3-41949CEMENTtijdschrift gewijd aancement en betonredactie:Heerengracht 507, Amsterdam-C.,telefoon 34821 en 34552administratie:Sarphatistraat 54, Amsterdam-C.,telefoon 57537, postgiro 525812abonnementsprijzen:Nederland, Belgi?, Luxemburga. gewoon abt.: f 7,50 per jaarf 3,90 per ? jrfrs 125,-- per jaarb. studie-abt.: f 4,-- per jaarf 2,20 per ? jrOverzeese Gebiedsdelen (Ned.)gewoon abt.: f 9,-- per jaarBuitenlandgewoon abt.: f 10.-- per jaarCollectieve abonnementen:prijs wordt op aanvraag verstrektStudie-abt.: alleen voor studenten,MTS'ers, cursisten en militairenHet abonnement gaat in met No. 1?21949, zo lang de voorraad strekt.uitgave ENCI-CEMIJ n.v.z. 38, foto 7. de binnenwapening wordtevlochten (zie artikel op blz. 47)Bijzondere wijzenvoor het vervaardigen vanwaterbouwkundige kunstwerken (I)met voorbeelden en aangegeven toepassingsmogelijkhedendoor Ir. J. P. Josephus JittaBehandeld worden twee gevallen. Het eerste(Hoofdstuk I) betreft het bouwen van eenwaterbouwkundig kunstwerk op een plaats,waar het droogleggen van het terrein door ver-laging van de grondwaterspiegel ontoelaatbaarmoet worden geacht.Het tweede geval (Hoofdstuk II) betreft hetbouwen van een dergelijk kunstwerk in openwater, zonder plaatselijke droqglegging.Toepassingsmogelijkheden der bouwwijzen wor-den aangegeven.HOOFDSTUK I1. BOUWEN VAN DIEP ONDEE DE GROND-WATERSPIEGEL REIKENDE KUNSTWERKENZONDER VERLAGING VAN DE GRONDWATER-STAND IN DE OMGEVING ERVANInleidingWanneer een hierboven bedoeld bouwwerk moetworden opgericht in de onmiddellijke nabijheid vanbebouwing, welke ondanks de slechte funderings-grond (slappe klei- en veenlagen) op staal is ge-fundeerd of op palen, welke door ,,negatieve kleef"omlaag zouden kunnen worden getrokken, is het on-gewenst er een bemaling voor toe te passen, welkezich tot buiten het betrokken kunstwerk uitstrekt.Ter toelichting diene het volgende.fig. 1. schematische voorstelling van grondwaterstands-verlaging in slechte bouwgrondh = opwaartse waterdruk onder tegen de bovenste kleilaagWanneer een veenlaag b.v. door een er boven liggendekleilaag is belast, zal het gewicht van de kleilaag bijnormale grondwaterspiegel worden verminderd dooreen bepaalde opwaartse waterdruk. Wordt de grond-waterspiegel nu door bemaling verlaagd (fig. 1), danzal de opwaartse druk kleiner worden of geheel ver-dwijnen, waardoor de kleilaag een grotere druk op deveenlaag zal uitoefenen dan tevoren. Bijgevolg zal deveenlaag inklinken. Het maaiveld zal de zetting vande veenlaag volgen, zodat aanwezige bebouwing zalverzakken (mogelijk onregelmatig en daardoorscheuren).Dit verschijnsel heeft zich in beginsel voorgedaan bijde bouw van de Beatrixsluis te Vreeswijk, zonderevenwel hinder te veroorzaken, omdat er geen be-bouwing in de naaste omgeving aanwezig was. Nahet be?indigen van de bemaling werd de verzakking39slechts ten dele teniet gedaan door het weer omhoog-komen van de bovenlagen. Voorts zakte onderJutphaas een bouwwerk, gelegen aan de westzijdevan de Vaartse Rijn, scheef tijdens de bouw vansluizen aan de oostzijde ervan. Het bed van de Vaart -se Rijn bleek zo dicht te zijn, dat de bemaling tenbehoeve van de bouw van de sluizen er niet doorwerd be?nvloed.Wanneer zich nu een geval voordoet, waarbij terrein-zettingen moeten worden vermeden, bestaan er vierbouwwijzen voor diep onder het grondwater reikendekunstwerken, n.I.:a. met behulp van een omhei?ng van stalen dam wand;b. als elders gebouwde en drijvend aangevoerde cais-son, die op de bouwplaats gezonken wordt;c door het toepassen van een pneumatische fundering;d. door het toepassen van een puttenfundering.a. Omhei?ng van stalen damwandNa het sluiten van de ingeheide damwandkuip en hetop elkander afstempelen van de damwanden wordtde grond er in den natte, b.v. met behulp van grijpers,uit