prof.ir.A.F. van Weeleadviseur funderingstechniek,buitengewoon hoogleraarFunderingstechniek TH-Delft, afdelingCiviele TechniekBezuinigen op hetgrondonderzoek?Dit artikel is de weergave van eenvoordracht van prof. Van Weele, gehoudenop de Funderingsdag 25 september jl.,georganiseerd door de Betonverenigingen de Sectie Funderingstechniek van hetKIVI. Enkele andere onderwerpen van diedag zullen in de komende nummers vanCement aan de orde komen.Red.Grote en kleine adviesbureaus voor grondonderzoekTot voor circa 20 jaren heeft het Laboratorium voor Grondmechanica zijn exclusieve positievan adviseur voor de funderingstechniek in de Nederlandse bouwwereld weten te handhaven.Daarna kwamen de eerste concurrenten op de markt, die zich in relatief korte tijd naast hetLGM een blijvende plaats wisten te veroveren. De formule van die adviesinstellingen wasvergelijkbaar met die welke het LGM volgde: zelf veld- en laboratorium-werkzaamhedenverrichten en op grond van de uitkomsten advies uitbrengen, al of niet gevolgd door eenzekere begeleiding van de uitvoering van de betreffende funderingswerkzaamheden.Nadien hebben zich nieuwe, over het algemeen kleinere ondernemingen gevestigd, die zichin hun activiteiten beperken en wel door zich te concentreren op het veldwerk door middelvan sonderingen, danwei op de advisering op basis van aan hen beschikbaar gestelde gege-vens. Inmiddels is deze ontwikkeling zover voortgeschreden dat er momenteel enkele tien-tallen onafhankelijk opererende bedrijven en bedrijfjes zijn, die door hun verschil in organi-satievorm grote verschillen in deskundigheid paren aan grote verschillen in operationelekosten. Dat verschil in kosten mondt uit in een duidelijk verschil in tarievenGoedkoop - duurkoopDeze ontwikkeling loopt parallel met een flinke teruggang in bouwactiviteit, waardoor eenprijzenslag in deze sector niet is uitgebleven. De opdrachtgevers, die veelal geen deskundigoordeel bezitten over de omvang en de kwaliteit der geoffreerde werkzaamheden, kunnende verleiding meestal niet weerstaan om de goedkoopste voorstellen met de opdracht tebelonen, waarbij zij onbewust risico's aanvaarden voor de kwaliteit van het ingestelde onder-zoek en voor de kwaliteit van de verstrekte adviezen. Fouten, die zich al of niet in een laterefase openbaren, blijken over het algemeen een heelveelvoud te bedragen van de prijsverschil-len in de oorspronkelijke voorstellen en laten zich zelden verhalen.Aan de hand van een anoniem gehouden praktijkvoorbeeld, dat zich werkelijk tot in detailszo heeft voorgedaan, maar waaruit gelukkig geen funderingsgebrek resulteerde, wordt dekeerzijde van deze ontwikkeling ter kennis van de lezer gebracht. Tot leringhe, en beslistniet tot vermaeck.Splitsing grondonderzoek en funderingsadviesDe techniek van de uitvoering der sonderingen is tegenwoordig niet langer voorbehoudenaan ??n of enkele ervaren instituten of bedrijven. In ons land heeft zich meer dan ??n machi-nefabriek toegelegd op de vervaardiging van de apparatuur. Het aanschaffen van een modernsondeerapparaat is nu alleen een kwestie van de vereiste financi?le middelen geworden.Die aankoop vereist weliswaar geld, maar voorshands geen kennis en evenmin ervaring ophet sondeergebied. Interpretatie van sonderingen om te komen tot het ontwerp van eenpaalfundering, is in de meeste standaardgevallen niet moeilijk en ook relatief snel te leren.De wijze waarop dat gedaan behoort te worden is door een aantal publikaties daarovergemeengoed aan het worden [1].Deze interpretatie wordt in steeds meer gevallen door de betonconstructeur naar zich toegetrokken. Deze handelwijze leidt