude - onderwerpen,
zoals dwarskracht en aardbe-
vingsbestendigheid. Maar er is
ook ruimte voor iets wat nieuw
is: het selectief slopen van
betonconstructies.
?????Ik heb de titel 'Oud en
nieuw' van dit hoofdredactio-
neel niet alleen gekozen van-
Oud en nieuw
wege de komende jaarwisseling
en om het te koppelen aan de
inhoud (nee, ik noem dat bewust
niet 'content') van dit nummer. Er
is namelijk nog een andere (in
ieder geval voor mij) belangrijke
actualiteit. Zoals jullie kunnen
lezen, draag ik na 10 jaar per 1
januari aanstaande mijn taak
als hoofdredacteur over aan
Max Hendriks, de kersverse
hoogleraar Betonconstructies
aan de TU Delft. Waar ik na-
tuurlijk niet mee wil zeggen dat
ik oud ben en Max nieuw is :-).
Maar er wordt bij Cement wel
een periode afgesloten en er
breekt een nieuwe aan.
?????Hoewel jullie misschien
wel een idee hebben van hoe
het reilt en zeilt bij de redactie
van Cement, kunnen jullie nu
controleren of dat idee klopt.
In het kader van mijn afscheid
als hoofdredacteur van Cement
geef ik jullie op pagina 7 een
kijkje in de keuken van de
redactie. Zoals ik schrijf, ben
ik super trots op Cement en ik
zal mijn Cement-familie en de
'feestdagen' zeker gaan missen.
Maar dat wel in de wetenschap
dat Cement de komende vele
jaren in handen is van een
professionele redactie en een
uitstekende hoofdredacteur.
?????Ik wil jullie allemaal harte-
lijk bedanken voor het feit dat
ik 10 jaar jullie hoofdredacteur
heb mogen zijn.
Het ga jullie en Cement goed!
Dick Hordijk
Voor reacties: d.hordijk@cementonline.nl
60
En verder
6 Max Hendriks nieuw e
hoofdredacteur Cement
M ax Hendriks, hoogleraar Beton-
constructies aan de T
U Delft, volgt
D
ick Hordijk op als hoofdredacteur
van Cement.
12 Dr aaien aan de knoppen
Column Sande r den Blanken.
32 R ekenen in de praktijk (17)
Case over het bepalen van de
dwarskrachtcapaciteit van een
betondoorsnede.
51 Const ructeur van het Jaar (4)
I nterview van Marijn Bruurs met
ecoloog J
esse Schuitemaker.
54 Cementf abriek wordt
'festivalhogeschool'
Bet on in beeld over Roskilde Festival
F
olk Højskole in Denemarken.
66 Gele zen in Structural
Concr
ete Vol. 22/4
Ee n variatie aan papers over vezel-
ve
rsterkt beton, over aanhechting
e
n over dwarskracht.
4? CEMENT 8 20 21
auteurs
prof.dr.ir. Johan
Blaauwendraad
TU Delft
p. 36 - 43
ir. Kirsten Hannema Freelance
architectuurjournalist p. 54 - 59
dr.ir. Dick Hordijk Adviesbureau ir. J.G. Hageman p. 7 - 11
dr.ir.drs. René Braam
Adviesbureau ir. J.G. Hagemanp. 36 - 43 ing. Matthijs
Kleiker MSc
Dijkhuis Ingenieurs p. 14 - 23
ir. Bob Gieskens
VNconstructeurs p. 60 - 64
dr.ir. Sonja Fennis
Rijkswaterstaat p. 24 - 31 dr.ir. Marco Roosen
Rijkswaterstaat p. 44 - 50
ir. Jesse Schuitemaker Witteveen+Bosp. 51 - 53
ing. Bart Vosslamber MSEng RC
Heijmans Infra p. 32 - 34
dr.ir. Yuguang Yang TU Delft
p. 44 - 50
ir. Rick Titulaer
Arup
p. 60 - 64
ir.ing. Sander den
Blanken RO
BAM Infra Nederland
p. 12 - 13
ir. Joris Hesselink PMSE
BAM Advies &
Engineering
p. 60 - 64 ir. Marijn Bruurs
Witteveen+Bos
p. 51 - 53
dr.ir. Marija Nedeljkovi?
Rijkswaterstaat /
TU Delft
p. 24 - 31
ir. Arjan Habraken
SIDstudio
p. 60 - 64 ir. Noortje de Geus
Ingenieursbureau
Den Haag
p. 60 - 64 prof.dr.ir. Erik Schlangen
TU Delft
p. 24 - 31
ir. Walter Spangenberg
p. 60 - 64
ir. Mathew Vola
Arup
p. 60 - 64
ir. Theo van
Wageningen
Dijkhuis Ingenieurs
p. 14 - 23
Aan dit nummer van Cement werkten mee:
1 Max Hendriks wordt 1 januari 2022 hoofdredacteur van Cement2 Dick Hordijk neemt na 10 jaar afscheid
Hendriks is geen onbekende voor Cement. Hij werkt sinds 2007 als
universitair docent bij de sectie Toegepaste Mechanica van de
afdeling Bouw en Infra, tegenwoordig 3MD (Materials, Mechanics,
Management & Design). Hij is een van Nederlands belangrijkste
deskundigen op het gebied van niet-lineaire eindige-elementen-
berekeningen. Daarnaast heeft hij onderzoek gedaan naar opti-
male staafwerkmodellen, buitengewone belastingen als brand en
explosie, zettingsschade, de invloed van wapeningscorrosie en
ASR op het draagvermogen, en vezelversterkt beton. De meeste
onderzoeken zijn een mix van lab- en veldexperimenten en analy-
tische en numerieke modellen.
?????Hendriks studeerde in 1987 af aan de TU Eindhoven bij de
faculteit Werktuigbouwkunde. Aan diezelfde faculteit promo-
veerde hij vier jaar later. In 1991 ging hij aan de slag als onderzoe-
ker bij TNO, bij de groep Computational Mechanics, waar hij onder
meer productmanager was van DIANA. Dit geavanceerde
EEM-pakket speelt nog altijd een belangrijke rol bij het simuleren,
voorspellen en onderzoeken van het gedrag van beton en beton-
constructies. In 2011 werd Hendriks benoemd als hoogleraar
Betonmechanica aan de Technische Universiteit in Trondheim,
Noorwegen. Hendriks is sinds 1 juni 2020 actief als hoogleraar bij de sectie
Betonconstructies van de afdeling Engineering Structures van de
TU Delft. Daarbij zal kennisontwikkeling over duurzaamheid van
betonconstructies een belangrijke leidraad zijn voor onderwijs en
onderzoek.
?????In het komende nummer van Cement maken we nader kennis
met Hendriks, in een uitgebreid interview. In het artikel op de vol-
gende pagina's blikt Hordijk zelf terug.
Bedankt Dick!
Dick treedt terug na 10 succesvolle en mooie jaren. Cement heeft veel aan hem te danken.
Mede dankzij zijn streven naar kwaliteit, is de toegevoegde waarde van Cement in een ver-
anderend landschap alleen maar toegenomen. Dit blijkt ook uit de vele positieve reacties
van onze lezers en partners. Door Dicks scherpte, positieve houding en humor was zijn
inbreng niet alleen voor Cement een zege, maar zeker ook voor de redactie, eigenaar en
uitgever. Dankjewel!
De redactie van Cement, het Cement&BetonCentrum en Aeneas Media
Wil jij als lezer, partner, adverteerder of anderszins betrokkene ook een bericht achter
lat
en
voor Dick, dat kan onderaan dit bericht op Cementonline.
Max Hendriks nieuwe
hoofdredacteur Cement
Per 1 januari wordt Max Hendriks de nieuwe hoofdredacteur van
Cement. De kersverse hoogleraar Betonconstructies aan de TU Delft volgt Dick Hordijk op die de redactie van Cement sinds 2012 leidt.
1
2
6? CEMENT 8 20 21
Stoppen?
Misschien moet ik eerst nog even toelichten
waarom ik stop. Laat ik duidelijk zijn, er zijn
genoeg redenen om niet te stoppen. Het is
gewoon hartstikke leuk en met de redactie
hebben we een geweldig team. Zoals ik vaker
in redactievergaderingen heb aangegeven,
de redactieleden voelden bijna als familie en
de dagen dat we een redactievergadering
hadden, werden door mij steevast betiteld
als feestdagen. Dat neemt niet weg dat ver-
andering soms goed is en met de aanstelling
van de nieuwe hoogleraar Betonconstructies aan de TU Delft kwam de gedachte op dat het
voor Cement niet slecht zou zijn als hij het
stokje zou overnemen. Toen daarop positief
werd gereageerd door zowel de eigenaar van
Cement als Max, leek het een mooi moment
om de overdracht 1 januari 2022, als ik pre-
cies 10 jaar hoofdredacteur ben geweest, te
laten plaatsvinden.