verwijderd. Vervolgens wordt er een betonplaatin gestort. Eerst na het verharden van die plaat kande ruimte erboven, binnen de omkuiping, wordendrooggemalen.Over het algemeen is een dikke betonplaat vereist(fig. 2). Gesteld, dat de plaatdikte H m is en dat debovenkant van de plaat A m onder de grondwater-stand moet komen te liggen, dan is de opwaartsewaterdruk onder tegen de plaat (H + A) t/m2. Hetplaatgewicht moet op zijn minst evenwicht makenmet die druk, zodat bij een s.g. van het onder watergestort beton van 2,2 de volgende vergelijking kanworden opgesteld:fig. 3. meerstoel, onderdeel van de geleldingswerken vande Beatrixsluis te VreeswijkMen ziet in het aanzicht de einden der betonnen loopbruggen, welkeop de meerstoel rusten. Grond voor vulling weggelaten; draineergrindgetekend.fig. 4. meerput, onderdeel van de geleidingswerken van deBeatrixsluis te VreeswijkGetallenvoorbeeld. Indien A = 6 m, is H -- 5 m.Het is mogelijk op de plaatdikte te bezuinigen doorte zorgen, dat de betonplaat niet langs de damwandenomhoog kan schuiven, b.v. door de damplanken v??rhet heien te voorzien van opgelaste nokken of ankers,maar dan zal de plaat op buiging worden belast enzullen de damwanden door de ,,kleef" in de grondhet ontbrekende plaatgewicht moeten compenseren.Zulks zal vooral spreken bij grote plaatoppervlakken(grote lengte en breedte).Zo goedkoop en eenvoudig als op het eerste gezichtlijkt, zal het vraagstuk met behulp van stalen dam-wanden niet worden opgelost.Indien binnen de kuip een paalfundering nodig is,wordt het vraagstuk nog gecompliceerder.b. Elders gebouwde en te water aangevoerde caissonOver de bouwwijze, bedoeld onder b., zullen we hierkort zijn. Zij zal voor grotere bouwwerken slechtszeer zelden in overweging kunnen worden genomen,omdat de bouwplaats toegankelijk moet zijn of kun-nen worden gemaakt voor de drijvend aangevoerdecaisson en omdat de gelegenheid aanwezig moet zijnom de caisson te bouwen, hetzij in een droogdok ofin een drooggelegde bouwput, hetzij op een al of nietge?mproviseerde scheepshelling. Op deze bouwwijzezal worden teruggekomen in Hoofdstuk II.Kleine caissons, welke met een drijvende bok hanteer-baar zijn, worden toegepast als meerstoelen voorschepen bij in aanbouw zijnde sluizen. Zij bestaan danuit een betonnen schacht met er buiten uitstekendevoetplaat (fig. 3) en worden gebouwd in de bouwputvan de in aanbouw zijnde sluis. Zij zijn veelal tezwaar om als schip te kunnen drijven, zodat een bokbij het vervoer zal moeten assisteren en de stoelen zalmoeten neerzetten op de tevoren plaatselijk volkomenvlak uitgebaggerde haven- of kanaalbodem. Na hetplaatsen wordt het inwendige der meerstoelen metgrond gevuld en de voetplaat in grond verpakt.40foto 5. gezicht op de geleidingswerken van de Beatrixsluis te Vreeswijkc. Pneumatische funderingBij pneumatische fundering bouwt men het kunstwerkop het, eventueel door afgraving tot op de grond-waterstand afgegraven, maaiveld. Wanneer de boven-lagen van het terrein slap zijn, wordt het tevoren af-graven ontraden: de bovenkorst van het terrein isover het algemeen voldoende draagkrachtig om deaanzet van het bouwwerk te dragen.Men begint met het maken van een werkkamer,veelal van beton, waarin de lucht onder overdrukwordt gebracht om haar gedurende het in het grond-water zakken watervrij te houden. Boven de werk-kamer wordt het eigenlijke kunstwerk gebouwd.Het zakken van het bouwwerk geschiedt door ont-graving in de werkkamer. De arbeiders werken dusvan het ogenblik af, dat de onderkant van de kamerin het grondwater is gekomen, onder luchtoverdruk(caissonwerk), hetgeen schadelijk voor hun gezond-heid kan zijn. Om in en uit de werkkamer te komen,moeten de arbeiders en materialen in een luchtsluisworden doorgeschut.Het caissonwerk is bij de wet gereglementeerd. Dearbeidstijd is er zeer kort bij; hoe dieper onder water,hoe korter. Hygi?nische maatregelen, zoals het in-richten van een ziekenhuisje, worden er bij ge?ist.De vele beperkende bepalingen zijn oorzaak, datfig. 