in de ontwerpfase op het eerste gezicht tot een aantoon-bare besparing en het wekt daarom geen verwondering dat er door 'de markt' op dezeontwikkeling is ingespeeld. De grotere bedrijven en instituten, met hun algemene organisatie,hun opslag voor niet direct productieve activiteiten (research en ontwikkeling, studie, publi-cistische werkzaamheden, deelname aan commissiewerk ed.) worden op deze manier voorhet routinewerk te duur en daarom steeds minder hiervoor ingehuurd. Immers, zo moeilijkis dat vak toch ook weer niet?In het belang van de bouwheer?De vraag dient echter te worden gesteld of deze ontwikkeling wel echt tot een besparing inde stichtingskosten van een gebouw leidt en derhalve in het belang van de bouwheer is. Hetzijn uiteraard diens belangen, die primair door alle deelnemers aan het bouwproces behorente worden behartigd.Maatgevend voor een opdracht voor grondonderzoek en advies behoort niet de prijs te zijnCementXXXVI(1984)nr. 12 789van deze werkzaamheden maar de kwaliteit versus prijs van de fundering die wordt gekozen.Echter, dat weet men pas achteraf en vrijwel nooit is er achteraf een vergelijkingsbasis.Vandaar dat de presentatie van een praktijkvoorbeeld wellicht verduidelijkend kan werkenen bijdraagt tot meer waardering voor de kwaliteit van onderzoek en advies. Dit voorbeeldvormt bepaald geen uitzondering. Ook zijn er voorbeelden waarbij het, anders dan in ditgeval, met de fundering wel degelijk fout is gegaan.1Palenplan van ??n der drie gebouwen metaanduiding van de sonderingenPraktijkvoorbeeldOffertes en opdrachtEen architectenbureau heeft een ontwerp gemaakt voor een groepje van drie gebouwen; bijvoorbaat stond vast dat een paalfundering noodzakelijk zou zijn. De nieuwbouw dient eenwoonfunctie en gelijktijdig een maatschappelijke dienstverlening en is ontworpen temiddenvan een woonwijk. Het funderingsontwerp van de constructeur kwam uit op 333 geprefabri-ceerde betonpalen met een nuttig vereist draagvermogen van 750 tot 900 kN elk. In hetbetreffende gebied wordt rekening gehouden met het tot ontwikkeling komen van een be-perkte negatieve kleef. Het architectenbureau vroeg prijs aan bij drie firma's voor de uitvoe-ring van in eerste instantie 75 zware sonderingen en een meerprijs voor nog eens 71 aanvul-lende zware sonderingen, omdat men grote verschillen in grondgesteldheid voorzag. Nietswerd vermeld omtrent het soort sonderingen dat men wenste: mechanisch discontinu ofelektrisch continu? Wel of geen meting van plaatselijke kleef?Drie aanbiedingen werden (in volgorde van datering) ontvangen:1. Firma A bood aan 14 275,- voor de eerste 75 stuks en 12 875,- voor de eventueel aan-vullende 71 stuks. Bij gelijktijdige opdracht 26 010,-. Gedacht werd aan mechanisch dis-continue sonderingen tot 30 m. Geen kleefmeting. Advies inbegrepen.2. Firma bood aan 15 000,- voor de eerste 75 elektrische continue zware sonderingen (totcirca 20 m diepte) en 14 200,- voor de eventueel volgende 71 sonderingen. Er wordt ge-sondeerd met een hellingmeter terwijl bij 7 stuks de plaatselijke kleef zal worden gemeten.Advies voor ??n paaltype was inbegrepen.3. Firma bood 75 mechanische discontinue sonderingen aan met een grootste belasting van100 kN of tot ten hoogste 25 m - maaiveld voor 19 875,-. Voor de aanvullende 71 sonde-ringen werd 17 750,- verlangd, alles inclusief advies. Op grond van hun ervaring deedfirma een alternatief voorstel. Namelijk in eerste instantie 43 in plaats van 75 zware sonde-ringen, gevolgd door een eventuele aanvulling met 18 sonderingen voor een totaalprijs van15 895,-. Besprekingen zullen apart in rekening worden gebracht.Opvallend