Is scepticisme tegenover air-hulpstof gemotiveerd?door Dr. R. A. J. Bosschart1. OORZAKEN EN REDENENVAN EEN WEIFELENDE HOUDINGTen opzichte van de toepassing yan air-hulpstoffen heerst nog-al onzekerheid, vari?rend tussen enerzijds overmatig hooggespannen verwachtingen, bijna te betitelen met ,,geloof" inde ,,nieuwe vinding" en anderzijds ,,degelijk Hollands" scep-tiscisme, dat van elke nieuwigheid eerst ,,fullproof"-bewijzenin overtuigend aantal uit de praktijk wil zien, alvorens zelfenig risico (dat er dan niet meer is!) te nemen. Ook kan hetvoorkomen, dat men het gaat toepassen door de suggestiedie er van uitgaat, dat grote bedrijven het gebruiken, zodatmen niet achter wi! blijven.Laten wij thans proberen, uil de beschikbare gegevens zo-veel mogelijk te benaderen, in hoeverre er nog redenen totsceptisch afwachten zijn.2. OORZAKENBegonnen dient te worden over de oorzaken van de sceptischehouding bij velen iets te zeggen. Het is niet verwonderlijk, datde bouwtechniek in principe erg conservatief is: juist zijwil scheppen voor een tijdsduur, die meestal langer behoort tezijn dan een mensenleeftijd. In de bouwtechniek zal men dusvooral rekenen met ervaringen, die over zeer lange periodezijn verkregen, omdat men in vorige eeuwen nog te weinigtheoretisch inzicht had in vele verschijnselen en men nog nietbekend was met het moderne laboratorium- en researchwerkvan deze eeuw.Hiernaast staat in onze bouwtechniek ook het feit, dat nogvrij veel wordt overgelaten aan ,,vaklieden", die een over-wegend practische vakkennis bezitten en moeilijk tot nieuwig-heden te bewegen zijn, omdat daarmede hun vakkundigheidten dele vervalt. Door de toenemende rationalisatie wordt devakkundigheid van deze mensen sterker gespecialiseerd op detechniek van het uitvoeren van voorschriften, die meer ge-detailleerd moeten worden verstrekt.Vaak meent men, dat met het uitstervende ambacht noodzake-lijk het denkend werken meer uitsluitend tot een schrijftafel-bezigheid wordt teruggebracht; hierbij ziet men over hethoofd, dat bij sterker gerationaliseerde techniek evenzeer vak-lieden met veelzijdige kennis nodig zijn, al ligt die kennisdan op iets ander terrein. Het is zeer begrijpelijk, dat vooralouderen deze verschuiving ongaarne zien; hierdoor is hetvoor de leidende bouwtechnici niet wel mogelijk, nieuwe me-thoden overhaast door te zetten zonder grote menselijke wrij-vingen te veroorzaken.Het zou echter zeker onverantwoordelijk te noemen zijn,wanneer de bouwtechnici over en weer zouden blijven af-wachten, tot een ander de kastanjes uit het vuur zou hebbengehaald.In vele gevallen meent men, dat de fabrikant van het nogbetwijfelde hulpmiddel de aangewezen persoon is, om die,,ander" te zijn; hierbij vergeet men, dat deze ten hoogstelaboratoriumproeven kan doen uitvoeren, maar dat hij geenbouwwerken kan maken. Het gevolg is: dat de fabrikant (ofdiens vertegenwoordiger) niet onbelangrijke sommen ten kostelegt aan beproevingen, waarbij hij voor de keuze staat:a. de resultaten te gebruiken en dus bekend te maken. Hier-door kan zijn concurrent -- zonder kosten -- dezelfde ge-gevens ook voor zijn product, dat vele overeenkomstigeeigenschappen heeft, opeisen en gebruiken;b. vooral die gegevens van belang te doen lijken, welke zijnproduct onderscheiden of heten te onderscheiden van datvan zijn concurrent.De tweede, zeer voor de hand liggende, tactiek heeft hetvertrouwen van de gebruikers in vele propagandistische ge-gevens sinds lang geschokt. Natuurlijk beseft men ook, dat142ongunstig uitgevallen onderzoekingsrapporten worden ver-zwegen; daarom juist laat men zich niet overtuigen doorgunstige gegevens, temeer wanneer deze uit het buitenlandkomen en men niet eens