4Toneeltoren bij het bereiken van hethoogste puntfoto: F.Dijkhofthuisbasis. Daarom zal het niet alleen 'savonds maar ook overdag druk zijn in het mu-ziektheater, met name in de diverse repetitie-ruimten, werkplaatsen en kantoren.Het hoofdtoneel heeft een maximale toneel-opening van maar liefst 23 m, een diepte van20 m en een hoogte van 10 m. In het half-ron-de theater vinden ruim 1600 bezoekers eencomfortabele plaats (hart-op-hart afstandvan de rijen 100 cm!, verlichting bij de stoelenvoor het meelezen van de partituur). Vrijwelalle moderne theatervoorzieningen zijn hiertoegepast, zoals verzinkbare toneelvloerenetc. Vermeldenswaard is het gebruik vanplatte wagens voor de decors, waarmee dedecors snel kunnen worden verwisseld. De-ze wagens worden langs een railsysteemelektrisch voortbewogen naar zij- en achter-toneel en montagehal. Voor een dergelijk be-woningstheater met dagelijks wisselingenvan repetities en voorstellingen is dit bijzon-der aantrekkelijk.Architectonisch hoogtepunt is ongetwijfeldde naar de Amstel gekeerde gebogen voor-zijde van het theater. Achter de monumenta-le constructieve gevel komt een glasgevelvan begane grond tot dak. De daaraan gren-zende 14 m hoge hal met zwierige trappenen foyers, zal door de sterke hoogteverschil-len een boeiende ruimtewerking hebben.Door de grote glasgevel is er vanuit de foyerseen prachtig uitzicht op de Amstel, van deMagere Brug tot de Munttoren.ConstructieVan zowel het stadhuis als muziektheaterwordt de draagconstructie opgetrokken uitter plaatse gestort beton. Voor de funderingis gekozen voor in de grond gevormde palen,met een diameter van 40 cm, paalpuntniveau Het succesverhaal van Cees Dam is veel eer-der begonnen dan met de AmsterdamseStopera. Toch spreekt kennelijk het bouw-meester zijn van het hoofdstedelijke stad-huis zo zeer aan, dat hij op slag in het gezel-schap van bekende Nederlanders is ge-schaard, via interviews in kranten en tijd-schriften, radioprogramma's enz.Uit een overzicht van door hem ontworpenprojecten blijkt duidelijk dat dit stadhuis voorhem niet het hoogtepunt is in zijn carri?re.Wat wel opvalt is dat die lijst zeer divers is,van sociale woningbouw tot een gebouwvoor de Hoge Raad, van een dorp voor ge-handicapte kinderen tot interieurs van exclu-sieve restaurants, schepen en een casino.Die combinatie van groot en klein is typischvoor Cees Dam. Tot zijn opvatting over archi-tectuur hoort dat 'wat groot is, ook groot ge-houden moet worden' en dat 'wat klein is,ook klein gemaakt moet worden'. Met anderewoorden: denken in schaal. Het stadhuis/muziektheater in Amsterdam is een grootproject, 150 180 m, maar hij zegt daarbij:'zo'n groot gebouw heeft aanrakingspuntennodig, mensen moeten het als het ware kun-nen aanraken, voelen. Een menselijke schaalop de begane grond, zoals een bankje dat isopgenomen in de gevel waar mensen meteen gevoel van beschut-zijn op gaan zitten'.Daarom is hij fel tegen wat hij noemt Dallas-architectuur. Hij bedoelt daarmee die gebou-wen met een volledig spiegelende huls, zon-der menselijk aanknopingspunt.Dat heeft ook te maken met een tweede as-pect van zijn architectuurvisie: de helderheidvan de gebouwstructuur. Cees Dam wil aande buitenkant laten zien wat er binnen ge-beurt, hoe het gebouw in elkaar zit. Illustra-tief daarvoor in de Stopera is het front vanhet theatergebouw. De buitenschil van dezegebogen gevel wordt gevormd dooreen con-structieve wand met kloeke afmetingen.Daarachter staat een geheel glazen wand,van begane grond tot dak. Zo is zowel vanbinnen naar buiten als omgekeerd de basis-structuur helder.Hoe ontstaat deze heldere relatie tussen detotale vorm en de constructie? 'Dat ontstaatbij de eerste aanzet', zegt Dam. 'De eersteschets die ik maak voor een gebouw geeftde grote lijn van het weefsel aan. Dit is nodigvoor een helder ontwerp, om van daaruit opte bouwen'. Opvallend is de trefzekerheidwaarmee zulke eerste schetsen door hemworden gemaakt. Het is inderdaad de grotelijn waaraan niet meer is gerommeld. Zelfsgeldt dit voor het stadhuis/muziektheater,dat hij toch in samenwerking met Holzbauerheeft moeten uitwerken. Als hij zijn eersteschets tevoorschijn haalt ligt daar onmisken-baar de hoofdlijn van het gebouw zoals datnu wordt uitgevoerd.Kennismakingmet Cees DamDe grote lijnen die hij neerzet, zijn vaak geo-metrische vormen; graag zet hij een cirkeltegen rechthoeken. Heel sterk komt dit totuiting in het stadhuis van Almere dat in uit-voering is. Het doet on-Hollands aan, meerItaliaans en wekt associaties op met het werkvan bijv. Botta en Scarpa.Cees Dam is zich duidelijk bewust van zijneigen kwaliteiten en wil die ook graag uitstra-len; maar daarbij is hij ook bijzonder sympa-thiek.Hij is er evenwel voor op zijn hoede niet vanhet voetstuk te vallen waar anderen hemhebben opgezet. Hij wil mooie dingen kun-nen maken zonder de naam te krijgen datmooie dingen altijd meer geld kosten. 'Dat isnamelijk niet waar', zegt hij, 'mooie dingenzijn niet gebonden aan meer geld, maar ont-staan door het kiezen van materialen binnenhet gestelde budget en deze z? toe te passenin het totale concept, dat een extra waardeontstaat. Zo ontstaat kwaliteit in grote enkleine dingen'.Tot slot van dat laatste een voorbeeld. Vooronder andere het Amsterdamse stadhuisontwierp hij onlangs de wandtegels van denatte ruimten, witte tegels met twee goudenlijnen haaks op elkaar. Zonder voegen gezet,ontstaan patronen die een verrijkende sfeergeven.Dat typeert Cees Dam en zijn werk: met hel-dere lijnen en vormen een sfeer scheppenwaar mensen zich zowel vrij als beschut voe-len. J.H.K?hneCementXXXVI(1984)nr.11 694
Reacties