is dat firma C kennelijk van mening was dat 75 zware sonderingen voor een eersteverkenning van het betrokken gebied te veel was en dat daarvoor met 43 sonderingen zoukunnen worden volstaan. Deze boodschap kwam echter niet over. De opdracht ging naarfirma A, die voor de verlangde 75 sonderingen gewoon de laagste prijs bood.Als voorbeeld voor de lay-out van de eerste fase van het grondonderzoek in relatie tot hetpalenplan, is dit voor ??n der drie gebouwen in figuur 1 weergegeven. Daaruit blijkt wel dathet aantal sonderingen belangrijk groter is dan normaal gebruikelijk. Hierop wordt aan heteind van dit artikel nog teruggekomen. Het alternatieve voorstel van firma lijkt terecht enin het belang van de bouwheer.TerreinonderzoekHet funderingsadvies werd schriftelijk uitgebracht en was gelimiteerd tot het aangeven vaneen funderingsniveau voor elk der gemaakte sonderingen bij toepassing van geprefabriceer-de betonpalen. De aangehouden draagvermogens bedroegen resp. 750 kN voor een dwar-saf meting van 400 x 400 mm2,800 kN voor 420 420 mm2en 900 kN voor 450 x 450 mm2.De paallengte varieerde tussen 12 en 15 m behalve bij 2 sonderingen waar een lengte van19 resp. 22 m noodzakelijk werd geoordeeld. Rondom deze plaatsen werden aanvullendesonderingen aanbevolen en daarna ook gemaakt. E?n zo'n plaats vormde sondering 2, inhetzelfde gebouw als waarvoor het palenplan is gegeven in figuur 1. In diezelfde figuur zijnde plaatsen van de daar gemaakte 8 aanvullende sonderingen aangegeven (A t/m H). Menmaakte zelfs sonderingen op plaatsen tussen de poeren in, waar in het geheel geen palenmoesten worden geheid! (sonderingen C, E en H)Niemand dacht eraan dat wellicht sondering 2 een foutief meetresultaat heeft gegeven. Hetwas immers veel logischer geweest om eerst de uitkomsten van die 'slechte' sondering 2te controleren door deze over te maken. Daarop wordt later nog teruggekomen.AdWesHet advies was nu dat de zoveel grotere inheidiepte bij sondering 2 gehandhaafd bleef(daarbij ging het slechts om 2 palen, te funderen op 19 m diepte) en dat alle palen in depoeren er omheen op circa 14 m diepte konden worden geplaatst. Dat is in de uitvoeringnatuurlijk bezwaarlijk want 2 palen van 19 m lengte in plaats van 14 m zijn ook belangrijkzwaarder en vereisen hoger en zwaarder hei-materieel.De adviseur deed niet de suggestie om een uniforme inheidiepte toe te passen en de toelaat-bare belasting per paal lager te stellen dan datgene wat in eerste instantie door de opdracht-Cement XXXVI (1984) nr. 12 7902Vergelijking van de sondeerresultaten vanfirma A en firma ; de resultaten zijnbepaald niet identiek. De slagdiagrammenvan de geheide palen zijn ingetekend,alsmede de oorspronkelijke adviesdieptegever werd gewenst. Een soortgelijke ervaring kwam in ??n der andere gebouwen ook voor.Daar zou een lengte van circa 22 m noodzakelijk zijn voor eveneens slechts enkele palen.Bij die sondering werd wel als mogelijkheid geopperd om kortere, minder te belasten palenals alternatief te overwegen.De grotere inheidiepten werden op die plaatsen noodzakelijk geacht omdat er onder hetgebruikelijke paal voetniveau lagen met een geringe conusweerstand werden aangetroffen.Door het niet meten van de plaatselijke kleef kon niet worden beoordeeld of die lagereweerstand te wijten was aan een losse pakking van het zand dan wel aan de aanwezigheidvan klei- of veen-bijmengingen. De adviseur ging in zijn advies aan deze zaken voorbij enkoos voor zekerheid. Het voorstel van firma om bij 7 sonderingen de plaatselijke kleef temeten bleek achteraf niet onlogisch en had meer aandacht verdiend.Bij de sondering waar palen van 22 m lengte nodig werden geacht, werden nog eens 9aanvullende sonderingen verricht zodat in totaal met 17 stuks werd volstaan in plaats vande voorziene 71 stuks. Ook die 17 waren, zoals reeds opgemerkt, belangrijk meer dan zinnigwas. Een 4-tal sonderingen kon wegens de slechte bereikbaarheid van de plaats niet wordengemaakt. Daarbij legden de partijen zich neer.Na de gunning van het werkHet architectenbureau nam in het bestek de volgende 2 passages op:1. 