zeker is, of de beproevende instantiewel geheel onafhankelijk was van de opdrachtgever.Hiertegen bestaat m.i. maar ??n remedie: samenwerking tussenbelanghebbenden, teneinde voor gezamenlijke rekening eenonderzoek te laten uitvoeren. In dit geval kunnen zowel goedeals twijfelachtige resultaten openlijk worden besproken. Elkegewonnen ervaring uit het laboratorium betekent dan metzekerheid een stap vooruit. In dit geval behoeft niet de eennutteloos te betalen voor een fiasco, terwijl het succes vaneen ander twijfelachtig wordt door onvolledigheid van debeschikbare gegevens, maar kan iedereen van het geheelkennis nemen, waardoor verdere onnodige kosten wordenvoorkomen. Ook zonder uitgebreide organisaties of hoge be-dragen kan al zeer veel worden bereikt, zelfs zonder meergeld eraan te besteden dan nu door enkelen afzonderlijkwordt uitgegeven, juist door het vrijgeven van de resultaten, datdoor co?rdinatie pas mogelijk zal zijn. In het buitenland heeftmen dit niet alleen allang ingezien maar ook onmiddellijkter hand genomen. Onder de huidige omstandigheden kanieder alleen proberen uit die gegevens, welke vrijwillig terbeschikking worden gesteld, te peilen of, en in hoe verre, erredenen zijn te weifelen aan de meest optimistische berichten.leder voor zich zal dat opnieuw moeten doen, hetgeen devernieuwing tegenhoudt en de algemene erkenning of ver-werping jaren kan opschuiven.Wel is laboratoriumonderzoek gewoonlijk duurder dan depracticus voor noodzakelijk pleegt te houden. Vooral wanneereen onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van een enke-ling, wiens doel niet slechts is verruiming van kennis, dochverkrijging van propagandamateriaal om hiermede derden teovertuigen. Hierdoor wordt het laboratorium gedwongen veler-lei contr?leproeven uit te voeren en deze ook in het rapportte vermelden. De onderzoeker moet er nl. op bedacht zijn,dat elk resultaat en elke in zijn rapport vermelde conclusiewordt overgenomen als algemeen geldende waarheid ofregel. Indien hem b.v. uit een onderzoek door anderen ofhemzelf een afwijkende ervaring bekend is, mag hij dezeniet mee erin vermelden, doch dient hij door proeven ookvoor dit geval aan te tonen, dat zich afwijkingen kunnenvoordoen, met het gevolg dat hij de klacht te horen krijgt,meer proeven genomen te hebben dan hem waren opge-dragen.Wordt hem daarentegen verzocht een bepaald punt te on-derzoeken en de resultaten vrij te publiceren, dan behoefthij deze uitbreiding niet uit te voeren, omdat hij dan vrij is,zijn resultaten openlijk te vergelijken met die van anderen ente discuteren, in welke opzichten het onderzoek mogelijknog onvolledig is.Kort uitgedrukt: in het keuringsrapport, dat voor propagandais bestemd, mag geen aanvechtbare opinie worden vermeld,wat in een publicatie wel zou mogen.In het onderstaande is dan ook getracht, juist die opinie tevormen, voor zover dit mogelijk is, uit de vrijwillig ter be-schikking gestelde gegevens.3. ZIJN ER REDENEN TOT SCEPTISCISME?Reeds herhaaldelijk is juist in de betontechniek gebleken, datlaboratoriumervaringen niet steeds een juist beeld gaven vanhetgeen de praktijk te zien gaf. Bovendien bleek al vaak, dathetgeen in het ene land juist was, in een ander land onver-wacht onjuist bleek te zijn. De oorzaken hiervan zijn nogvrijwel onbekend, aangezien het niet zo eenvoudig is, eenin het buitenland uitgevoerd onderzoek hier inderdaad teherhalen. Om een Amerikaanse proef te vergelijken met dieCement 3 (19511 Nr 7-8in Nederland, zou men eigenlijk zowel het cement als detoeslagstoffen, en zelfs het daar gebruikte water, hierheenmoeten laten komen. Hierbij zou men dan nog tot de con-clusie komen, dat men ook nog de laboratoriuminrichtingzou