6. pneumatische funderingvan de ventilatiegebouwen vande Maastunnel te Rotterdam(overgenomen uit ,,de Maastunnel")41pneumatische funderingen wegens de hoge kostenslechts zeer zelden worden toegepast.Een recent voorbeeld van een pneumatische funderingvormen de landhoofden met ventilatiegebouwen voorde Maastunnel te Rotterdam (fig. 6)*).Voor het geval een caisson in zandgrond moet zakken,laat men het grondvlak een weinig buiten de nor-male horizontale doorsnede uitsteken. Hiermede be-reikt men, dat de caisson langs geroerde grond zalzakken en dat zij niet kan vastlopen op naar buitenuitstekende onregelmatigheden van de zijwanden, zo-als bulten, ontstaan door uitbuigingen van de bekis-ting. Een bezwaar van het laten uitsteken van hetgrondvlak is, dat de gevormde spleet rondom decaisson wederom zal worden gevuld met grond, dieuit de naaste omgeving zal bijzakken.Voor slappe grondlagen behoeft men het grondvlakniet buiten de wanden te doen uitsteken. Men zou erniet mee bereiken, dat de caisson in geroerde grondzakt, omdat de spleet rondom zal dichtdrukken. Bul-ten op de buitenwanden zullen in dit geval het zakkenniet belemmeren: de zachte grond wordt wel weg-gedrukt.d. PuttenfunderingIn beginsel gelijken puttenfunderingen op pneuma-tische funderingen. In beide gevallen wordt het kunst-werk op het maaiveld opgetrokken en wordt het doorverwijdering van grond uit het inwendige tot zakkengebracht. Het essenti?le verschil is gelegen in het feit,dat er onder de putten geen werkkamer aanwezig is,doch dat zij bodemloos zijn. Het ontgraven onder degrondwaterstand geschiedt dan ook van boven af inden natte.Hetgeen bij c over de grootte van het grondvlak isgezegd, geldt ook hier.Puttenfunderingen zijn, enigszins ten onrechte, in Ne-derland niet populair. Men schrikt terug voor hetrisico en de vermeende hoge kosten.Het risico is de onzekerheid de putten in de juistestand op diepte te krijgen, terwijl voorbeelden bekendzijn van putten, welke slechts wilden zakken, nadater veel meer grond uit was verwijderd dan theoretischnodig zou zijn. In zulk een geval moest de put wor-den ondermijnd (fig. 7). Doch putten, welke niet ge-regeld onder het ontgraven zakken zijn onvoldoendezwaar: het ,,zakgewicht"1) is er onvoldoende groot bijom de weerstand, veroorzaakt door grondwrijving enfig. 7. ondermijnde put tijdens het zinkenstreepjeslijn: geoorloofde ondermijningdoor de grond onder de buitenwanden, te overwinnen.Het is gebleken, dat puttenfunderingen geen risicogeven wanneer de grond, waarin zij moeten zakken,bestaat uit zand of niet te harde klei of veen.Het is geoorloofd de schotten van de put, welke dienenvoor verstijving der buitenwanden, te ondermijnen*) Clich? uit ,,Sluizen enz." van schrijver dezes; uit-gever: de Erven F. Bohn te Haarlem.1) Het ,,zakgewicht" is het gewicht van de put tijdenshet zinken, dus onder aftrek van eventuele opwaartsewaterdruk.(fig. 7, stippellijn). Deze schotten verdelen de put in,,cellen".Over het algemeen zijn de kosten van puttenfun-deringen in vergelijking met de andere behandeldebouwwijzen niet hoog. Normale funderingswijzen zijnover het algemeen goedkoper, doch het betreft hierhet abnormale geval, dat niet zodanig mag wordengemalen, dat de grondwaterspiegel buiten het kunst-werk wordt verlaagd.Een kwaal, welke putten in het algemeen eigen is, isdat zij in den beginne veelal scheef zakken. Onder hetverder zakken moet de juiste stand worden terug-gevonden. Bij meercellige putten bereikt men dit dooruitsluitend grond te verwijderen uit de te hoog staan-de cellen. Bij grote eencellige putten verwijdert mengrond aan de te