DE SLUIS TE TIELsluitstuk van het Amsterdam-Rijnkanaaldoor Ir. . . GeldersDe uitvoeringIn verband met de in deel I van dit artikel*) vermeldeomlegging van een gedeelte van de spoorbaan Tiel-Elst, wasreeds in 1940 aanbesteed: het binnenhoofd van de sluis met deonderbouw van de spoor- en verkeersbruggen en hetbinnengeleidingswerk. Deze werken konden niettegenstaandede door de oorlog veroorzaakte moeilijkheden vrijwel wordenvoltooid. Het graven van het buitendijks gelegen deel van devoorhaven en het maken van de lange opritten naar de bruggenmoest omstreeks 1942 worden gestaakt. De voltooi?ng van dezewerken, waarmede eerst weer eind 1946 kon worden begonnen,vond plaats in Maart 1948. Deze werken zijn uitgevoerd doorde N.V. Aan-neming Mij v/h Hillen en Roosen te Amsterdam.De voltooiing van het sluisgebouw met inbegrip vanontgraven. De tweede l??g kon door deze machine niet geheelworden verwijderd. Langs het zij beloop van de put is eengrondlichaam van driehoekige door-snede ontgraven door eendragline.. De uitkomende grond is ten dele gebruikt voor aanlegvan de voor-havendijken en voor de rest, na eerst in dep?t tezijn gereden, voor aanaarding van de bouwput.De put is bemalen met zgn. diepwelbronnen, ten dele vanNederlands fabrikaat (Stork), ten dele van Engels maaksel.Eerstgenoemde hadden een capaciteit van 70 m3/h,laatstgenoemde van 100 m3/h. Bij beide typen is decentrifugaalpomp met de bijbehorende electromotor onderin debron aangebracht (foto 7). De filter buizen reikten met deonderzijde tot ca 20 m -- N.A.P.tek. 6. doorsnede van de bouwput van de sluis te Tiel met bronnen, excavateur, palenveld en kabelbaanhet graven van het binnendijkse deel vande voorhaven en enige grondwerken inde binnenhaven is aanbesteed in Mei1948, en voor een bedrag van ca f 6 000000,-- aangenomen door de aannemers-combinatie Nederlandse Aanne-mingMij v/h fa H. F. Boersma en hetAannemersbedrijf Dirk Ver-stoep, beidete 's-Gravenhage. Het constructie- enwapeningsstaal werd daarbij terbeschikking van de aannemer gesteld,evenals het benodigde zand voor hetbeton-werk. Dit zand was afkomstig uithet buitendijks gelegen gedeelte van devoorhaven. In totaal is hier na de oorlogca 445 000 m3gebag-gerd enbinnendijks in dep?t ge-spoten.Ongeveer 430 000 m3is benut vooraanleg van de opritten naar de bruggenen 15 000 m3ver-werkt als zand voorhet betonwerk. Aan de bouwput is nog10 000 m3betonzand ontleend. Defijnheids-modulus was gelegen tussen2,37 en 2,80.Het werk ving aan met het maken vaneen bouwput ten zuiden van de langs despoorlijn gelegen Me-delsestraat. Dezeput had een door-snede, zoals in tek. 6 isaangegeven. De ontgraving geschieddein hoofd-zaak met behulp van eenexcava-teur, die de put in 2 lagen heeft*) Zie Cement 4 (1952) Nr 19-20, blz. 343-345.foto 7. diepwelpomp met motor, type U.T.A.,toegepast bij de bouw van hetbinnenhoofdTeneinde de put in de droge te kunnen ontgraven, zijn op hetmaaiveld langs de kant van het te maken oostelijk beloop 11bronnen geplaatst op onderlinge afstanden van rond 44 m. Metbehulp van deze bron-nen kon de op 0,70 m + f N.A.P. temaken steunberm worden ontgraven. Op deze berm werdendaarna 15 bronnen geslagen en op het maaiveld langs het zuide-lijke kopeinde nog 5. Hiermede was het mogelijk de bovenstelaag tot bermhoogte te verwijderen.Nadat op de westelijke steunberm 22 en op het maai-veld in dezuidwestelijke hoek nog 3 bronnen waren aangebracht, kon metde ontgraving van de tweede laag worden begonnen. Dezeonderwaterpompen heb-ben goed voldaan. Debedrijfszekerheid is groot, omdat bij storingen slechts ??npomp uitvalt en geen serie. Het opgepompte water werd inafvoerleidingen ge-perst, die uitmondden in een langs dewestzijde van het werkterrein gelegen sloot. Een aan de voetvan het binnenbeloop van de bandijk gebouwd hulpgemaalpompte het water in de voorhaven. Een berekening wees uit,dat bij de allerhoogste Waalstand bijna 2 m3/sec zou moetenworden uitgeslagen. In dit gemaal waren opgesteld 2 pompenmet een capa-citeit van 1 m3/sec en 3 pompen met eencapaciteit van 0,3 m3/sec, zodat over de nodige reserve werdbeschikt. Gemiddeld