moeten dupliceren, om dezelfde resultaten te verkrijgen.Nemen wij als eerste voorbeeld de vraag:3.1. HOEVEEL AIR-HULPSTOF MOET MENTOEVOEGEN OM EEN BEPAALDLUCHTGEHALTE TE BEREIKEN?Fig. 1 toont het grafisch verband tussen het gehalte air-hulp-stof en het luchtgehalte in het verse beton, zoals dit is bepaalddoor Cordon (1), waarbij tevens zijn ingetekend de doorde Zwitserse fabrikant van Frioplast gerapporteerde cijfers.Bedenkt men, dat het luchtgehalte bij toevoeging van 0%betekent: geen toevoeging, dan blijkt dat bij de Zwitserseproeven door samenstelling en mengmethodiek ook zonderair-hulpstof al een hoger luchtgehalte in de massa wordtopgenomen. Ook de steilheid van de lijnen zegt uiterstweinig: de ene air-hulpstof wordt in opgeloste vorm toege-voegd, zoals Frioplast, terwijl b.v. Vinsol Resin, in vaste vormtoegevoegd, een kleinere gewichtshoeveelheid vereist. Hier-door blijft over het feit, dat in alle gevallen de hoeveelheidopgenomen lucht toch wel lineair schijnt toe te nemen meide hoeveelheid air-hulpstof.Het desbetreffende onderzoekingsrapport van het Proefstationvan Bouwmaterialen in Den Haag (2) levert echter een nieuwbeeld: de werkzaamheid van Frioplast schijnt boven eenbepaalde hoeveelheid practisch constant te zijn, zoals uittabel I blijkt.De regels 7 en 8 tonen, dat bij gelijke w.c.f. als bij de regels1 en 2 door Frioplast een hogere zet- en vloeimaat wordt ver-kregen, terwijl bij de regels 9 en 10 de w.c.f. is verlaagd.Het lijkt wel, alsof het luchtgehalte, dat zonder air-hulpstoftelkens ca 2% bedroeg, bij elk gehalte air-hulpstof ten minsteboven 4% stijgt en, op de normale wijze gemeten, nooit bovende 7% komt.Indien dit algemeen geldig zou zijn, ware het een belangrijkvoordeel voor Frioplast.In het tweede deel zullen wij zien, in hoeverre het verklaardkan worden uit het feit, dat de w.c.f. lager werd gekozenbij hoger Frioplastgehalte om telkens dezelfde zetmaatte verkrijgen.In verband met de ervaring, dat toevoeging van aluminium-zouten sommige air-hulpstoffen onwerkzaam kunnen maken,dient er echter op gewezen te worden, dat dit effect mogelijkook in verband kan staan met de samenstelling van het ge-bruikte cement. Hieromtrent is dus zeker nog nader onder-zoek, in samenwerking met de laboratoria van de cement-fabrieken, gewenst.(wordt vervolgd)Litteratuur:1. Entrained air -- A factor in the design of concrete mixes;W. A. Cordon; Journ. Am. Concrete Inst. 17 (1946)-6-605ook opgenomen in:Air entrainment in concrete; Symposium of 14 papers,available from Journ. Am. Concr. Inst., 2nd printing 1950.2. Rapport dd. Maart 1951 betr. monster no 32251 (Frioplast)van hetGemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, afd. Proefstationvoor Bouwmaterialen, te 's-GravenhageTabel !regelnodatumv. d. proefcement-soortw.c.f.Frioplast%')zetmaatcmvloeimaatcmluchtgehalte%1 10-3-1951 Enci 0,608 _ 8 39 1.92 12-3-1951 Cemij A 0,593 -- 8 38 1,93 12-3-1951 Enci 0,601 - 7? 40? 2,4hetzelfde rr engsel, nogma; Is bepaald 2,24 12-3-1951 Enci 0,573 1/88 39? 5,25 12-3-1951 Enci 0,565 1/68 42 6,66 13-3-1951 Enci 0,565 1/67? 39 6,27 10-3-1951 Enci 0,608 1/4") 13 49? 5,68 12-3-1951 Cemij A 0,593?") 13? 49? 5,79 12-3-1951 Enci 0,558? 8 40 5,910 12-3-1951 Cemij A 0,566 1/47? 39 5,311 13-3-1951 Enci 0,527? 8 40? (9,4) '")12 13-3-1951 Enci 0,542 1 9 42 (7,9) '")13 13-3-1951 Enci 0,527 3 7 37 4,2') cc Frioplast in % van het gebruikte gewicht aan cement.") bij deze bepalingen werd het Frioplast niet aan het aan-maakwater toegevoegd, maar aan de reeds volledig ge-mengde specie, welke vervolgens nogmaals werd gemengd.'") het luchtgehalte op iets afwijkende wijze bepaald. Hieropkomen wij later terug.Cement 3 (1951) Nr 7-8 143
Reacties