hoog staande zijde en bij kleine een-cellige putten stut men de vooroverhellende wandenonder het verder zakken.Scheefzakken is te voorkomen door eerst zoveel moge-lijk grond in den droge te verwijderen door arbeiders,die in de cellen werken, doch zulks zal niet steedsmogelijk zijn.Na het op diepte komen van de put wordt er op debodem onder water een betonplaat in aangebracht enwordt de put verder geheel of gedeeltelijk met grondgevuld of, ter verdere afbouw, inwendig droogge-pompt.Een eerste voorbeeld uit de laatste jaren voor deoorlog van een puttenfundering vormen de land-hoofden (13 X 13 m oppervlakte) van de hefbruggente Alphen en te Waddinxveen, gebouwd door de Pro-vinciale Waterstaat van Zuid-Holland. Deze werdengemaakt in de onmiddellijke omgeving van huizen. Degrond was over grote hoogte slap. Het werk is vlotverlopen en de bebouwing heeft er geen nadelen vanondervonden. Aanvankelijk werd gevreesd, dat debetonnen putten in de slechte grond ontijdig zoudenwegzakken, dat men de putten dus niet in de handzou hebben. Zulks bleek evenwel niet het geval te zijn:het zakken verliep regelmatig en kwam overeen metde inhoud van de uit het inwendige van de put ver-wijderde grond.Het welslagen van de puttenfunderingen te Alphen ente Waddinxveen gaf de stoot tot het door de Rijks-waterstaat als put uitvoeren van twee keersluizennabij Amsterdam in de westelijke dijk van het Mer-wedekanaal (fig. 8a en 8b).Ter plaatse was de grond slecht en wilde men geenpaalfundering toepassen. Voorzover bekend was dithet eerste geval, dat men de kunstwerken zelve alsput uitvoerde. Andere puttenfunderingen betroffenhet maken van de fundering als put en het bouwenvan het kunstwerk op de fundering. Daarbij kwamhet niet aan op volkomen zuivere plaatsing der put-ten: fouten zouden zijn weg te werken bij het makenvan de bovenbouw.In het onderhavige geval waren de keersluizen na hetafzinken der putten vrijwel gereed: de hefdeurspon-ningen b.v. zakten met de put mee omlaag. Het kwamer dus op een zuivere plaatsing ten zeerste aan. Hoe-wel de beide putten aanvankelijk door bijzondere om-standigheden zeer scheef zakten, stonden zij uiteinde-lijk volkomen horizontaal en nauwkeurig op diepte.Tegen dat de doorvaartopeningen in het water weg-zakten, zijn deze door houten schotten aan de uit-einden afgesloten.Na het op diepte komen is er een betonplaat in gestorten vervolgens grond in aangebracht tot onderkantsluisvloer. Vervolgens is de ruimte tussen de houtenschotten en de zijwanden van de put drooggemalen,teneinde de sluisvloer in den droge te kunnen ver-vaardigen. De hefportalen (fig. 8a) zijn na het plaatsender putten gebouwd.De vleugelwanden zijn stalen damwanden, grijpendein in het beton van de put opgenomen damwand-42foto 8a. gezicht op de voltooide keersluisvolgens fig. 8bfig. 8b. als put gefundeerde dubbgle keer-sluis in de westelijke kanaaldijk van hetMerwedekanaal nabij Amsterdam; S isstalen damwand. Grondvulling weggelaten.sloten. De overstaande damwanden zijn aan elkanderverankerd. De put zelve vormt de onderloopsheids-kering, vermits hij dieper reikt dan de damwanden.Opgemerkt zij nog, dat onder de putten een scherpesnijrand was aangebracht, omdat zij door een zink-stok moesten zakken. Het rij shout brak door het weg-rukken met de grijper op de snijrand (fig. 8b, detailA) af.De landhoofden van de grondduiker onder het Am-sterdam-Rijnkanaal ten behoeve van de VaartseRijn te Jutphaas moesten worden gebouwd in de on-middellijke nabijheid van het hiervoor in de ,,In-leiding" genoemde scheefgezakte bouwwerk. Een be-maling kon derhalve niet worden geveeld. Beslotenwerd de grondduiker samen te stellen uit twee beton-nen landhoofden, waartussen drijvend aangevoerdestalen kokers zijn gezonken (fig. 9). De landhoofdenzijn betonnen putten, welke aanvankelijk