Trots!
Met de artikelen in Cement proberen we
ervaringen met interessante, innovatieve en
uitdagende betonconstructies te delen,
10 jaar
hoofdredacteur Cement
Een kijkje in de keuken
auteur
dr.ir. Dick Hordijk
Op 1 januari 2012 nam ik het stokje van Cees Kleinman over en werd ik hoofdredacteur van
Cement. Na precies 10 jaar geef ik dat stokje nu weer door. Moet daar aandacht aan worden
besteed? Nou niet direct, zo lijkt me. Maar het is misschien wel een goede gelegenheid om eens terug te blikken op dat hoofdredacteurschap in de afgelopen periode. Voor alle duidelijkheid, het is zeker niet bedoeld als advies aan mijn opvolger. Max Hendriks zal er ongetwijfeld op
zijn eigen wijze invulling aan gaan geven en ik heb er alle vertrouwen in dat het een mooie tijd wordt voor hem en Cement. Nee, ik hoop met dit artikel jullie een inkijkje te geven in
waar wij, als redactie, zoal tegenaan liepen bij het streven de kwaliteit van Cement en het online kennisplatform hoog te houden.
CEMENT 8 2021 ?7
maar het streven is om ook over meer alle-
daagse betonconstructies kennis te delen.
We letten er daarbij op dat er enige balans is
tussen projecten in de grond-, weg- en water-
bouwsector, utiliteitsbouw en woningbouw
en streven er naar verschillende bureaus en
andere partijen een podium te bieden. Om-
dat standaard meer dan genoeg artikelen
autonoom worden aangeleverd, is dat niet
altijd gemakkelijk. Door ook bureaus te be-
naderen voor projecten proberen we dat
enigszins te reguleren. Daarnaast hebben
we oog voor variatie in inhoud door naast
projectartikelen aandacht te besteden aan
opinie, wetenschap, regelgeving en mensen
(interviews, De jonge constructeur en Con-
structeur van het Jaar). We denken ook na
over rubrieken. Zo hebben we bijvoorbeeld
Gelezen in Structural Concrete en Rekenen
in de praktijk geïntroduceerd. Onderzoek
onder lezers maakte duidelijk dat men
graag leest over normen en de laatst ge-
noemde rubriek sluit daar goed bij aan. Ik
ben van mening dat dit alles leidt tot acht
keer per jaar een mooie editie met een palet
aan informatie voor en over betonconstruc-
ties en construeren in beton. Ik ben gewoon
hartstikke trots op ons nu al bijna 73 jaar
oude, maar nog steeds springlevende Cement!
Wat in Cement staat is waar?!
Het streven is om met Cement een hoog-
waardig vakblad uit te brengen. Dat bete- kent dat de kwaliteit van de artikelen goed
moet zijn en dat wat er in de artikelen staat
bij voorkeur ook allemaal waar is. Dat te be-
reiken is niet altijd makkelijk. Bij projectar-
tikelen valt het wel mee. Maar zodra het gaat
over normen of normteksten, wordt het las-
tiger. We hebben de afgelopen 10 jaar eigen-
lijk nooit echt problemen gehad met artike-
len, maar als er iets speelde, had het vrijwel
altijd met normen, c.q. de interpretatie van
normen, te maken. Nu is dat niet zo vreemd,
want hoewel normen met grote zorgvuldig-
heid worden opgesteld, blijken die niet altijd
helemaal duidelijk of niet voor slechts één
uitleg vatbaar. Moet je er daarom niet over
schrijven? Nee, juist wel zou ik zeggen. Maar
moeten wij als redactie ons dan er helemaal
in verdiepen hoe de norm geïnterpreteerd
moet worden of daar studie naar verrich-
ten? Dat kan gewoonweg niet. Je mag ver-
wachten dat we als redactie altijd zorgvuldig
hebben gehandeld en als daar aanleiding toe
was, is de betreffende normcommissie ge-
raadpleegd. Soms wordt er een lacune of
fout blootgelegd en dan kan de vraag spelen:
publiceren of niet? Een aansprekend voor-
beeld vind ik nog steeds de discussie over
de berekening van tandconstructies, die
mijn voorganger Cees Kleinman terecht
aankaartte met enkele artikelen. Het leidde
er uiteindelijk toe dat er duidelijkheid kwam
en foute berekeningen van tandconstructies
niet meer voor hoeven te komen.
3 Uit de oude doos: de laatste redactievergadering in het Cementrum in 's-Hertogenbosch
3
8? CEMENT 8 20
21
Het moge dus duidelijk zijn dat we niet altijd
100% kunnen controleren of, en dus ook niet
kunnen garanderen dat, alles waar is. Wel
vragen we, als we het nodig achten, soms
een externe deskundige een artikel te revie-
wen. En dan is er ook nog de vraag of iets een
feit of een mening is. Er was een periode dat
dit in diverse media een aandachtspunt was
en zo ook bij ons. Ik herinner me dat we
daar in de redactieraadsvergadering in 2015
ruim bij stil hebben gestaan. Het 'over de
schouder meekijken' van de redactieraad en
mede bepalen van onze koers, zie ik ook als
een belangrijk onderdeel van de zorgvuldig-
heid die we betrachten.
Digitalisering
Ik denk dat ik mezelf wel kan rekenen tot
een beetje van de oude stempel. Maar op de
discussie over 'online only' of ook nog een
printversie (zie mijn hoofdredactioneel
'Onlyne' of print?, Cement 2020/6) kijk ik
met genoegen terug. In de eerste jaren van
mijn hoofdredacteurschap leek het erop dat
het naar alleen maar online zou moeten
gaan. Overigens niet alleen bij Cement maar
breder in de maatschappij. Ik zag dat niet
zitten en vond juist dat het 'blad op de mat'
zou moeten blijven bestaan. In de jaren die
volgden, bleek in de redactieraadvergade-
ringen steeds duidelijker dat de geprinte
versie moest blijven en het was juist een
jong iemand, een vertegenwoordiger van
YouCon, die ervoor pleitte. Auteurs hebben
er ook duidelijk een voorkeur voor dat het
artikel in de geprinte versie komt. Het aantal
'online only' artikelen is nog steeds beperkt.
Spraakmakend
De laatste decennia is Cement meer dan al-
leen het vakblad. Er wordt gesproken over
een platform (op z'n Engels uitgesproken, zoals
zoveel zaken waar ik altijd een geintje over
maakte: content, community, etc.). Jullie ken-
nen het natuurlijk allemaal, Cementonline,
de nieuwsbrief, enz. De vraag was regelmatig
aan de orde of de redactie en de hoofdre-
dacteur zich ook bezig zou moeten houden
met al die zaken rond het blad. Hoewel we
niet alles op een schaaltje wegen, kan ik zeg-
gen dat ik daar toch ook wel aandacht voor
had. Of moet ik zeggen dat ik daar een stem- pel op heb gedrukt? Is het niet zo dat media
er altijd op uit is aandacht te trekken met
uitdagende uitspraken en spraakmakende
titels? Dat was al toen ik in 1991 promoveerde
en het blad Delta van de TU Delft er een
artikel over schreef. Mijn onderwerp was
vermoeiing van beton en in die tijd waren er
problemen met de betonnen palen van de
pier van Scheveningen. Ondanks mijn uitleg
dat die problemen niet met vermoeiing te
maken hadden en ik absoluut niet de relatie
met de pier wilde, werd het artikel geflan-
keerd door een halve pagina grote foto van
de pier van Scheveningen. Ik heb er in de
redactie altijd voor gepleit om voorzichtig
te zijn met informatie en zeker niet zomaar
informatie van derden over te nemen.
Verdienmodellen
Hoewel het een blad door en voor de lezers
is, zijn er toch genoeg werkzaamheden die
professioneel ingevuld moeten worden en
dus geld kosten. Vroeger werden inkomsten
gegenereerd met abonnementen en adver-
tenties. Maar met de digitalisering is dat
allemaal veranderd en hoewel het de uitge-
ver toch bijna elk jaar weer lukt uit de rode
cijfers te blijven, was overleg over de ver-
dienmodellen de laatste tien jaar een met
grote regelmaat terugkerend onderwerp.