'De toe te laten puntspanning zal door de directie in overleg met de constructeur wordenbepaald aan de hand van het reeds uitgevoerde grondonderzoek, wat ter beschikking vande aannemer wordt gesteld.'2. 'De aannemer is verantwoordelijk voor het draagvermogen van de palen.'Dat de lezer zelf maar oordele over het al of niet acceptabel zijn van deze besteksbepalingen.Een bespreking hiervan zou een apart artikel vergen.Na gunning ging de hoofdaannemer met zijn onzekerheden over de interpretatie van hetgrondonderzoek voor advies naar firma D. Zij adviseerde de beide 'slechte' sonderingen opprecies dezelfde plaatsen over te laten maken met een continue elektrische meting, ondergelijktijdige registratie van de plaatselijke kleef. Deze sonderingen werden door firmaverricht (fig. 2).Een derde sondering waarvan de conusweerstand een verdacht gelijkmatig verloop in hetdraagkrachtige zand vertoonde werd eveneens overgemaakt. Het resultaat van oorspronke-lijke en later opnieuw uitgevoerde sonderingen is weergegeven in figuur 3. Die resultatenwaren verrassend. Het verloop in conusweerstand verschilde enorm en de nieuwe spnderin-Cement XXXVI (1984) nr. 12 7913Ook een als verdacht aangemerktesondering van firma A is door firmaovergemaakt. De verschillen zijn aanzienlijk4Onder- en bovengrenzen van deconusweerstanden van alle 14sonderingen in ??n grafiek, metaanduiding van de oorspronkelijke enherziene adviesdieptengen gaven aan dat de verschillen in grondgesteldheid veel minder waren dan gedacht.Wat moest nu worden geloofd? Waren alle beschikbaar gestelde gegevens niet meer tevertrouwen? De aannemer was wel gebonden aan zijn aanbieding. Triomfantelijk met dezeuitkomsten naar de architect gaan was verleidelijk, maar hoogst onverstandig. Immers deeigenlijke bouw van het project moest nog geheel van start en goede verhoudingen tussenaannemer en architect zijn daarbij van groot belang.Opvallend was dat de aanvullende drie sonderingen van firma alle drie duidelijk beterwaren dan de sonderingen van firma A en tevens dat er volgens het verloop van het kleefgetalnauwelijks samendrukbare lagen beneden het meest gebruikelijke puntniveau werden aan-getroffen. Besloten werd daarom niet alle sonderingen over te maken en toch maar de son-deringen van A als een ondergrens te beschouwen, met uitzondering van de drie overgemaak-te sonderingen.Alle in het palenplan van het betreffende gebouw voorkomende 14 sonderingen van firma(sondering 2 werd buiten beschouwing gelaten) werden in ??n grafiek ondergebracht, waarnade onder- en bovengrenzen van de conusweerstand konden worden getekend (fig. 4). Hieruitblijkt dat ondanks de variaties in conusweerstand een betrouwbare, draagkrachtige laagonder het gehele gebouw voorkomt tussen 11 en 16 m diepte. Een gemiddelde inheidieptevan 12 in plaats van 14 m bleek te voldoen.Tevens werd besloten het heiwerk zeer kritisch te gaan begeleiden. Op grond van dezebeslissing konden de palen onder het betreffende gebouw op eenzelfde diepte worden ge-fundeerd en kon van lichter hei-equipment gebruik worden gemaakt. Tevens werd overwogenom in plaats van geprefabriceerde palen, geheide, in