scheef zak-ten, doch uiteindelijk in de juiste stand kwamen. Zijvormen tevens de onderloopsheidskering. De vleugel-wanden komen overeen met die van het vorige voor-beeld.Tijdens het zakken werden de einden der kokers metschotbalken afgesloten. De onder water gestorte be-tonplaat reikt hier tot de in den droge gemaaktekokervloer.De geleidingswerken en wachtplaatsen voor schepenvoor de grote sluizen van het Amsterdam-Rijnkanaalen van de in uitvoering zijnde sluizen der Fries-Groningse kanalen in Friesland bestaan uit betonnenpijlers met vierkante doorsnede, 22 m hart op hart,waarover betonnen loopbruggen en waartussen hou-ten drijframen met het water op en neer gaan (fig. 5).De pijlers, ten behoeve van het plaatsen waarvan ge-baggerd kon worden of welke op de plaats van be-stemming in den droge konden worden gebouwd,zijn volgens fig. 3 en de pijlers, waarbij zulks niet mo-gelijk is door de aanwezigheid van dijken er onmid-dellijk naast, zijn als ??ncellige putten gezonken (fig.434). Het bleek, dat het aanvankelijk scheefzakken konworden voorkomen door ze zoveel mogelijk in dendroge te doen zakken, waarbij het ontgraven doorhandenarbeid geschiedde. Eenmaal verticaal overenige meters hoogte door de grond geleid, bestaat ernauwelijks aanleiding om bij verder zakken alsnogscheef te gaan.Tot nog toe zijn reeds vele tientallen pijlers als putgezonken, terwijl eerlang meer nog zullen volgen.Conclusies:Uit de opgedane ervaring volgt, dat het zakken vanputten in weke grond het eenvoudigst is en geenenkel risico biedt. De grond onder de buitenwandenvan de put wordt dan door het ,,zakgewicht" vanzelfnaar binnen geperst. In zandgrond moet het naarbinnen persen worden bevorderd door te zorgen, datde waterstand in de put lager is dan daarbuiten (voor-k?men, dat zich wellen in de put vormen!) en zo nodigdoor de grond langs de randen van binnen uit watlos te spuiten.Voor het verwijderen van weke grond voldoen poliep-grijpers het beste; voor het verwijderen van zand zijndie onbruikbaar, omdat de vele naden over het alge-meen zo ondicht zijn, dat de gevulde grijpers huninhoud verliezen bij het door het water omhooggaan.In zandgrond voldoen normale grijpers het beste.Uit voldoend zware putten behoeft niet meer grondte worden verwijderd dan theoretisch nodig is. Inweke grond moet worden gerekend op een wrijvinglangs de putwanden van tenminste 0,5 t/m2, in zand-grond op de helft van de actieve gronddruk volgensCoulomb verhoogd met 20 % voor het wegdrukkenvan de grond onder de buitenwanden.44Toekomstmogelijkheden:Behalve in gevallen als hierboven bedoeld zoudenputtenfunderingen op haar plaats zijn tot vormingin slechte grond van de landhoofden en opritten vanverkeerstunnels onder vaarwateren. De tunnels zelvezouden als buizen tussen de landhoofden in kunnenworden gezonken (voor het beginsel, zie fig. 9; voordat der opritten fig. 10).Voorts zouden in langsrichting onder de stratenondergrondse spoorwegtunnels kunnen worden ge-maakt in slappe grond (fig. 10) en ondergrondse sta-tions onder de pleinen.Vrees voor verzakking van de huizen aan de stratenbehoeft niet te bestaan. Bij toepassing van stalendamwand (voor het beginsel, zie fig. 2) zijn verzak-kingen niet geheel buitengesloten. Gedurende hetdroogmalen tussen de damwanden in zullen dezelaatste meetbaar naar voren buigen, waardoor degrond de ontstane holle ruimte mogelijk zal opvullen.Bij het later trekken der damwanden moet de ge-vormde spleet worden opgevuld, waardoor grondver-plaatsingen zullen ontstaan.Aangezien de tunnel vrijwel in het grondwater zaldrijven, zal de funderingslaag nauwelijks worden be-last. De putten behoeven dan ook niet te reiken totop draagkrachtige lagen, zoals zandlagen.Ten behoeve van het evenwicht van de gedurende hetzinken op de kopwanden werkende horizontale krach-ten verdient het aanbeveling de elementen, waaruitde tunnels zullen bestaan, om de andere te zinken.De spleten tussen de elementen, tenminste 1 m dik,zijn verticaal te dichten door stalen platen of dam-planken, te heien in in het beton opgenomen dam-wandsloten, en horizontaal door het onder waterstorten van een betonkoek.Verder zouden in steden, gebouwd op slappe grond,zeer hoge en zware gebouwen kunnen worden ge-maakt, gefundeerd op putten, die dan tot op het zandzullen moeten reiken. De putten zouden als garagesvan meerdere verdiepingen kunnen worden ingericht.