foto 7. opspuiten van een 3 cm dikke beschermlaagwerk ongeveer 1 deel cement op 2 delen zandbedragen. Deze materialen worden in volkomendroge toestand 3 tot 4 malen zorgvuldig omge-schept, zodat een mengsel van gelijkmatigekleur ontstaat.Het droge mengsel wordt, na eerst over een hormet fijne mazen, te zijn gezeefd, in de ,,cement-gun" geschept.Vanuit de ,,cement-gun", welke is aangeslotenop een compressor, wordt het mengsel door sa-mengeperste lucht, via een flexibele rubber-slang, naar de te bespuiten oppervlakte gebla-zen. Deze slang is aan het einde van een koperenmondstuk, de z.g.n. revolver, voorzien.Voorts is op de foto een tweede, doch dunnereslang te zien. Deze slang, die dient voor toevoervan water, is eveneens met het koperen mond-stuk verbonden. Hier wordt dan tijdens hetspuiten water aan het droge mengsel toegevoegd.De benodigde hoeveelheid water is door middelvan een afsluitbare kraan aan het mondstukregelbaar.De gebreken van het in dit artikel behandeldebetonwerk zijn, t.o.v. het wapeningsstaal, voorhet merendeel een gevolg van het tijdens hetstorten niet voldoende vrijhouden van de be-kisting.De roestvorming, ontstaan ter plaatse waar dewapening tijdens het storten tegen de bekistingheeft gelegen, heeft zich in de loop der jarenover een verder gedeelte van de staaf verspreid.Bij onderzoek op verschillende plaatsen van dewanden, waar het beton volkomen gaaf was, isgeconstateerd dat zelfs bij nog geen centimeterdekking, aan het staafstaal geen teken van roestaanwezig was. Ook van andere dan het hier be-handelde betonwerk, is schrijver uit ervaringbekend, dat bij een goed uitgevoerd betonwerk,een betondekking van de wapening als is voor-geschreven in art. 13 van de G.B.V., alleszinsaanvaardbaar is.Het herstellen van gebreken is een werk, dat bijgoede uitvoering veel zorg vereist, vandaar, dathet voorkomen van gebreken door m??r zorg aanhet storten te besteden beter is dan het nader-hand verhelpen ervan.Nogmaals betondekkingdoor Ir. J. P. Josephus JittaMet grote belangstelling nam ikkennis van de visie op het vraagpuntder betondekking van een specia-list bij uitnemendheid op het gebiedvan de utiliteitsbouw. Het komt mijin het belang der zaak nuttig voor,even nader op het betreffende arti-kel (,,Cement", No. 19-20 van 1950)in te gaan.Allereerst wil ik constateren, datde door mij gerapporteerde bescha-digingen van de betonbedekking alle,,stadium I" betroffen, omdat vanoverschrijding van de toelaatbarebetontrekspanning geen sprake is;veelal waren de spanningen theore-tisch nul. Het gaat er om: ,,hoe dikmoet bij ongescheurd beton de dek-king zijn om te voorkomen, dat debewapening in de loop der tijdenroest", of, zo men wil: ,,bij welkebetondeking is, naar het zich laataanzien, gewapend beton, wat zijnduurzaamheid betreft, gelijk te stel-len met ongewapend beton."Inderdaad heeft Ir. Groothoff ge-lijk, wanneer hij zegt, dat alles tenslotte neerkomt op het op de juisteplaats stellen van de wapening.474Maar dan moet de ontwerper dejuiste plaats ten opzichte van debuitenkant aangeven en daarinschuilt juist de moeilijkheid. In elkgeval moet bevorderd worden, datde kwaliteit van het beton van dedekking prima is en juist daaromwil ik verband leggen tussen "dedikte der dekking en de grootte dergebezigde grindkorrels.Het advies van Ir. Groothoff: ,,Brengliever meer afstandsblokjes aan, dandikkere" zou juist zijn, indien eenkleine dekking op den duur vol-doende was en de wapeningsstavenzich door de blokjes in het gareellaten brengen. In de practijk zaldit laatste tegenvallen, zodat slechtseen gedeelte der blokjes zal func-tionneren. De andere zullen veelalniet op hun plaats blijven, omdat zijniet geklemd zitten tussen wape-ningsstaal en kist. Ook hier zal hetaankomen op de toewijding van de-gene, die de blokjes aanbrengt.Het voorbeeld, dat Ir. Groothoff gafvan beschadiging door te grote dek-king (foto 2) acht ik minder geluk-kig. Geen technicus zou onder degegeven omstandigheden in het ge-noemde geval met o p z e t een zozware dekking maken.Dat de anecdotisch door Ir. Groot-hoff aangehaalde ongewapende be-tonbalk het hield, beschouw ik nietals een klap in het gezicht van dege-nen, die zich druk maken over debetonbedekkingen. Door zijn relatiefgrote hoogte zal hij als gewelf heb-ben gewerkt, aangenomen, dat hetondergedeelte der einden niet heeftkunnen uitwijken. Het betreft eengeval, dat min of meer te vergelij-ken is met een zeer grote beton-dekking.Ten slotte ben ik het met Ir. Groot-hoff volkomen eens, dat de G.B.V.slechts algemeen moet blijven, maarhet onder bepaalde omstandighedenvoorschrijven van grotere dekkin-gen en het verband leggen tussendeze en de korrelgrootte van hetgrind zullen toch zeker vallen bin-nen het kader dezer voorschriften.Trouwens, volgens de concept-G.B.V. 1950 zijn de dekkingen reedsgroter dan voorheen.
Reacties