de grond gevormde palen toe te passen,om bij de uitvoering meer mogelijkheden te hebben om de paallengte aan te passen aan deheigegevens. Dit voorstel kon echter geen genade vinden in de ogen van de bouwheer, dieerop stond dat de gegunde besteksoplossing onverkort zou worden aangehouden. Die be-slissing was juridisch gezien juist, maar beoordeeld in het licht van de bestekspassagewaarin alle verantwoordelijkheid voor het paaldraagvermogen naar de aannemer werd ge-schoven, wel ??nzijdig.Bestudering funderingsontwerpBij bestudering van de oude en nieuwe gegevens vielen nog andere belangrijke zaken op:A. De gemiddelde ontwerpbelasting per paal bedroeg 800 kN. In dit opzicht wijkt het beschouw-de gebouw niet af van de beide andere. Het besproken gebouw rust op 53 palen van0,40 x 0,40 m2. Tweederde deel van het brede voorgedeelte is in gebruik als woonruimteen telt drie bouwlagen. De rest van het gebouw omvat bedrijfsruimten (kantoren, snackbared.) en telt twee wat hogere bouwlagen. Indien dete funderen belasting van het eerstgenoem-de deel op 30 kN/m2wordt gesteld en dat van het laatstgenoemde op 25 kN/m2, dan volgtdaaruit dat de gemiddelde paalbelasting in werkelijkheid ongeveer 360 kN moet bedragen.De ontwerpbelasting was echter 800 kN. Toen de aannemer dit onwaarschijnlijk grote ver-schil voor de start van het werk ter kennis bracht van de constructeur werd elke discussiedaarover door hem geweigerd.Cement XXXVI (1984) nr. 12 7925Twee sonderingen verkregen van deplaatselijke overheid. De getrokken lijn isonbetrouwbaar; vermoedelijk vertoont denulaflezing van de apparatuur een met dediepte toenemende afwijkingAchteraf moet gesteld worden dat, uitgaande van een maximale paalbelasting van 400 kN,volstaan had kunnen worden met even lange, maar veel slankere palen, bijvoorbeeld die meteen doorsnede van 0,30 0,30 m2. Dat had tot een besparing in de paalfundering kunnenleiden van: (0,16 - 0,09)/0,16 het volume aan beton in alle palen tezamen. Dat komt neerop 265 m3. Rekening houdend met een bewust laag gestelde eenheidsprijs van 250,- perm3leidt dit tot een onnodig ge?nvesteerd bedrag van tenminste 66 250,- Dat deze bespa-ring niet werd nagestreefd, strookt niet met de 'kostenbewuste aanpak' bij het opdragenvan het grondonderzoek.B. De geadviseerde inheidiepten leidden tot een veiligheidsfactor op riet opgegeven paaldraag-vermogen, die aanzienlijk hoger was dan algemeen in ons land gebruikelijk is. Nieuwe, hogergelegen adviesdiepten werden daarom bepaald, terwijl de voorkeur werd gegeven aan ??n-zelfde paalafmeting voor alle drie belasting-categorie?n, nl. 400 400 mm2. Een minimumveiligheidsco?fficient van 2,00 ten opzichte van de bezwijkbelasting is gehanteerd. Tevensis ernaar gestreefd om zoveel mogelijk ??nzelfde inheidiepte per gebouw of per gebouwdeelaan te houden, teneinde de uitvoering van de heiwerkzaamheden te vergemakkelijken.Op grond van dit omgewerkte advies, dat zowel door Bouw- en Woningtoezicht als door deconstructeur werd aanvaard, kon de hoeveelheid beton in alle funderingspalen gezamenlijkbeperkt worden van 902 m3volgens het bestek tot 606 m3in werkelijkheid. De besparingbedroeg bijna 300 m3beton voor de prefab-palen terwijl voor het heiwerk met een kleinerestelling kon worden volstaan en er aanzienlijk minder verschillen in inheidiepte voorkwamen.Bovendien kon het heiwerk worden vergemakkelijkt en bekort. De kostenvermindering alsgevolg van deze veranderingen bedroeg ruim 100 000,-.C De ontbrekende 4 sonderingen, die naast elkaar lagen, lieten een deel van het terrein buitenhet onderzoek. Bij de plaatselijke overheid werd navraag gedaan