Onder meer vanwege terug lopende adver-
tentie-inkomsten, kwam de gedachte op om
partnerschap te introduceren. We hoorden
altijd dat Cement een geweldig blad is dat
zeker moet blijven bestaan. Is het dan niet
mogelijk om de vele partijen die dat vinden
daarin financieel bij te laten dragen? Dat is
gelukt en tegenwoordig komt daar een be-
langrijk deel van de inkomsten vandaan. Er
staat ook iets tegenover het partner zijn. We
moeten wel oppassen dat de inspanningen
voor de tegenprestatie niet groter worden
dan wat het oplevert, want dan wordt het
paard weer achter de wagen gespannen. En
de invloed van partners mag ook niet ten
kosten gaan van de kwaliteit van Cement.
Gelukkig worden er ook nog steeds adver-
tenties verkocht en wij zijn blij met leveran-
ciers die zo hun product willen promoten.
Een aandachtspunt voor de redactie is na-
tuurlijk ook de commercie in artikelen. In
standaard artikelen willen we dat eigen-
De dagen dat
we een redactie-
vergadering
hadden, werden
door mij
steevast betiteld
als feestdagen
CEMENT 8 2021 ?9
lijk niet zien. We hebben er lang over gedis-
cussieerd of we in Cement ook, wat in andere
bladen wordt aangeduid met advertorials,
zouden moeten hebben. Drie jaar geleden zijn
we er toch ook mee gestart, ook al hebben
we er nu geen Engelse term aan gekoppeld
en noemen we het gesponsorde berichten
(nee, niet door mij bedacht!).
De afweging tussen kosten en opbrengsten
speelt feitelijk bij alle nieuwe activiteiten die
de revue passeren. Zo bedachten we dat het
mooi zou zijn als men over een project niet
alleen kan lezen in Cement, maar online er
ook een filmpje over kan bekijken. We doen
dat soms wel als er een filmpje wordt aange-
leverd, maar als redactie kunnen we die niet
zelf maken of laten maken. En zo speelt ba-
lans tussen inspanning en opbrengst ook bij
zaken als het organiseren van events en bij-
houden van een vacaturebank. Ik realiseer
me terdege dat tijden en de wereld om ons
heen veranderen en dat Cement daar niet
aan voorbij kan gaan, omdat het anders al-
leen maar moeilijker wordt om te overleven
(overleven overigens niet in het belang van de
redactie of de eigenaar maar van jullie!). Ik
heb me altijd op het standpunt gesteld dat
alle potentiële uitbreidingen en vernieuwin-
gen een kans verdienen, maar dat die wel
met een gezonde kritische blik moeten wor-
den beoordeeld, en dat vooralsnog bij voor-
keur geen concessies worden gedaan aan
handhaven van het blad Cement zoals we
dat kennen. Tevens vind ik dat ook gekeken
moet worden hoeveel er al in een vijver
wordt gevist. Als er op een actueel onder-
werp al vele studiemiddagen en symposia
worden georganiseerd door andere partijen,
is het dan verstandig daar nog eentje aan toe
te voegen als het om hetzelfde publiek gaat?
Ik heb daar zo mijn twijfels over.
Archieffunctie
Het blad is ooit ontstaan met als bedoeling
cement, beton en betonproducten te promo-
ten. Hoewel dat door de betonindustrie ge-
deeltelijk nog wel zo wordt gezien, is voor mij
de belangrijkste doelstelling het delen van
kennis. Daar komt 't ie weer, zowel kennis
'nice to know' als 'need to know'. Naast het
feit dat kennis en ervaring van anderen een inspiratiebron kunnen zijn voor de uitdagin-
gen waar een (ontwerpend) betonconstruc-
teur zich voor ziet gesteld, zal het hem of
haar ook helpen bij aandachtspunten (hoe
iets wel of juist niet doen) in de dagelijkse
praktijk. Naast het acht keer per jaar via het
blad en via de andere kanalen min of meer
continu delen van kennis, is de in het archief
opgeslagen informatie (sinds 1949!) van on
-
schatbare waarde. Ik benadruk altijd deze
belangrijke archieffunctie en heb vele malen
in de redactie aangekaart dat de zoekfunctie
op Cementonline moet worden verbeterd.
Daar wordt ook nu nog hard aan gewerkt.
Onafhankelijkheid
Terugkomend op de promotiefunctie van
Cement kan ik zeggen dat ik het enorm heb
gewaardeerd dat we als redactie, en dat ik
als hoofdredacteur, altijd volledig de ruimte
hebben gekregen om onafhankelijk te ope-
reren. Ik begrijp volkomen dat bepaalde
partijen het belangrijk vinden om betoncon-
structies van hun mooie kanten te laten zien
(zowel qua uiterlijk als qua constructie en de
mogelijkheden op velerlei vlak). Geluiden
om fouten niet te laten zien kwamen spora-
disch voor, maar hebben we nooit gehono-
reerd. In tegendeel, we kunnen betoncon-
structies juist een geweldige dienst bewijzen
door te laten zien wanneer het mis gaat. Dat
was voor mij ook de reden om op een gege-
ven moment de rubriek Dick voor Mekaar te
starten. Helaas heb ik er te weinig tijd voor
vrijgemaakt en is het aantal afleveringen
beperkt gebleven.
4
Om te bereiken
dat wat in de
artikelen staat
waar is, is niet
is niet altijd
makkelijk
4 Cartoon van de rubriek Dick voor Mekaar
REDACTIERAAD
Naast een redactie kent Cement
een redactieraad. De raad
toetst het gevoerde beleid aan
de redactiedoelstelling, beoor-
deelt de plannen en draagt
ideeën aan. De redactieraad
vormt een afspiegeling van de
doelgroepen in Nederland en
België en vormt tevens een
draagvlak voor het platform.
De redactieraad vergadert
éénmaal per jaar.
10? CEMENT 8 20 21
5
5 Dick Hordijk is trots op Cement. Op de foto met de oude en de nieuwe vormgeving van het vakblad
Natuurlijk was er weleens een spanningsveld
als bijvoorbeeld enige kritiek op beton door-
klonk in een artikel of wanneer een artikel
vrijwel geen of helemaal geen raakvlak had
met beton. Maar het feit dat we altijd de vrij-
heid hebben gekregen onafhankelijk te blij-
ven, vond ik een groot goed in de afgelopen
10 jaar en als ik dan toch een klein advies
aan mijn opvolger mag meegeven, als het
ooit toch ter discussie wordt gesteld: hou
eraan vast.
Onderwerpen
Laten we het eens op z'n Frans doen. Er zijn
een aantal onderwerpen die al decennia
lang als een file rouge door de vele edities
van Cement heen lopen. Ik hoef ze niet eens
te noemen, want jullie kennen ze allemaal,
met als de belangrijkste onderwerpen duur-
zaamheid en constructieve veiligheid. In het
hoofdredactioneel Duurzaam veilig van begin
2020 sprak ik bij de start van weer een nieuw
decennium de wens uit dat er nu eens echt
wat zou gaan gebeuren in de goede richting.
Dat lijkt zo te zijn en zal ook zeker zo zijn,
want we hebben geen keus meer! Cement zal
er de komende jaren weer ruim mee worden
gevuld, zo neem ik aan.
Vormgeving
Dat verandering soms niet slecht is, werd
mij duidelijk gemaakt toen we in het kader
van het 70-jarig jubileum spraken over de
vormgeving van het blad en of we Cement
niet weer eens in een nieuw jasje zouden
moeten steken. We hebben dat gedaan en
wat mij betreft met groot succes. Dat je bij
iets wat je al lang heel goed vindt pas na de
aanpassing ziet dat het toch beter kon, zoals
mij vooraf werd gezegd, heb ik nog steeds
niet toegepast op mijn huwelijk. Maar er zit
zeker een kern van waarheid in en ik heb er
alle vertrouwen in dat ook na de huidige
wisseling van de wacht dat op enig moment
weer zal worden geconcludeerd.
Tot besluit
Toen ik het met de vakredacteur, Jacques
Linssen, had over dit artikel, vroeg hij mij of
ik misschien ook aan zou kunnen geven wat
ik minder leuk vond, c.q. waarmee ik heb
geworsteld. Ook na goed nadenken, is er bij mij niets naar boven gekomen. Een uitda-
ging was soms wel om telkens weer een
hoofdredactioneel aan te leveren. Je wilt
dan toch een link hebben met de inhoud,
maar tegelijkertijd ook met iets actueels.
Onder het voorwoord staat mijn e-mailadres
(cement@aeneas.nl). In die 10 jaar heb ik
nooit een e-mail ontvangen. Ofwel het werd
niet gelezen, ofwel het was niet uitdagend
genoeg om te reageren, ofwel de uitgever
hield het tegen, want daar zou het moeten
zijn binnen gekomen :-). Alle gekheid op een
stokje, ondanks de tijdsdruk was ook dat
hartstikke leuk. Waarbij de eerlijkheid mij
gebied te zeggen dat de laatste jaren per
toerbeurt een redactielid hielp met een eerste
globale suggestie.
