Intreerede prof.ir.J.H. van Loenen,KMA Breda, 17 oktober 1984Bij de aanvaarding van zijnhoogleraarschap aan de KMA te Bredaheeft prof.ir.J.H. van Loenen op 17 oktober1984 onder grote belengstelling zijnintreerede 'Stevin en het bouwen'uitgesproken. Prof. Van Loenen is aan deKMA belast met 'het onderwijs en hetverrichten van onderzoek op het gebiedvan de weg- en waterbouwkunde'. Dezetaak, hoewel in principe beperkt totinfrastructurele werken voor dekrijgsmacht, beslaat een omvangrijkvakgebied, waarvan zijn intreerede eenafspiegeling is.Deze rede begint met het bouwen in de tijdvan Simon Stevin (1548-1620, alsvestingbouwer bekend, maar daarnaasteen veelzijdig wetenschapsmens), belichtdan een aantal aspecten van deontwikkeling tot het hedendaagse bouwen,en schenkt daarna aandacht aanmogelijke, verdere ontwikkelingen.Als vrij recente ontwikkelingen noemt prof.Van Loenen het bouwen in een andere danonze eigen omgeving (bijv. in Azi? en inAfrika) en het bouwen onder andere danbekende omstandigheden (zoals in diepezee?n en in arctische wateren). Andereplaatsen en andere omstandigheden dus,maar onverminderd blijft de behoefte aanduurzame constructies.Bij infrastructurele werken treden echterdikwijls de beheers- en onderhoudskostenin een (te) laat stadium op de voorgrond.Het recente probleem betonschade bijwoningen is hier een overduidelijkvoorbeeld van. Nadere bestudering heeftoverigens uitgewezen, dat het(verwaarloosde) onderhoud over hetgeheel genomen toch acceptabel, wantbetaalbaar is. Desondanks moet zowel bijhet ontwerpen als tijdens het uitvoeren(nog) meer aandacht worden besteed aanbeperking van het latere onderhoud. In hetontwerpstadium kunnen ontwerper engebruiker tot een optimalisering vaneenmalige bouwkosten en laterebeheerskosten komen.Prof. Van Loenen vraagt zich in dit verbandaf, waarom er voor infrastructurele werkenbijna nooit een beheers/onderhoudsinstructieboekje wordtopgesteld. Voor eenvoudiger engoedkopere zaken als eenkoffiezetapparaat en een auto gebeurt ditdaarentegen wel. Volgens prof. VanLoenen zou de architect/constructeurhiervoor centraal verantwoordelijk gesteldmoeten worden. Het aldus beoogdeinstructieboekje is bestemd voor debeheerder (voor het grotere onderhoud) enevenzeer voor de dagelijkse gebruiker(voor het schoon- en bijhouden).Bovendien kan het voork?men, datbeheerders onverwacht metonderhoudsproblemen wordengeconfronteerd, zoals in het genoemdegeval van 'betonschade'.Voor materialen en huntoepassingsmogelijkheden acht prof. VanLoenen het een goede ontwikkeling, dat devoortdurende kwaliteitszorg voorbouwprodukten wordt gedelegeerd aancertificatencommissies e.d., waarinspecialisten zitting hebben. In dit verbandmerkt hij op: 'Maar heel weinighuisvrouwen zullen in de winkel een helerol vuilniszakken afrollen om tecontroleren, of er overal wel een bodem inzit; zij laten dit graag over aan Komo'.De omstandigheden veranderen, ook watbetreft het milieu waarin onze bouwwerkenverkeren en wellicht komen te verkeren.Voor de restauratie van historischeobjecten, zoals het Kasteel van Breda, zijnin een land als het onze (nog) geldenbeschikbaar. Maar wat moeten wij doenom onze nieuwe bouwwerken bestand tedoen zijn tegen de wellicht ongunstigeomstandigheden van over 10 of 25 jaar?Anderzijds rijst de vraag, of het niet beteren goedkoper zou zijn om het milieuingrijpend te verbeteren, wat dan (ook) opinternationaal niveau zou moetengebeuren. In verband met het anticiperenop de omstandigheden van later adviseertprof. Van Loenen: 'zorgvuldig detailleren,niet klakkeloos