(Het tweede gedeelte (Hoofdstuk II) wordt in het vol-gende nummer van ,,Cement" geplaatst.)Nieuwe gewapend-betonpaaldoor S. A. VisserDe gemeente Rotterdam is octrooi verleend onder no.61870 voor een gewapend betonnen funderingspaalmet verzwaarde punt. Het kenmerk van deze paal is,dat de zijden van de puntdoorsnede evenwijdig lopenmet de diagonalen van de schachtdoorsnede.Door toepassing van deze palen worden verschillendevoordelen verkregen, waarvan wel als belangrijkstemag gelden, de besparing van hout voor de bekisting-mallen en de loonkosten op de uitvoering. Voorts ishet mogelijk op een zelfde terreinoppervlakte als totnu toe voor het maken van palen met verzwaardepunt werd gebruikt, bij toepassing van de Rotter-damse puntpaal een veel groter aantal te maken,wat bij een beperkt werkterrein van veel waarde is.Aan de hand van onderstaande omschrijving en teke-ningen is een en ander nader toegelicht.In het algemeen is de gangbare werkwijze bij hetvervaardigen van gewone, zogenaamde gladde beton-palen op de bouwplaats -- mede ter besparing vanbekistinghout, palenvelden en terreinruimte -- dooreerst een reeks palen te storten met een tussenruimtegelijk aan de paaldikte. De volgende reeks wordt dangestort tussen de ontcenterde palen die men, om aan-hechting te voorkomen, eerst met papier heeft beplaktof met vette klei bestreken. Men kan hierbij naargelang de hoedanigheid van de bodem, stapels van3 tot 6 hoog maken. De omschreven werkwijze konechter niet bij het maken van de tot nu toe gangbarebetonnen palen met verzwaarde punt worden toege-past -- tenzij met een onderlinge tussenruimte --aangezien de paalpunten van de boven elkaar lig-gende rijen elkaar in de weg zitten. De Rotterdamsepaal ondervangt dit bezwaar.In fig. 1 zijn door de oneven getallen 1, 3 en 5 depaalkoppen aangegeven. De door 2, 4 en 6 aange-duide palen geven een aanzicht tegen de paalpunten.Zoals duidelijk blijkt, valt de omtrek van de dwars-doorsnede der paalpunten samen met een om hetvierkant der schachtdoorsnede omschreven vierkant.Aangezien van de van de beschouwer afgekeerdezijde de punten der palen 1, 3 en 5 eveneens tegenelkaar passen, kan men dus zonder enige hinder eenaantal rijen palen boven elkaar maken.Op een werkvloer van hout of beton maakt men bij-voorbeeld eerst de palen 1 in een daarvoor gemaaktebekisting, die men na verharding verwijdert. Tussende palen 1 maakt men daarna de palen 2, nadat meneerst de palen 1 -- benevens de werkvloer --, voorzover nodig met papier heeft beplakt of met vetteklei heeft bestreken, zodat geen aanhechting kanoptreden. Na het gereed komen van de eerste rijpalen maakt men de palen 3. Hierna verwijdert mende bekisting hiervoor (die in verband met de alsbekisting dienende eerst rij palen tot zijschotten be-perkt kan zijn), waarna men de palen 4 maakt, enz.Men behoeft dus slechts weinig bekistinghout te ge-bruiken en kan met een zeer beperkte ruimte vol-staan om toch een groot aantal palen te maken.De uitvoering volgens fig. 5 is in principe dezelfde,zij het, dat de dwarsdoorsnede der paalpunten nietvierkant, doch achthoekig zijn. Ook kan men de om-schreven werkwijze voor het vervaardigen der palentoepassen bij een rechthoekige schachtdoorsnede; de45
Reacties