Ik wil afsluiten met jullie allemaal, auteurs,
lezers, eigenaar, redactie en Jacques, te
bedanken voor 10 mooie Cement-jaren.
Ik heb het enorm
gewaardeerd
dat we als
redactie, en
dat ik als
hoofdredacteur,
altijd volledig de
ruimte hebben
gekregen om
onafhankelijk
te opereren
CEMENT 8 2021 ?11
12? CEMENT 8 20 21
column
Bij mijn start bij BAM Infra in 2019 vroegen velen aan mij
waarom ik de overstap maakte.
Na 20 jaar adviseren bij externe
ingenieursbureaus, wilde ik zelf aan de knoppen draaien. Als ontwer-
pend bouwer die ook het onderhoud voor zijn rekening neemt, kan BAM
Infra maximaal voordeel halen uit de digitalisering van het ontwerp,
de bouw en het onderhoudsproces. Een digitale aanpak over de bouw-
fasen heen biedt kans op het meest optimale resultaat. De successen
met ons digital assetmanagement bewijzen dit. Deze column gaat
over de voorfase: ontwerp en engineering, en de digitale kansen en
randvoorwaarden voor succes.
Digitale innovaties verbeteren de productiviteit en helpen de bouw-
sector om verstoringen en risico's te beperken. Waarom lukt het dan
toch niet om de productiviteit in de bouwsector significant te verhogen
en faalkosten te verminderen? In de COVID-19-pandemie zijn velen in
onze sector gedwongen om de technologie te gebruiken en mede-
werkers in staat te stellen op afstand samen te werken. Toch verloopt
de acceptatie van digitale innovaties traag. Dat kan anders. Die traag-
heid is deels te wijten aan een gebrek aan digitale standaarden, stan-
daard oplossingen, repetitie bij klantvragen en streven naar unieke
oplossingen.
Hoge initiële kosten
Bedrijven kijken op tegen de hoge initiële kosten van investeringen en de
lange wachttijd voordat die hun vruchten afwerpen. Dat is voor Neder-
lands meest duurzame bouwer niet anders. Ook bij onze complexe
projecten zijn we op onze hoede bij het testen van nieuwe digitale
tools. Wij hanteren een business case per bouwblok; we bepalen iedere
keer of de voorinvestering opweegt tegen de voordelen. Als daarbij
meer standaardisatie wordt uitgevraagd, kan er meer voordeel be-
haald worden. Een mooie toepassing zien wij bij het ontwerp van tun-
nelbakconstructies bij een tunnelalliantieproject van ProRail, waar de
doorlooptijden van een Definitief Ontwerp sterk worden verkort. Dit
geldt voor alle opdrachtgevers: standaardiseer de gevraagde oplossin-
gen. In de nabije toekomst voorzie ik dat opdrachtgevers alleen nog
standaard oplossingen kunnen afnemen, aangezien wij de variatie in
aanbod zullen moeten verkleinen.
Wat zijn de voordelen?
De voordelen van digitalisering zijn enorm en de drempels zijn laag. In
de ontwerpfase kan een volledig digitaal model revisies van tekeningen
en versiefouten verminderen, terwijl het projectrisico wordt verlaagd en
clashdetectie wordt vergemakkelijkt. Om deze voordelen te behalen,
moeten partijen bereid zijn om oplossingen te verkennen. Standaardi-
satie, repetitiemogelijkheden en samenwerking zijn fundamenteel voor
het succes. Mijn oproep aan iedereen: Denk na voordat je start met een
nieuw ontwerp, want alles wat standaard is, wordt vroeg of laat geau -
Draaien
aan de
knoppen
Ir.ing. S.M. (Sander)
den Blanken RO?(48)
studeerde Civiele
Techniek aan de TU Delft.
Hij heeft meer dan
twintig jaar ervaring bij
diverse ingenieurs
-
bur
eaus, waaronder
Arcadis, Ingenieurs
-
bur
eau Gemeente
Amsterdam en Arup.
Sinds maart 2019 is
Den Blanken managing
director van BAM
Infraconsult en sinds
augustus 2020 statutair
directeur van BAM Infra
Assetmanagement,
beide onderdeel van
BAM Infra Nederland.
Samen met Dorien Staal,
statutair directeur van
Voorbij Prefab, neemt
Den Blanken gedurende
twee jaar de column in
Cement voor zijn rekening.
Wil je reageren op
deze column, stuur
dan een email naar
cement@aeneas.nl.
CEMENT 8 2021 ?13
tomatiseerd. Prijs de kritische ingenieur die aan het begin van iedere
opdracht die vraag stelt en trotseer de bezwaren van tijd en deadlines.
Maak tijd voor automatisering.
Wanneer digitaliseren?
De volgende afwegingen moeten worden gemaakt bij een succesvolle
toepassing van digitalisering van ontwerp en engineering. Ten eerste: bij
complexe vormen, zoals dubbel gekromde vlakken, kan een parametrisch
model helpen om snel een 3D-model te genereren en eenvoudig te opti -
maliseren. Ten tweede: bij een hoge mate van herhaling van dezelfde
soort ber
ekeningen, kunnen parametrische modellen het productieproces
versnellen. Vooral als er automatisch hoeveelheden, rapporten, ontwerp -
tekeningen of andere producten worden gegenereerd. Ten derde: beton -
nen constructies waarvoor een volledig parametrisch model is gemaakt,
zijn v
aak geschikt voor optimalisatiestudies. Algoritmes kunnen worden
ingezet om efficiëntere optimalisaties uit te voeren. Ten vierde: een para -
metrisch model biedt voordeel bij veranderingen. Bij wijzigingen hoeven
de
zelfde handelingen niet opnieuw te worden uitgevoerd. Tot slot biedt
digitalisering een enorme en ongekende flexibiliteit: rekenen buiten werk -
tijden, data genereren voor varianten en het uitvoeren van optimalisaties.
Bij de st
art van een ontwerpproces is nog veel onduidelijk.
Vrije handelsakkoorden brengen snelheid
Randvoorwaarde voor succes is snelheid, lerend vermogen en verlagen
van initiële kosten. Samenwerking met ketenpartners en zelfs concur -
renten is noodzakelijk. De opgedane kennis moet intern snel gedeeld
w
orden, makkelijk voor handen zijn en up-to-date. De BIM-basis-Infra
vormt een uniforme, digitale taal waarmee we naadloos informatie uit
kunnen wisselen voor 3D-modelleren. En de Digital Engineering Com -
munity (DEC) vormt een digitale ontmoetingsplaats. Door de samen-
werking en het bundelen van kennis vinden we samen in één keer het
wiel uit, ler
en we snel wat wel en niet werkt, is voorfinanciering eenvou -
diger en bieden we gedragen oplossingen van hoge kwaliteit.
Denken in bouwblokken en producten
Voor een succesvolle implementatie van digitaal werken is het van be-
lang dat er een diep gevoel van eigenaarschap ontstaat bij (voor)inves-
teringen in technologie door de business en IT. Een bedrijf dat in staat is
om kosteneffectieve, technologische beslissingen te nemen die de be-
drijfsresultaten verbeteren en bedrijfsrisico's beheren, is succesvoller.
Winnaars zijn de bedrijven die in staat zijn om de beheersing van de
uitgaven per digitaal bouwblok te monitoren, bij te sturen, te versnellen
of te beëindigen op basis van prestatie-indicatoren. Samenvattend:
product denken, business case opstellen, prototype bouwen, Minimal
Viable Product ontwikkelen, implementeren, monitoren en vervolgens
stoppen, behouden of upgraden. Alleen bij een digitaal werkende
organisatie kan ik aan de knoppen draaien.
"Standaardisatie, repetitie-
mogelijkheden en samenwerking
zijn fundamenteel voor het
succes van
digitalisering"
"Naast onze eigen
ontwikkeling is het
ook noodzakelijk
samen te werken
met ketenpartners
en zelfs met
concurrenten"
Stijf aardbevings
bestendig bouwen
Afstemming aardbevingsbestendig bouwen
op de Nederlandse bouwpraktijk
1 Het verschil tussen ductiel en stijf gedrag
1
14? CEMENT 8 20 21
In de Eurocode 8 (EN 1998-1), voor-
namelijk opgesteld voor landen die
met tektonische aardbevingen te
maken hebben, is de originele ont-
werpbenadering het bouwen van
een ductiele constructie.
