DE MASSADe hoeveelheid beton en de vorm van dete trillen constructiedelen zijn van groteinvloed op de mogelijkheid van trillen,zoals hiervoor reeds is uiteengezet.Dunnere vloeren tot 15 cm dikte komen0niet in aanmerking voor het trillen metde irilnaald, omdat daarbij het effect vanhet trillen onvoldoende is. Deze vloerenzijn wel te trillen met behulp van een sta-len trilbalk, welke wordt voortbewogenover twee geleidebalken. Bij deze tril-methode wordt het beton met overhoogtegestort, op gelijke wijze zoals dit ge-bruikelijk is bij de bouw van betonwegen.Wanden moeten tenminste 20 cm dikzijn om door middel van trilnaalden tekunnen worden verdicht.De wapening dient uiteraard in alle ge-vallen volledig aan de wijze van trillente worden aangepast.DE BEKISTINGDoor het mechanisch verdichten van hetbeton ontstaan veel grotere krachten opde bekisting tijdens het storten dan bijhet porren, enz. Er ontstaan krachten opde bekisting door het in trilling komen,terwijl tevens de vloeistofdruk veel groterwordt. Door het trillen wordt de schijn-bare viscositeit van de betonspecie klei-ner, omdat de onderlinge wrijving vande korreltjes wordt verminderd. De be-kisting moet daarom veel zwaarder vanconstructie worden, waarbij ook de stem-peling zodanig moet worden bekeken, datgeen zettingen kunnen optreden.Bij seriewerk zal over het algemeen wor-den overgegaan op stalen bekistingen. Bijgebruik hiervan zullen meer constructie-elementen met een en dezelfde mal kun-nen worden gemaakt, dan bij toepassingvan hout, terwijl bij gebruik van kisttrillersde grote stevigheid en het op gemakke-lijke wijze overbrengen van trillingen vande stalen bekisting, deze bij uitstek ge-schikt maken. De zettingen in de mal, ont-staan door langdurig gebruik, zullen min-der worden, terwijl het uiterlijk aanzienbij juiste toepassing mooier kan zijn.Het verloop van de verharding van betonHet de tegenwoordige bindmiddelen kun-nen in uren en dagen sterkten wordenbereikt, waarvoor de natuur geologischetijdvakken van honderdduizenden jarennodig heeft. Zij komen hierdoor in be-langrijke mate tegemoet aan het strevenvan de tegenwoordige tijd om bij hetbouwen tijd te besparen. Men zou kun-nen zeggen, dat de bouwsnelheid nietmeer, zoals vroeger, wordt bepaald doorde duur van de verharding van het bind-middel, doch door voorbereidende werk-zaamheden (het maken van het ontwerp,het verkrijgen van toestemming voor debouw, het maken van bekistingen, stei-gers, enz.), terwijl voor de eigenlijke uit-voering van het werk minder tijd wordtvereist.Hoe eerder de verharding van het betonbegint, des te meer doen zich hierbij uit-en inwendige invloeden gelden. Zo b.v.heeft de temperatuur een belangrijke in-vloed op het verloop van de verhardingvan beton, hetgeen op een bouwwerk ofin fabrieken van betonartikelen tot sto-ringen en moeilijkheden aanleiding kangeven. Een overzicht van de wijze waar-op beton zijn sterkte krijgt, kan van be-lang zijn.Bij het geleidelijk ontstaan van het mate-riaal beton kunnen de volgende vijfphasen worden onderscheiden:1. losse materialen v??r het mengen;2. vormbaar vanaf het mengen tot het stijfworden van de massa;3. half stijf van het begin van de bindingtot het begin van de verharding;4. begin van verharding tot een sterkte,waarbij een enkele maal vorst geenbeschadiging ten gevolge heeft;5. verdere verharding gedurende welkede sterkte toeneemt, totdat de eind-sterkte is bereikt.Terwijl voor het mengen en het verwer-ken van de betonspecie minuten nodigzijn, vraagt de binding reeds uren, deeerste verharding dagen of weken en deverdere, volledige verharding jaren oftientallen van jaren. Deze ontwikkelings-gang is het gevolg van de eigenschappenvan het portlandcement en wordt bepaalddoor de samenstelling en door de wijzevan vervaardiging van dit bindmiddel.Elk afzonderlijk cementkorreltje, zelfs hetfijnste, verbindt zich aan het oppervlak84snel met het aanmaakwater, dat echterslechts zeer langzaam doordringt tot hetinwendige van de cementkorrel (tek. 1).Aangenomen wordt, dat het water in deeerste 24 uur tot een diepte van onge-veer 1/2 