of er wellicht reeds gege-vens voorhanden waren. Dat was inderdaad het geval. Twee zware sonderingen waren ineen eerder stadium ter plaatse gemaakt. E?n van deze sonderingen bleek ook van verdachtekwaliteit (fig. 5). De conusweerstand in de slappe lagen van het holoceen is t? hoog envertoont bovendien een lineaire toename met de diepte, die afwijkt van alle beschikbaresondeergegevens en derhalve aan een onnauwkeurigheid moet worden geweten. Overigenspaste deze sondering evenals de tweede geheel in het algemene beeld dat reeds was verkre-gen, zodat werd afgezien van het alsnog maken van de 4 ontbrekende sonderingen.UitvoeringHet heiwerk is tot stand gekomen in overeenstemming met het aangepaste advies. Er hebbenzich bij de uitvoering geen onverwachte omstandigheden voorgedaan. Het slagdiagram vande palen ter plaatse van de drie overmaakte sonderingen is in de figuren 2 en 3 aangegeven.Voorde afwijkende resultaten van de aanvankelijke sonderingen is geen bevestiging gevon-den. Integendeel, de resultaten van de later gemaakte sonderingen zijn door de gevondenheiweerstand bevestigd. Inmiddels is het complex geruime tijd in gebruik en heeft de funde-ring zich naar behoren gedragen,CommentaarKwaliteitscontroleDit voorbeeld staat niet alleen. Het doen van grondonderzoek is een specialisme dat moetworden aangeleerd. Het is bovendien mensenwerk waarbij fouten worden gemaakt. Elk be-drijf dat sondeert, maakt daarbij fouten. De kunst is deze te herkennen alvorens de resultatenaf te geven. Dat vereist een interne controle en zoiets verhoogt de algemene kosten.Kwaliteit behoort hoger in het vaandel te staan dan kwantiteit. Maar omdat het verschiltussen een succesvol bedrijf en een falend bedrijf bijna altijd is gelegen in een lage prijs,worden zelfs de grondonderzoek-instituten en -bedrijven in de richting van kwantiteit ge-dwongen. Met alle risico's van dien.Op zich behoren de resultaten van sonderingen onafhankelijk te zijn van het gebruikte appa-raat, de sondeerploeg resp. het bedrijf. Een mooi voorbeeld daarvan is weergegeven infiguur 6, die twee sonderingen toont die ruim IV2 jaar na elkaar op dezelfde plaats zijngemaakt. Om zo te kunnen sonderen, dienen alle bij het werk betrokkenen kwaliteitsbewustte zijn. Voor resultaten die dermate betrouwbaar zijn, kan men gerust wat meer betalen.Merkwaardig is dat de meeste opdrachtgevers het maken van boringen en sonderingen nietcontroleren, terwijl controle in het bouwproces toch veel aandacht krijgt. De ervaring heeftaangetoond dat men in het algemeen pas nauwkeurig wordt als de resultaten in grafiekvormvoorliggen en moeten worden ge?nterpreteerd. Dan gaat het soms om 10 kN meer of minderper paal en ook vaak om 0,25 m inheidiepte. Echter hoe die gegevens tot stand komen, of,en zo ja wanneer de meetapparatuur geijkt is, of er op de juiste plaatsen wordt gewerkt, ofde grafische weergave correct is, of de conus niet te veel is afgesleten, of de peilmatenkloppen etc. wordt in vol vertrouwen overgelaten aan de deskundigheid van de firma die delaagste prijs heeft geoffreerd.Die controle is op zich trouwens erg simpel en niet duur. Wat is eenvoudiger dan tijdens deuitvoering naar het werk te gaan en de ploeg te vragen terug te keren naar ??n der eerstesondeerpunten en zo'n sondering over te maken terwijl de resultaten ter plekke onderlingworden vergeleken. Dat zou in het besproken geval circa 200,- extra hebben gekost,afgezien van het bezoek zelf.Cement XXXVI (1984) nr. 12 7936Vergelijking van sonderingen die ruim Vizjaarna elkaar zijn gemaakt. Hieruit blijktdat bij een nauwkeurige uitvoering deuitkomsten reproduceerbaar