Deze con-
structies hebben een groot vermogen om te
kunnen vervormen. Deze ontwerpgedachte
is (nog) niet gebruikelijk in Nederland. Hier
worden gebouwen met name ontworpen om
windbelasting op te kunnen nemen. Zeer
beknopt beschreven, bestaat de ontwerpge-
dachte van ductiel bouwen uit de volgende
uitgangspunten:
gebruik van een q-factor, een gedragsfac-
tor die het vermogen van een constructie
vertegenwoordigt om energie te absorberen
door middel van ductiel gedrag;
flexibel bouwen, zodat de trillingstijd van
een gebouw buiten het plateau van het res-
ponsspectrum valt, het spectrum dat de
seismische versnelling weergeeft bij ver-
schillende trillingstijden.
Om hiervan een korte achtergrond te geven,
zullen eerst de begrippen flexibel en ductiel
bouwen worden toegelicht. Beide eigen-
schappen hebben over het algemeen een gunstige invloed op de optredende seismische
belastingen op een gebouw.
Bij een flexibele bouwmethode wordt
de aardbevingsbelasting gereduceerd dank-
zij een hogere trillingstijd. Dit volgt uit het
responsspectrum (fig. 2). De maximale
grondversnelling, of het plateau, wordt be-
grensd door de waarden T
B en T C. Wanneer
de trillingstijd of eigenfrequentie van een
gebouw hoger is dan de waarde T
C, dan valt
deze buiten het plateau. Er kan dus gesteld
worden dat hoe flexibeler de constructie en
dus hoe groter de trillingstijd, des te lager
over het algemeen de horizontale versnel-
ling. Bij ductiel bouwen wordt gebruik ge-
maakt van een plastisch bezwijkmechanisme,
waardoor er energiedissipatie kan optreden
in de constructie. In de bepaling van de op-
tredende aardbevingsbelasting wordt dit
meegenomen in de vorm van de zogeheten
q-factor. Deze q-factor duidt de verhouding
tussen de plastische en elastische vervor-
mingscapaciteit aan. Een voorbeeld van
ductiele constructie is een stalen windver-
band waarin de strip plastisch kan vervor-
men. De omliggende constructie moet met
een oversterkte worden uitgevoerd zodat
ING. MATTHIJS KLEIKER MSC
Constructeur
Dijkhuis Ingenieurs
IR. THEO VAN
WAGENINGEN
Adviseur / Directeur Dijkhuis Ingenieurs auteurs
Na de beving in Huizinge op 16 augustus 2012 is in Nederland aardbevingsbestendig
bouwen in beeld gekomen. Hiervoor zijn normen vanuit het buitenland zoals de
Eurocode 8 aangehaald, waarop de NPR 9998 vanaf december 2015 (eerste definitieve
versie) als een soort van Nationale bijlage op is aangesloten. Recentelijk is er een nieuwe versie van de NPR 9998 (december 2020) uitgekomen, met daarin de toevoeging
van bijlage L: ontwerpen voor nieuwbouw. In deze bijlage zijn handvaten gegeven om
aardbevingsbestendig bouwen in nieuwbouw meer aan te laten sluiten op de Nederlandse bouwpraktijk. Het is de bedoeling dat met eenvoudige constructieve benadering aardbevingsbestendige constructies kunnen worden gerealiseerd.
CEMENT 8 2021 ?15
hier geen bezwijkmechanisme in optreedt.
Hiervoor worden in de norm detaillerings-
eisen voorgeschreven.Flexibele constructies kunnen met het
toepassen van de detailleringsregels ook
ductiel worden uitgevoerd. Een nadeel van
flexibele constructies die ductiel worden uit-
gevoerd, is dat de windbelasting en de ver-
vormingseis voor windeffecten maatgevend
kunnen worden, zeker bij lagere aardbevings-
belastingen. Een ductiele constructie moet
immers niet gaan vloeien met windbelasting.
Stijve constructie
In de Nederlandse bouwpraktijk worden
appartementengebouwen veelal opgebouwd
uit steenachtig
e wanden en vloeren. Deze
constructies vertonen over het algemeen stijf
gedrag en brosse bezwijkmechanismen. Met
de toevoeging van bijlage L in NPR 9998, is een
ontwerpbenadering toegevoegd die meer is
afgestemd op de Nederlandse bouwpraktijk.
Gezien de hoge stijfheid van de wan-
den, hebben dit soort constructies een
beperkt vermogen om te vervormen. Het
is hierdoor praktisch niet mogelijk om
energie
dissipatie te r
ealiseren in de con-
structie, waardoor een lage q-factor moet
worden aangehouden. Daarnaast is de tril-
lingstijd van dergelijke gebouwen relatief
laag, vanwege het stijve gedrag. Uit de lage
trillingstijd volgt een hoge waarde uit het
responsspectrum, wat een hoge aardbevings-
belasting als gevolg heeft. De capaciteit van dergelijke stijve construc-
ties is over het algemeen aanzienlijk hoger
dan van ductiele constructies. Daarnaast
zullen de constructies zich al gauw gedron-
gen en elastisch blijven gedragen. In tegen-
stelling tot de ductiele ontwerpgedachte, zijn
er geen detailleringsregels nodig om de con-
structie aardbevingsbestendig te maken.
Nadat de aardbevingsbelastingen zijn be-
paald met de NPR 9998, kan de constructie
worden gecontroleerd door de bijbehorende
materiaalnorm, zoals Eurocode 2 (EN 1992)
voor beton.
Betonnen appartementengebouw
In bijlage L van de NPR 9998 zijn voor een
aantal typologieën, zoals onder andere sta-
len bedrijfshallen en rijtjeswoningen met
metselwerk, randvoorwaarden en tabellen
met opneembare grondversnellingen gege-
ven. Hierin zijn deze typologieën afgestemd
op de stijve ontwerpgedachte. Eén van de
typologieën die niet is genoemd in deze bij-
lage, is het appartementengebouw met wo-
ningscheidende en stabiliserende wanden
in beide richtingen. Dit is een typologie die
aanzienlijk beter past in de meer stijve ont-
werpgedachte, al zijn er nog wel enkele aan-
dachtspunten waarmee rekening moet
worden gehouden.
In het vervolg van dit artikel wordt
aan de hand van een casus een betonnen
appartementengebouw beschouwd op aard-
bevingsbelasting.
2 Responsspectrum, bron: NPR 9998
Met de toevoeging
van bijlage L in
NPR 9998 is een
ontwerpbenade-
ring toegevoegd
die meer is
afgestemd met
de Nederlandse
bouwpraktijk
2
16? CEMENT 8 20 21
Casus
De case is gebaseerd op de Treslingapparte-
menten in Groningen (fig. 3, foto 4).
Opdrachtgever: Nijestee
Architect: KAW architecten
Aannemer: Rottinghuis
Grondonderzoek en funderingsadvies:
Wiertsema & Partners
Dit project voldoet aan de kenmerken van de
reguliere Nederlandse bouwpraktijk. Het be- treft hier een appartementengebouw van zes
verdiepingen met betonwanden in beide rich
-
tingen ten behoeve van stabiliteit (fig. 5). De
afmetingen in het grondvlak zijn 50 x 22 m²
(fig. 6). Voor de begane grondvloer is een ka-
naalplaatvloer op een balkrooster toegepast
ten behoeve van de kruipruimte. Er is een
druklaag toegepast ten behoeve van de
schijfwerking. De verdiepingsvloeren en
dakvloer zijn opgebouwd uit breedplaatvloe-
ren met een hoogte van 230 mm met
3 Impressie Treslingappartementen
4 Treslingappartementen in aanbouw
3
4
CEMENT 8 2021 ?17
5
6
5 3D-weergave Treslingappartementen6 Plattegrond 1ste verdieping 18? CEMENT 8 20 21
0,136g
,000 ,020
,040 ,060 ,080
,100 ,120 ,140
,160,000 ,200,400,600 ,800 1,000 1,200 1,400 1,600 1,800 2,000
SD(T) [g]
T [sec]
Responsspectrum
Grondversnelling X-richting T1[s]
TB TC
TD
zwevende dekvloer. De wanden zijn opge-
bouwd uit beton met een breedte van 250 mm
om te voldoen aan de akoestische eisen.
Voor dit gebouw is het ontwerpspec-
trum uit figuur 7 van toepassing. Voor dit
gebouw is Near Collapse toegepast met een
q-factor van 2,0 (1,5 x 1,33), behorende bij
Ductility Class Low (DCL).
Regelmaat en rekenmethode
Het is voor beide ontwerpbenaderingen,
zowel ductiel als stijf, aan te bevelen om
gebouwen in aardbevingsgebied zoveel mo-
gelijk regelmatig uit te voeren, zowel in ver-
ticale als horizontale richting. Constructieve
regelmaat resulteert in een eenduidige en
voorspelbare krachtswerking. Er worden
richtlijnen gegeven voor beide richtingen in
bijlage L. Beknopt gezegd moet het massa-
zwaartepunt per verdieping zoveel mogelijk
gelijk liggen met het stijfheidszwaartepunt.