000 mm in de cementkorrels in-dringt, na een week tot een diepte vanongeveer 1/500 mm en na een maand totongeveer 1/250 mm.De verharding gaat samen met de bin-ding van het water. Wordt dus de bin-ding door een of andere oorzaak -- alsontijdig uitdrogen, vorst, enz. -- onder-broken, dan vindt gedurende deze onder-breking geen verdere verharding plaats.In verband met het vorenstaande zal hetduidelijk zijn, dat na het verwerken vande betonspecie en gedurende de eerstetijd van de verharding de betonspecie rustmoet hebben en dat zelfs de kleinstehoeveelheden vreemde bestanddelen eengrondige verbinding tussen de cement-korrels onderling kunnen tegengaan. Opeen normale, goed geregelde reactie tus-sen cement en water berust niet alleen debindkracht van het cement, doch hiervanzijn ook afhankelijk de meeste der overigeeigenschappen, welke het karakter vanhet cement bepalen zoals de vormhou-dendheid, de weerstand tegen weersin-vloeden, de waterdichtheid, krimpen enzwellen, enz.Volgens de thans geldende normbladenzijn de verharding en de sterkte na28 dagen beslissend. Wordt, teneindeeen vergelijking te kunnen maken, dezeverharding na 28 dagen als 100 aange-nomen en wordt voorts in overeenstem-ming met het aanvankelijk snelle en daar-na steeds langzamere verloop van deverharding, de tijdas logarithmisch inge-deeld, dan liggen de verhardingen opverschillende tijdstippen in of nabij de intek. 2 getekende kromme. Na drie dagenis dus ongeveer de helft en na zevendagen 3/4 van de sterkte na 28 dagenbereikt. Na een jaar is de sterkte 1/4groter geworden dan na 28 dagen, terwijlzelfs na tien jaren de sterkte nog niet degrootste waarde heeft bereikt.Het spreekt van zelf, dat deze vergelij-kingsgetallen geen beeld geven van deabsolute sterkte; deze laatste is zoals be-kend, afhankelijk van andere factoren alsde samenstelling van de betonspecie, hetwatergehalte, de onderlinge Verhoudingvan de korrelgrootten en de aard van detoeslagmaterialen, de wijze van verwer-ken van de betonspecie, enz. Deze fac-toren hebben op het verloop van de ver-harding wel een zekere invloed, dochgeen beslissende. Zo b.v. vertraagt eente groot watergehalte de beginverharding,welke vertraging op de duur geleidelijkminder wordt. Beton met een te groot wa-tergehalte kan echter nooit de sterkte be-reiken van beton met een kleiner water-gehalte.Cement 3 (1951) Nr 5-6tek. 1. de inwerking van het aanmaakwater op de cementkorrels (sterk vergroot)na 24 uur 1/2 000 mm; na 1 week 1/500 mm; na 1 maand 1/250 mmtek. 2. toeneming van de sterkte met de duur van de verhardingBijzondere aandacht vraagt de begin-verharding, d.w.z. de overgang van devervormbare tot de vaste toestand. Hetbegin van de verharding wordt in de re-gel enigszins willekeurig vastgesteld bijhet ontstaan van mechanische sterkten. Inwerkelijkheid begint de verhardingsreac-tie eigenlijk reeds bij de eerste toevoe-ging van water, hetgeen merkbaar wordtdoor verstijving van de betonspecie. Inde eerste uren neemt deze verstijving ge-leidelijk toe, totdat het beton eindelijkmechanische weerstand krijgt. Geduren-de deze binding van het cement mag destructuur van de betonmassa niet wordenverbroken, aangezien dit blijvende nade-lige gevolgen kan hebben. Trillingen,welke de structuur van de verhardendebetonmassa niet verbreken, schijnen min-der nadelig te zijn.De temperatuur heeft een zeer grote in-vloed op het verloop van de verharding,aangezien de verharding door hogere tem-peraturen in aanzienlijke mate wordt ver-sneld, terwijl bij temperaturen nabij hetnulpunt de verharding belangrijk wordtvertraagd. Door vorst wordt de verhar-ding geheel onderbroken.Verwarming van de betonspecie is duseen eenvoudig middel om het verkrijgenvan aanvangssterkten in hoge mate te be-spoedigen (tek. 3). Zo b.v. kunnen bijeen temperatuur van 60 ?C reeds na tweedagen de vastheidscijfers worden bereikt.welke bij normale temperatuur eerst navijf dagen worden verkregen. Tijdens deverdere verharding is deze versnellingvan het verhardingsproces minder groot.Het spreekt van zelf, dat bij verharding bijhogere temperaturen