zijn7Onder- en bovengrenzen van slechts 7sonderingen in plaats van 14 onderhetzelfde gebouw. Deze gegevens zoudentot eenzelfde adviesdiepte hebben geleidals figuur 4Is het overigens wel genoegzaam bekend dat de sondeerapparatuur en de wijze van sonderenin ons land en ook daarbuiten zijn genormaliseerd? In ons land geldt NEN 3680. Daarin ishoofstuk 6 gewijd aan de ijking van de meetapparatuur. Dat schrijft voor, dat elk jaar demeetnauwkeurigheid dient te worden gecontroleerd door een als zodanig erkend instituutof bedrijf, dat optreedt onder auspici?n van de Dienst IJkwezen. Die gegevens behoren 'aanboord' te zijn! Tevens behoort elke machine te beschikken over een keuringsapparaat omte kunnen nagaan of de afgelezen kracht overeenkomt met een bekende belasting. De meet-onnauwkeurigheid van het keuringsapparaat mag niet meer bedragen dan 2% van het meet-bereik, dat tussen de 20 en 50 kN moet liggen.ConclusiesDe aanneemsom van het besproken project lag boven de 10 miljoen. De totale kosten vanhet oorspronkelijk uitgevoerde grondonderzoek hebben 18 240,- bedragen, terwijl hetgrootste verschil in prijs tussen de aanbiedingen voor de gemaakte 88 sonderingen minderdan 6 000,- bedroeg.De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat grondonderzoek en advies moet worden opgedragenaan dat bedrijf, dat de beste kwaliteit levert, zelfs indien dat tot een verhoging van de prijsvan dit onderzoek rou leiden. Onder kwaliteit wordt daarbij verstaan: het onderzoek en hetadvies, dat resulteert in een juiste beoordeling van de ondergrond en op grond waarvan toteen aanbeveling voor de optimale funderingswijze wordt gekomen.Ogenschijnlijk simpele sondeeruitkomsten vereisen vooreen uitgekookt, maar toch voldoen-de veilig funderingsadvies, meer deskundigheid dan op het eerste gezicht algemeen wordtgedacht. Dat moge wel blijken uit het behandelde voorbeeld. Een goed advies vereist meerdan het per sondering aangeven van inheidiepten. Het gaat daarbij om-beoordeling op kwaliteit van het veldwerk;-voldoende kosteninzicht in en kennis van de verschillende mogelijkheden van paaltype enpaalbelasting;-beoordeling van de bereikbaarheid van het aangegeven inheiniveau;-de keuze van blokzwaarte;-bijkomende zaken als negatieve kleef en onderlinge be?nvloeding van de palen;-te verwachten verplaatsingen van de paalkoppen en de verschillen daartussen etc., etc.Het feit dat de onderzoeker niet diezelfde dag of uiterlijk de dag volgend op de opdracht hetonderzoek kan uitvoeren, behoort maar weinig gewicht in de schaal te leggen. Dat heeftdegene die de opdracht verstrekt toch immers zelf in de hand?Desondanks blijft het van belang om steeds kostenbewust te werken. Die eigenschap beho-ren architect en constructeur consequent toe te passen bij het ontwerp en de uitvoering vande fundering als geheel en niet alleen bij het opdragen van terreinonderzoek aan derden.Dat geldt derhalve in even sterke, zo niet sterkere mate, voor:-de omvang van het veldwerk;-de berekening van de paalbelastingen en het ontwerp van het palenplan;-de typekeuze en de dimensionering van de funderingspalen;-de wijze van uitvoering en de keuze van het in te zetten materieel.Vervolg op blz. 812Cement XXXVI (1984) nr. 12 7948Voorbeeld computerberekeningprefab-betonpaalin betonkwaliteit. In dit voorbeeld is te zien dat variaties tot 4% voorkomen. Ook uit ditvoorbeeld moge blijken dat het rekenprogramma tot goede uitkomsten leidt.ConclusiesHet nieuw ontwikkelde signaalverwerkings- en rekensysteem maakt het mogelijk om in rela-tief korte tijd, op de bouwplaats, de paalvorm van een ge?nstalleerde paal te berekenen. Deinvloed van de grond op het meetsignaal wordt in het rekenproces ge?limineerd, waarvoorbij voorkeur gebruik wordt gemaakt van informatie van ter plaatse uitgevoerde sonderingen.Door variaties in de betonkwaliteit en dientengevolge in de paalstijfheid is het onmogelijkom de paaldoorsnede nauwkeuriger dan op 10% te bepalen.De meting, inclusief berekening, duurt 5 ? 