Indien een constructie voldoende regelmatig
is, kan de aardbevingsberekening worden
uitgevoerd met de Lateral Force Methode
(hierna genoemd LFM). Met deze methode
wordt aan de hand van de massa, de grond-
versnelling en de q-factor de optredende
seismische afschuifkracht ter plaatse van de
fundering berekend. Volgens NPR 9998 (art. 3.2.2.2.3) geldt
voor de respons bij de verschillende trillings-
tijden:
B d g;d B 0:() 1 1Tp
T T ST a
Tq ??
?? = +
? ? ??
??
? ?
BCd g;d :() p
T TT ST a
q
<
=
C
C Dd g;d :() Tp
T T T ST a
q T
<
=
CD
D d g;d
2 :() T Tp
T T ST a
qT
??
< =
??
??
() () D g;d B1C 2,151
0,126 0,136
1, 5 1, 3 3
p Sa
gT T T q
= = = <
(3.8)
B d g;d
B 0:() 1 1Tp
T T ST a
Tq
?
?
??
= +
? ?
??
??
? ?
BCd g;d :() p T TT
ST a
q
<
=
C
C Dd g;d :() Tp
T T T ST a
q T
<
=
CD
D d g;d
2 :() T Tp
T T ST a
qT
??
< =
??
??
() () D g;d B1C 2,151
0,126 0,136
1, 5 1, 3 3
p Sa
gT T T q
= = = <
(3.9)
B d g;d
B 0:() 1 1Tp
T T ST a
Tq
?
?
??
= +
? ?
??
??
? ?
BCd g;d :() p
T TT ST a
q
<
=
C
C Dd g;d :() Tp T T T
ST a
q T
<
=
CD
D d g;d
2 :() T Tp
T T ST a
qT
??
< =
??
??
() () D g;d B1C 2,151
0,126 0,136
1, 5 1, 3 3
p Sa
gT T T q
= = = <
(3.10)
B d g;d B 0:() 1 1Tp
T T ST a
Tq
?
?
??
= +
? ?
??
??
? ?
BCd g;d :() p
T TT ST a
q
<
=
C
C Dd g;d :() Tp
T T T ST a
q T
<
=
CD
D d g;d
2 :() T Tp T T
ST a
qT ??
??
??
() () D g;d B1C 2,151
0,126 0,136
1, 5 1, 3 3
p Sa
gT T T q
= = = <
(3.11)
w
aarin:
S
d(T) is het r esponsspectrum (de horizontale
seismische versnelling) (in g)
T
is de dominante trillingstijd
van het
constructieve systeem in één richting
(in s)
a
g;d is de r ekenwaarde van de piekgrond -
v
ersnelling op maaiveldniveau (in g )
T
B is de ondergr ens van de trillings -
perioden
waarvoor de spectrale
versnelling constant is (in s)
T
C is de bo vengrens van de trillings -
perioden
waarvoor de spectrale
versnelling constant is (in s)
T
D is de periode die het begin aanduidt van
de constante verplaatsingsrespons
van het spectrum (in s)
p
is de r
elatie tussen piekgrondversnel-
ling en de plateauwaarde van het elas-
tisch responsspectrum
q
is de g
edragsfactor
Voor de seismische afschuifkracht F
b ter
plaatse van de fundering geldt volgens NPR
9998 (art. 4.3.4.2.2)
7
Als er in de
detaillering
aandacht wordt
geschonken aan
het opnemen en
doornemen van
de seismische
belastingen, is er
met de traditio-
nele methoden
aardbevings-
bestendig te
bouwen
7 Responsspectrum Treslingappartementen CEMENT 8 2021 ?19
Fb = S d (T1) · m tot · ? (4.5)
w
aarin:
m
tot is de totale massa van het gebouw
g
elegen boven de fundering
?
is de corr
ectiefactor: ? = 0,85 indien
T
1 < 2T C en het gebouw meer dan twee
bouwlagen heeft, en ? = 1,0 in andere
gevallen
Indien de horizontale en/of verticale regel-
maat in een constructie niet voldoende
aanwezig is, kan worden gekozen voor een
Modale Respons Analyse (hierna genoemd
MRA). Een MRA moet worden uitgevoerd
met een 3D-eindige-elementenmethodepak-
ket. Net als de LFM is de MRA een lineair-
elastische berekening, wat prima volstaat
voor stijve constructies. In een MRA wor-
den, naast de aspecten van de LFM, ook de
verschillende eigenfrequenties van een ge-
bouw meegenomen. De respons van alle
trilvormen die significant bijdragen aan de
globale respons, worden in een MRA in re-
kening gebracht. Voor de Treslingappartementen is
ervoor gekozen een MRA uit te voeren. Re-
denen hiervoor waren de inspringing op de
vierde verdiepingsvloer, de aanwezigheid
van bestaande palen en de wisselende grond -
gesteldheid. Hierdoor konden de palen niet
eenduidig per stramien worden aangebracht.
Daarnaast kunnen de horizontale en verticale veerstijfheden van de palen worden mee-
genomen in de modellering van het model,
wat invloed heeft op het trillingsgedrag van
het gebouw.
Vergelijk windbelasting, LFM en
MRA
Als voor dit gebouw de optredende windbe-
lasting wordt vergeleken met de aardbevings-
belasting, dan zijn er grote verschillen zicht-
baar. Globaal komt de totale windbelasting
v
oor de lange gevel op het volgende neer:
A
gevel = 50 · 12 + (50 ? 8,8) · 6 = 847,2 m²
F
w, E d = 1,03 · (0,8 + 0,5) · 0,85 · 1,5 · 847,2 = 1446 kN
In de berekening van het appartementen-
gebouw is, naast de MRA-berekening, ook
een LFM-berekening gedaan voor een orde-
groottecontrole. Hierbij zijn uitgangspunten
aangehouden, zoals weergegeven onder
'Regelmaat en rekenmethode'. De LFM-berekening is hieronder
weergegeven.
Massa gebouw =
75556 kN (1,0 · Perm. + 1,0?
2 variabel)
B d g;d B 0:() 1 1Tp
T T ST a
Tq
?
?
??
= +
? ?
??
??
? ?
BCd g;d :() p
T TT ST a
q
<
=
C
C Dd g;d :() Tp
T T T ST a
q T
<
=
CD
D d g;d
2 :() T Tp
T T ST a
qT
??
< =
??
??
() () D g;d B1C 2,151
0,126 0,136
1, 5 1, 3 3
p Sa gT T T
q
=
= = <
F
B = S D (T1) · massa · ? = 0,136 · 75556 · 1,0 =
10276 kN
Tabel 1?Seismische belastingen uit MRA
Verdiepingen X/Y Z [m]h [m] ? max Ptot [kN]V tot [kN] V tot/ptot drmax [mm]
Dak X
18 00,002 9106134115% 1
Y 0,006131814% 3
Verdieping 5 X
15 30,003 19779 2828 14%1
Y 0,010268914% 4
Verdieping 4 X
12 30,003 32218 4444 14%1
Y 0,0074022 12% 3
Verdieping 3 X 9 3
0,00344945 598113% 1
Y 0,007519212% 3
Verdieping 2 X 6 3
0,00457681 7397 13% 2
Y 0,0096188 11% 3
Verdieping 1 X 3 3
0,03870966 8 74 612% 14
Y 0,0377068 10% 11
Begane grond X 0 3 ? ? ? ? ?
Y ? ? ? ? ?
20? CEMENT 8 20 21
De totale seismische belasting conform de
MRA op funderingsniveau is voor de maat-
gevende richting:
F
h,Seism,X = 8746 kN (tabel 1)
De conclusie hiervan is dat de seismische
belasting op dit appartementengebouw circa
zes keer zo hoog is als de windbelasting. De
belasting uit de MRA is hier lager dan uit
de LFM. Dit volgt uit het feit dat de MRA de
trillingstijd van het gebouw meeneemt (zie
ook onder 'Trillingsgedrag appartementen-
gebouw'). Door de hogere trillingstijd van
het gebouw uit de MRA valt deze buiten het
plateau in het responsspectrum, zoals aan-
gehouden bij de LFM. Hierdoor is de aan te
houden seismische versnelling lager, waar-
door de seismische belasting lager uitvalt.