vooral moet wordenzorg gedragen, dat de betonspecie nietontijdig uitdroogt. Zodra niet meer vol-doende water aanwezig is, gaat de ver-harding niet verder, want deze berust nietop uitdrogen, doch op binden van water.Vandaar ook de noodzakelijkheid van eenzorgvuldige nabehandeling.De verharding kan ook worden bespoe-digd door toevoeging van zouten. Hetmeest wordt hiervoor aanbevolen chloor-calcium, een afvalproduct bij de vervaar-diging van soda. Echter moet bij de toeCementbulletln 19 (1951) Nr 13tek. 3. druksterkten van beton bij verschillende verhardingstemperaturenR =druksterkte in kg/cm2; t = duur der verharding in dagente voegen hoeveelheden, welke tot 2%van het cementgewicht bedragen, reke-ning worden gehouden met de mogelijk-heid van krimp, roasten van de wapening,muuruitslag, enz.Bij de hoogwaardige cementen wordt hetbegin van de verharding aanmerkelijkbespoedigd, terwijl zij grotere sterktengeven. Zij worden vooral toegepast, wan-neer een nog hogere bindkracht wordtverlangd dan die, welke normaal port-Temperatuurspanntngen in betonverhardingenIn no. 14 van de Verhandelingen van het Zweedse Onderzoekings-instituut voor cement en beton aan de Technische Hogeschool teStockholm (1950) behandelt Sven G. Bergstr?m : Temperatuur-spanningen In betonverhardingen.Methoden, formules en diagrammen worden gegeven voor het be-rekenen van de spanningen, welke In het beton ontstaan tengevolgevan temperatuurveranderingen. Speciale aandacht wordt gewijd aan detrekspanningen onder in de verharding, veroorzaakt door verande-ringen van temperatuur. Deze spanningen zijn van bijzonder belangvoor nlet-gewapende en plaatselijk gewapende betonverhardingen envoor het bepalen van de afstanden tussen de voegen.Ervan uitgaande dat het temperatuurverschil tussen boven- en onder-kant een functie Is van de dikte van de plaat, wordt bij een plaat-dikte van 20 cm de drukspanning aan de bovenkant van de plaatberekend op 18,1 kg/cm2. Wanneer in het beton een spanning van45 kg/cm2wordt toegelaten, dan blijft er op deze wijze maar eenmaximum van ongeveer 27 kg/cm2over, welke zal zijn toe te latenvoor de wieldrukspannlngen.De schrijver wijst er op, dat de waarden van de spanningen in detussen de tekst gegeven figuren en grafieken verband houden metde Zweedse temperatuurverhoudingen. Aangezien de spanningenrecht evenredig zijn met een constante, zouden zij volgens de schrijverCement 3 (1951) Nr 5-6gemakkelijk tot andere klimatologische verhoudingen kunnen wordengereduceerd.Verder worden de spanningen behandeld, welke door temperatuur-wisselingen optreden op het scheidingsvlak van beton en ondergrond.Temperatuurdaling veroorzaakt trekspanningen in de verharding endeze spanningen worden gevoegd bij de spanningen, veroorzaakt doorde wlelbelastlngen. Temperatuurstijging veroorzaakt drukspanningen,welke kunnen lelden tot het ,,spatten" van het beton, wanneer deafstand tussen de uitzetvoegen groot Is.Achtereenvolgens worden de grootte van de wrijvingsco?fficient envan de normaalkracht bepaald. Aangezien de temperatuurveranderingengedurende een jaar verschillende maxima en minima doormaken,verandert de wrijvingskracht geregeld van teken.Berekend wordt de grootte van het moment, veroorzaakt door dewrijving, waarna de schrijver tenslotte tot de conclusie komt, d?t heteffect van de excentriciteit van de normaalkracht uit practischeoverwegingen kan worden verwaarloosd bij de berekening van dewrijvingsspanningen.Het geschrift eindigt met een theoretische behandeling van het spat-ten van betonverhardingen. De studie kan worden aanbevolen voorhen, die zich willen verdiepen in hetgeen verband houdt met heteffect van temperatuurveranderingen in betonverhardingen.Ir. F. Kanstein85landcement reeds geeft. Door degelijkmatigheid en de zuiverheidvan de cementen, zoals deze door denormbladen worden gewaarborgd, is eenregelmatig verloop van de verhardingverzekerd, aangezien dit verloop uit-sluitend wordt bepaald door de reactietussen de cementkorrels en het water;vreemde bestanddelen hebben vroeger oflater een nadelige uitwerking.P. W. S.
Reacties