6 minuten per paal, waarbij drie metingen per paalworden gemiddeld om een optimaal betrouwbaar resultaat te verkrijgen. De methode waarbijhet signaal met analoge apparatuur wordt verwerkt, is aanzienlijk sneller. Daarom verdienthet aanbeveling om deze laatste methode te handhaven en de nieuwe computerverwerkingvan de signalen toe te passen op 'probleem-palen'. Beide methoden samen leiden tot eenduidelijk inzicht omtrent de kwaliteit van betonpalen in de grond in een relatief korte tijd.Vanzelfsprekend kan, met behulp van de besproken methoden, nog steeds geen uitspraakworden gedaan omtrent het draagvermogen van palen. Daar nu echter met een goede nauw-keurigheid het verloop van de paaldiameter is vast te stellen, kan voor het bepalen van hetdraagvermogen met meer succes dan voorheen de dynamische paaltestmethode wordentoegepast.Literatuur1. Schaap, L.H.J., Vos, J. de, The sonic pile tester and its application, Preprints application ofstress-wave theory on piles; Proceedings of the Second International Conference on theApplication of Stress-Wave Theory on Piles, Stockholm, 1984 P. 79-84.2. Koten, H. van, Digital analysis of integrity measurements on foundation piles; Report FugroXB522, 19843. Koten, H. van, Middendorp, P., Testing of foundation piles, Heron Vol. 26 1981 nr. 44. Josseling de Jong, G. de, Wat gebeurt er in de grond tijdens het heien?, De Ingenieur 1956,nr. 255. Controle van de kwaliteit van beton door middel van akoestisch onderzoek, IBC mededelin-gen, Jaargang 5 (1960) nr.1Vervolg van blz. 794 (Bezuinigen op hetgrondonderzoek?)Literatuur1. Sonderen; Techniek & Wetenschap 1982,nr. 32. NEN 3680, Grondonderzoek - StatischeSondeermethodenOmvang van het veldwerkMet betrekking tot de omvang van het veldwerk in het gegeven voorbeeld wordt nog hetvolgende opgemerkt. Bij de Stichting Bouwresearch wordt de laatste hand gelegd aan hetopstellen van 'Richtlijnen paalfunderingen' waarin ook aanbevelingen voorkomen over deomvang van terreinonderzoek. Deze Richtlijn beveelt aan om voor woningbouw tot en met4 bouwlagen in eerste instantie de grondonderzoekpunten te plaatsen volgens een stramienvan 20 - 25 m, waarbij de gehele bouwplaats zo goed mogelijk wordt bedekt. Indien in hetbesproken voorbeeld deze gedragslijn zou zijn gevolgd, zou voor het palenplan van figuur 1volstaan hebben kunnen worden met 7 sonderingen in plaats van de nu uitgevoerde 15 stuks.Het totale resultaat van deze zeven sonderingen ligt tussen de grenzen zoals die zijn aange-geven in figuur 7. Deze grenzen wijken in het geheel niet af van die, welke in figuur 4 vooralle 14 sonderingen zijn weergegeven. Ook de gemiddelde adviesdiepten zouden dezelfdezijn geweest, waaruit volgt dat een advies gebaseerd op slechts 7 sonderingen, tot preciesdezelfde fundering zou hebben geleid.Dat betekent dat het gehele terreinonderzoek in eerste instantie uit ongeveer 7/15 ? 75 = 35sonderingen had behoren te bestaan. Er werden derhalve 40 sonderingen meer opgedragendan voor de gegeven grondgesteldheid voor een goed advies nodig zou zijn geweest.Weggegooid geld betekende dat ruime onderzoek natuurlijk niet helemaal, maar het getuigtwel van ondeskundigheid en het was niet in het belang van de bouwheer.CementXXXVI (1984) nr. 12 812
Reacties