Trillingsgedrag appartementen-
gebouw
Aan de hand van de MRA is het trillingsge-
drag van het gebouw in kaart te brengen en
mee te nemen. In tabel 2 zijn voor de Tres -
ling
appartementen de negen berekende tril-
lingsvormen weergegeven met het percen-
tage van de geactiveerde massa. Deze
trillingsvormen of responsen moeten con-
form artikel 4.3.4.3.2 van NPR 9998 worden
gecombineerd. Hieruit volgt uiteindelijk een
maatgevend seismisch belastinggeval, waar-
op de constructie moet worden getoetst. In figuren 8 t/m 11 is weergegeven hoe
het gebouw zich gedraagt wanneer het in
trilling wordt gebracht. In het zijaanzicht (fig. 8) is te zien dat
de voornaamste vervorming van het gebouw optreedt in de fundering, waar de palen
minder stijf zijn dan de bovenbouw. Verder
is te zien dat het gebouw zich relatief een-
duidig gedraagt in de lange richting. In de
korte richting zijn trillingsvormen 1 en 3
aanwezig, wat de oorsprong vindt in de
inspringing op vierde verdiepingsniveau.
Veerstijfheid palen
Zoals eerder vermeld, moet de veerstijfheid
van de palen worden meegenomen in een
MRA-berekening, omdat deze invloed heeft
op het trillingsgedrag van het gebouw. De
veerstijfheid van de palen wordt over het
algemeen opgegeven door de geotechnisch
adviseur, op basis van aangeleverde horizon
-
tale belastingen van de hoofdconstructeur
(fig. 12). Doordat het een lineair-elastische
berekening betreft, is verdere afstemming
benodigd tussen de hoofdconstructeur en
de geotechnisch adviseur. Zo kan de optre-
dende horizontale paalbelasting worden
afgestemd op de horizontale veerstijfheid
die bij die belasting hoort. Er is voor de MRA van de Tresling-
appartementen een gevoeligheidsonderzoek
gedaan om de invloed van de veerstijfheid in
kaart te brengen. Het gebouw is met drie
veerstijfheden doorgerekend, namelijk de
opgegeven veerstijfheid en de veerstijfheid
keer en gedeeld door een factor wortel twee.
Voor dit gebouw bleek dat voor de meeste
onderdelen de variant met de hoogste veer-
stijfheden de grootste belastingen als gevolg
had. Daarnaast werd het gedrag van het ge-
bouw bij de hogere veerstijfheden minder
symmetrisch, doordat de bovenbouw in ver-
houding minder stijf is.
Tabel 2?Trillingsresponsen en percentage geactiveerde massa
f [Hz] T [s] ? X ?Y ?Z
11,75 0,573 0%84% 0%
2 1,93 0,517 98% 0%0%
3 2,06 0,485 0% 11%0%
4 6,14 0,163 0%1%0%
5 6,84 0,146 0%4%0%
6 7,4 3 0,135 2% 0%0%
7 9,67 0,103 0%0%0%
8 10,96 0,091 0% 0%0%
9 13,40 0,075 0%0%0%
9/9 100% 100% 0%
CEMENT 8 2021 ?21
9
11
12
8
10
8 Trillingsrespons 2 zijaanzicht?9 Trillingsrespons 2, 3D-weergave
10 Trillingsrespons 1, 3D-weergave?11 Trillingsrespons 3, 3D-weergave
12 Optredende momenten, dwarskrachten en vervormingen bij een ingeklemde paalkop met 80kN horizontale belasting, bron: Wiertsema & Partners 22? CEMENT 8 20 21
Als gebruik wordt gemaakt van een vast
steunpunt, dan geeft dit een onbetrouwbaar
beeld met het gedrag van het gebouw. De
wanden zullen zich meer als kantelende ele-
menten gedragen in plaats van dat ze over de
paalfundering zullen schuiven.
Belastingoverdracht naar palen
Zoals eerder aangegeven, geeft de hoge massa
in combinatie met het stijve gedrag van de
appartementengebouwen een hoge belas-
ting op de fundering. Voor de Treslingappar-
tementen worden 161 palen toegepast. De
paalbelasting in de korte richting varieert
tussen 46 en 72 kN (fig. 13). Het verschil in
paalbelasting zit hem in het gedrag van het
gebouw, zoals weergegeven bij de trillings-
responsen.Deze horizontale belastingen hebben
een moment op de paalkop als gevolg, zoals
weergegeven bij de diagrammen van Wiert-
sema & Partners. Op deze momenten moet
de paalwapening worden berekend, in com -
binatie met paalexcentriciteiten. Een ander
aspect waar bij het doorvoeren van de belas-
tingen naar de fundering op moet worden
gelet, is het verschil in hoogte tussen de
vloerschijf en de paalkop. Zoals weergegeven
in figuur 14, levert het verschil in hoogte hier
een koppel op. Dit moment moet opgenomen
kunnen worden in de constructie. Dit is een
aandachtspunt vanwege de toepassing van
kanaalplaatvloeren, die geen moment op
kunnen nemen. Voor de Tresling-apparte
-
menten is ervoor gekozen om dit moment
op te nemen in de wand met additionele
stekwapening. Een betere afstemming
Het appartementengebouw dat is beschouwd
in dit artikel, is vanwege de afwijkende vorm
berekend met een Modale Responsberekening
in plaats van een Lateral Force Methode.
Vanwege de hoge massa is het van belang om
het samenspel tussen fundering en boven -
bouw goed in kaart te brengen. Als er in de
detaillering aandacht wordt geschonken aan
het opnemen en doornemen van de seismi -
sche belastingen, is er met de traditionele
methoden aardbevingsbestendig te bouwen. Met het verschijnen van bijlage L is er
een slag geslagen om het realiseren van
aardbevingsbestendige gebouwen te vereen-
voudigen. De berekening en uitwerking van
stijve gebouwen is door het uitblijven van
detailleringseisen en niet-lineaire bereke-
ningen eenvoudiger dan van ductiele gebou-
wen. Stijf aardbevingsbestendig bouwen
levert gebouwen op die meer in lijn zijn met
de Nederlandse bouwpraktijk.
13
14
13 Horizontale seismische paalbelastingen in korte richting MRA
14 Koppel tussen druklaag begane grond en de reactie in de paalkop CEMENT 8 2021 ?23
Selectief slopen van betonconstructies
Ontwikkeling in-situbetonidentificatietechniek
1 Sloop viaduct van de oude A9 boven de Gaasperplas-metrolijn bij project SAA, foto: Rijkswaterstaat / Gerrit Serné
1
24? CEMENT 8 20 21
Rijkswaterstaat heeft als doel-
stelling in 2030 circulair te wer-
ken en wil dan 50% minder
grondstoffen gebruiken.
Beton
speelt daarbij een belangrijke rol, immers
de meeste infrastructuur in Nederland is
gebouwd met beton. Het aanbod aan bouw-
en sloopafval, waarvan betonafval een groot
deel uitmaakt, zal alleen maar toenemen
door veroudering en verslechtering van
onze betoninfrastructuur. Betonpuin wordt
al 100% gerecycled, maar het overgrote deel
wordt gedowncycled en gebruikt als wegfun-
dering. In ideaal circulair beton moet gere-
cycled betonpuin hoogwaardig worden inge-
zet om primaire grondstoffen grind en zand
te vervangen (fig. 2).
Eigenschappen betonpuin
Omdat er geen sorteermethode beschikbaar
is, wordt het puin van verschillende soorten
beton door reyclingbedrijven gemengd. Dat
kan gaan om traditioneel beton, ultra-hoge-
sterktebeton, licht beton, zwaar beton, vezel-
versterkt beton enz. Ook kan het beton
gedurende de levensduur zijn blootgesteld
aan verschillende omgevingscondities, onder
wisselende omstandigheden van droog-nat,
chlorides, carbonatatie, chemische aantas-
ting, alkali-silicareactie (ASR) (fig. 4). Het
beton met verschillende samenstellingen
komt tijdens het slopen dus bij elkaar te-
recht, zowel 'gezond' beton als aangetast
beton. Het is zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, om
een betonconstructie te slopen met voor-
kennis over herkomst en eigenschappen van
alle componenten. Informatie over het ce-
ment, toeslagmaterialen, vezels, coating,
maar ook over eigenschappen als sterkte-
klasse en wapening bij het vervaardigen van
het beton is moeilijk te verkrijgen. En mocht
die informatie uit het ontwerp al te achter-
halen zijn, geldt dit niet voor de factoren die
het beton tijdens de levensduur hebben be-
i
nvloed (chloride-indringing, chemische
aantasting, ASR). Daardoor variëren ook de eigenschap-
pen van de uit het puin verwekte granulaten
[2]. Deze variaties leiden ook weer tot varia-
ties in de eigenschappen van nieuwe beton-
mengsels, waarbij toeslagmateriaal is ver-
vangen door dat betongranulaat [3]. Dat
geldt bijvoorbeeld voor de sterkte. Onder-
zoekers toonden aan dat beton gemaakt met
toeslagmateriaal uit gerecycled 'high-perfor-
mance beton' een hogere druksterkte ont-
wikkelde dan beton met toeslagmateriaal
uit gerecycled beton met normale sterkte.