kopi?ren wat vroeger ookgoed was, maar analyseren: waarom, waten hoe, en tot slot een zeer zorgvuldigeuitvoering'.Ook als het om militaire werken ging,geschiedde het bouwen eeuwenlang directter plaatse, met gebruikmaking vanmaterialen uit de naaste omgeving. In detweede wereldoorlog is hierin veranderinggekomen, enerzijds door de vereiste grotebouwsnelheid, anderzijds door de ruimeretransport- en montagemogelijkheden.Geprefabriceerde Bailey-bruggen,caissons voor tijdelijke havens en stalenmatten voor weg- en vliegveldverhardingzijn fraaie voorbeelden hiervan. In deciviele bouw is prefabricage op nog veelgrotere schaal tot ontwikkeling gekomen.Hijs- en montage-equipment hebben almontagegewichten tot 2000 ton mogelijkgemaakt, en bij de 'offshore' wordt hethonderdvoudige daarvan al drijvendgetransporteerd.De offshore constructies, ge?nitieerd doorde olie- en gaswinning in steeds dieperwater (inmiddels al 300 m en meer) ensoms ook al bestemd voor arctischewateren (lage temperaturen, kruiend ijs!)hebben belangrijke bijdragen geleverd aanhet verbeteren van de ontwerpmethoden,de materiaalkennis en deveiligheidsfilosofie. Dit geldt ook voor deontwikkeling van geavanceerdeuitvoeringstechnieken, meetmethoden enz.In het bouwen hebben de eerste robotshun intrede gedaan. Een verdererobotisering zal noodzakelijk zijn ommenselijk werk onder extreem moeilijkeomstandigheden te voorkomen of althanste beperken.Prof. Van Loenen besluit zijn intreeredemet aandacht te vragen voor onderzoek enonderwijs, de twee onderwerpen waarmeehij in zijn nieuwe functie direct te makenheeft. Van de door hem geschetsteontwikkelingen in het bouwen was veelalleen mogelijk dank zij onderzoek opverscheidene gebieden. Vooral tenbehoeve van de Deltawerken is binnenNederland een omvangrijk'onderzoekpotentieel' ontstaan. Prof. VanLoenen stelt daarom de vraag, of ditpotentieel niet beschikbaar kan komenvoor research in het kader van de Navovoor civiele en militaire doeleinden.In zijn compacte intreerede heeft prof. VanLoenen talrijke aspecten van het bouwenbelicht. Daarbij vermeldde hij feiten, gaf hijnieuwe mogelijkheden aan en stelde hijenkele vragen. Zelden was een oratie zobegrijpelijk, in 'gewone taal' gesteld, enzelden heeft een jonge hoogleraar zijnintree-rede zo zelfverzekerd en vrijmoediguitgesproken. De KMA mag zich gelukkigprijzen met deze vakbekwame hoogleraarin de weg- en waterbouwkunde, die doorzijn benoeming gelukkig niet voor deNederlandse (beton)bouwwereld verlorenis gegaan.A.A. van der Vlist'Stevin en het bouwen'Prof.Bruggelingonderscheiden metFIP-MedailleTijdens de FlP-Symposia die eindaugustus in Calgary (Canada) zijngehouden, zijn vier vooraanstaandebetondeskundigen onderscheiden met deFIP-Medaille. Onder hen bevond zichprof.dr.ir. A.S.G.Bruggeling. De anderenwaren: prof.Mikhailov (USSR), K.Holbek(Canada) en K.G.Bernander (Zweden).FIP-Medailles worden verleend alserkenning van iemands cjrote verdienstevoor de ontwikkeling van hetvoorgespannen beton en het uitdragendaarvan via de FIP.De bemoeienis van Bruggeling met hetvoorgespannen beton dateert al uit debeginjaren van de ontwikkeling inNederland. Hij was het zelfs die de eerstevoorspanstreng vanuit Belgi? over deNederlandse grens voerde. Zijn naam is inons land ook onverbrekelijk verbonden metde idee?n van het gedeeltelijkvoorspannen, dat thans sterk in debelangstelling staat. Zijn verdiensten voorde FIP worden in de eerste plaatsgekenmerkt door zijn voorzitterschapsinds 1969 van de FlP-commissieVoorspanstaal.. Cement XXXVI (1984) nr. 12 806
Reacties