Onder meer Lotfi toonde aan dat de kwali-
teit van het originele beton een bepalende
parameter is voor de uiteindelijke eigen-
schappen van het betongranulaat [4].
Betonidentificatietechniek
Juist omdat er de komende tijd steeds meer
constructies het einde van hun levensduur
bereiken en omdat de wens bestaat
Momenteel wordt gerecycled beton meestal toegepast als wegfundering en daarmee
'gedowncycled'. Dat komt onder meer doordat er geen informatie beschikbaar is over de
kwaliteit van het gesloopte beton. Hoogwaardig hergebruik van gerecyclede toeslagmaterialen in nieuwe betonconstructies vereist een strengere kwaliteitscontrole. Aan de TU Delft wordt nu in samenwerking met Rijkswaterstaat een methode ontwikkeld ? een niet-destructieve
betonidentificatietechniek gebaseerd op chemische en ultrasone analyse ? om 'gezond' beton vóór het slopen te karakteriseren en te scheiden van 'aangetast' beton. Met die methode kan beton ook worden voorgesorteerd op sterkteklasse en kwaliteit zodat er meer garantie kan worden gegeven voor de kwaliteit van het nieuwe beton.
CEMENT 8 2021 ?25
2 Primaire toeslagmaterialen (grind en zand) versus betongranulaat (grof en fijn)3 Verschillende voorbeelden van sloop van betonconstructies
DR.IR. MARIJA NEDELJKOVI?
Onderzoeker
Rijkswaterstaat /
TU Delft, fac. CiTG,
Sectie Materialen en Milieu
PROF.DR.IR. ERIK SCHLANGEN
Hoogleraar
Experimentele
Micromechanica
TU Delft, fac. CiTG,
Sectie Materialen en Milieu
DR.IR. SONJA FENNIS
Technisch Adviseur Rijkswaterstaat auteurs
Primair grind
Grof betongranulaat
Fijn betongranulaat Primair zand
2a
2c
2b
2d
3
26? CEMENT 8 20 21
4 Alle beton wordt eerst op een hoop gegooid
5 Globaal schema van projectaanpak
Na het recyclen
van betonelemen-
ten van bekende
herkomst en
kwaliteit kan
gerecycled
materiaal wor-
den opgeslagen
in afzonderlijke
bulkopslag
REDENEN TOT SLOOP
Dat constructies worden gesloopt kan verschillende redenen heb-
ben. Figuur 3 toont verschillende voorbeelden. Oorzaken hiervoor
waren (1) het einde van de levensduur van een brug, (2) slecht
onderhoud van een brug samen met een toename van het aantal
voertuigen (wat resulteerde in een catastrofale storing), (3) vervan-
gen van een bestaande burgconstructie vanwege de komst van
een tramlijn op de brug (het oude brugdek kon de nieuwe belas-
ting van de tram niet aan) en (4) het vervangen van woningen
door energiezuinige woningen.
?????Voor het merendeel van de bruggen en viaducten dat in
Nederland is gesloopt geldt dat dat om functionele redenen is
gedaan, bijvoorbeeld voor een betere doorstroming op het wegen-
net of vanwege het aanleggen van een extra spoor. Een kleiner
deel is gesloopt om technische redenen, zoals onvoldoende draag -
vermogen (ontwerpbelastingen, accidentele overbelasting) [1].
?????De reden waarom een constructie wordt gesloopt kan soms
ook al iets zeggen over de kwaliteit van het beton.
4
5
CEMENT 8 2021 ?27
beton puin hoogw aardiger te hergebruiken,
zou het enorm helpen als we meer weten
over de kwaliteit van het originele beton.
Een manier is het uitvoeren van destructief
onderzoek. Maar dat is moeizaam, kost veel
tijd en is duur. Daarom is dit voorjaar op de
TU Delft een project gestart voor de ontwik-
keling van een niet-destructieve techniek,
waarmee de oorsprong en de kwaliteit vóór
sloop van beton kan worden geïdentificeerd
(fig. 5). Het onderzoek wordt gefinancierd
door Rijkswaterstaat, SKKB en TU-Delft en
in-kind bijdrages van Benelux Scientific en
Proceq. Het uiteindelijke doel van dit project is
onderscheid te maken tussen verschillende
soorten beton, zodat het materiaal effectief
kan worden afgebroken, gerecycled en een-
voudig opnieuw kan worden gebruikt in
nieuw beton. Een voorbeeld staat in figuur 6,
waar verschillende delen van een betonnen
brug worden gescheiden en beton wordt ge-
i
dentificeerd voordat het wordt gerecycled.
De sortering gebeurt aan de hand van de
belangrijkste parameters (cementtype, toe-
slagmateriaal, sterkte of verontreiniging). Recyclingbedrijven krijgen zo de kans om
beton te selecteren met eigenschappen die
het beste passen bij hun breektechnologie
en bedrijfsmodel. Na het recyclen van
beton
elementen
van bekende herkomst en
kwaliteit, kan een geavanceerde classificatie
worden gemaakt en kan gerecycled mate
-
riaal
worden opgeslagen in afzonderlijke
bulkopslag. Daarbij kan bijvoorbeeld onder-
scheid worden gemaakt tussen beton
-
gr
anulaat van hogesterktebeton zonder
verontreiniging, betongranulaat van
normale
sterktebeton zonder verontreini-
ging, betongranulaat uit lichtgewicht beton
zonder verontreiniging, betongranulaat uit
verontreinigd beton. Deze sortering, die tot nu toe nooit
wordt gedaan, kan betonproducenten helpen
bij het maken van nieuw beton.
Uitdagingen
Het nauwkeurig en betrouwbaar testen van
de belangrijkste eigenschappen en samen-
stelling van in-situbeton kent diverse uitda-
gingen. In-situmetingen kennen de nodige
onzekerheden, onder meer door gevoelig-
Om de
verschillende
soorten beton te
classificeren,
worden de
sterkte en
chemische
samenstelling
van het beton in
kaart gebracht
6 Een voorbeeld van betonnen brugdelen (bovenaan) [5], hun sortering voorafgaand
aan recycling en classificatie van gerecycled materiaal (onderaan)
6a
6b
28? CEMENT 8 20 21
7 Meetapparatuur
heid van het meetinstrument en de invloed
van de omgeving. Ook de betonsamenstel-
ling is zeer heterogeen. Het ontbreekt aan experimentele be-
naderingen die op niet-destructieve wijze de
chemische en mechanische eigenschappen
van betonconstructies kunnen bepalen.
Vooral het meten van de chemische samen-
stelling van beton vóór sloop is een groot
knelpunt.
Onderzoeksopzet
In het project wordt samen met RWS onder-
zocht welke eigenschappen essentieel zijn om
te testen voor hoogwaardig hergebruik van
beton en waar deze informatie beschikbaar
moet zijn. Het fundamentele karakter van de
vragen in deze studie maakt het onderzoek relevant en toepasbaar voor elke betonsamen
-
stelling. In het onderzoek wordt het te ont-
wikkelen concept toegepast op in Nederland
veelgebruikte betonsamenstellingen (tabel 1).
Om de verschillende soorten beton te classi-
ficeren, moeten in eerste instantie de sterkte
en chemische samenstelling van het beton-
oppervlak in kaart worden gebracht. Er bestaan enkele veelbelovende tests
voor niet-destructieve betonkarakterisering,
zoals de handheld X-ray fluorescentie (hXRF)-
metingen (geleverd door BRUKER) (fig. 7).
De hXRF-toepassing is een nieuwe techniek
voor het chemisch identificeren en kwantifi-
ceren van elementen met verschillende
soorten beton en dus verschillende gebruikte
cement- en toeslagmaterialen. Als de chemi-
sche elementsamenstelling van het cement
C. Rebound Hammer (Silver Schmidt)
A. Betonoppervlak testen met hXRF
B. Elementsamenstelling van
betonoppervlak D. Ultrasonics Pulse Velocity
(Pundit PL200) E.
Ultrasonics Pulse Echo (Pundit PL200PE)
Tabel 1?De meest gebruikte cementsoorten in Nederland [6]
hoofd - soort
benaming aanduiding
cementsoort hoofdbestanddelen
overige bestanddelen
(gesommeerde gehalten)beton totaal [7]
portlandklinker gegranuleerde
hoogovenslakpoederkool-
vliegas (totaal is som van beton-
mortel en betonproduct
Reacties