bedroeg de afvoer ca 1 m3/sec. Bij lagewaterstanden werd een deel van dit water in de aangrenzendepoldersloten geloosd.De invloed van de bronbemaling op de stand van hetgrondwater was merkbaar tot een afstand van ruim 1,5 km terweerszijden van de bouwput.Nadat de spoorlijn was omgelegd, is de put met hetbronbemalingssysteem in noordelijke richting uit-gebreid.De betonpalen zijn op het werk gemaakt op een zich langs degehele bouwput uitstrekkend palenveldCement 4 (1952) Nr 23-24396foto 8. overzicht van het palenveld naast de bouwput(foto 8). Zij hadden een rechthoekige doorsnede van 0,35 x0,35 m; alleen langs de omtrek van de kop waren, tervermindering van de kans op beschadiging tijdens het heien,vellingkanten aangebracht. Met tussenruimten van ??npaaldikte zijn de bekistingen geplaatst op de voorafaangebrachte werkvloer. Na het ontkisten van een veld werdende aldus gespaarde ruimten, nadat hierin de paalkorven warenaange-bracht, volgestort.De werkvloer werd ter plaatse van de te storten palen metgeolied papier bedekt. De zijwanden van de reeds gestortepalen werden met kleipap ingesmeerd ter voorkoming vanaanhechting. Op iedere gestorte laag werd, nadat op deze laagwederom een laag papier was aangebracht, een 2e laag gestort,gevolgd door een 3e en een 4e.De palen waren voorzien van een wapening van 4 staven ? 19met daartussen 4 staven ? 16 mm, waar-omheen eenschroefwapening ? 6 mm.Het beton bevatte 400 kg cement per m3en werd verdicht meteen trilnaald. De stortplaats was zo ge-kozen, dat slechtstransport per kabelbaan in een richting loodrecht op de sluisasnodig was.Het heien geschiedde met behulp van 3 verbeterde Hollandsestellingen met semi-automatisch stoomblok van 4 000 kg.Gemiddeld werden 15 palen per stelling per dag geheid,waarbij ze tot op 1 m van de eindstand werden voorgespoten.De koppen van de palen behoefden niet te worden afgehakt.Het sluisgebouw rust ,,koud" op de paal-koppen en kan duselastische vormveranderingen on-dergaan, zonder dat de palenhierop een ongunstige invloed uitoefenen. Na zonodig te zijnbijgewerkt werden de paalkoppen geteerd. Ze staken 3 cm doorde werkvloer heen.Bij het storten van de werkvloeren werden korte onder 45? metde sluisas geplaatste ribben meegestort ter dikte van devoorgeschreven betondekking van 5 cm (foto 9).Het voor de voltooi?ng van de sluis benodigde wape-ningsstaal(ca 5 500 ton) was voor de aanbesteding op het werkterreinaangevoerd. Het bestond uit staven in diameters van 6 tot 51mm, waarvan de staven boven de 15 mm merendeels in vrijkorte lengten waren geleverd. Ten einde hiermede een grootaantal betonlassen te ontgaan en zonder knipverlies te kun-nenwerken, was een weerstandstomplasmachine ter beschikkingvan de aannemer gesteld. In het algemeen werden hiermedealle staven van ??n diameter aan-eengelast (foto 10), waarna debenodigde lengten metfoto 9. transport van wapeningsstaal voor een vloermoot metbehulp van de kabelbaanfoto 10. stompiassen van het wapeningsstaaltek. 12. voegdichtingentek. 11a-c. doorsneden van de sluis te Tiel397Cement 4 (1952) Nr 23-24foto 14. wapening van een vloermoot metSupporten van hoekstaalfoto 13. vloerelement met dragende las van de schutkolkbehulp van een achter de stomplasmachine opgesteldeelectrische knipmachine werden afgeknipt. De te lassenstaafeinden werden v??r de bewerking op de kop en op deplaats van de klemmen blank gemaakt met een amarilschijf.Met deze stomplasmachine zijn staven tot 51 mm diametergelast.Het op maat geknipte en gebogen wapeningsstaal werd door dekabelbaan met behulp van een voor dit doel geconstrueerdeevenaar in de put gebracht. De staven ? 40 in foto 9 hadden eenlengte van 32 m.Door de toepassing van deze machine kon op een volgens deaanvankelijke berekening benodigde hoe-veelheid van ca 6 000ton ongeveer 200 ton wapenings-staal worden bezuinigd,terwijl aan te maken X-lassen in staven ? 51, ? 45, ? 40 en ? 30een bedrag kon worden bespaard van f 10 000,--. Eenkostenberekening gaf aan, dat de kosten per las voor staven ?18 mm diameter ca f 0,18 per cm2hebben bedragen, voor ? 22,35, 40, 45 en 51 gemiddeld f 0,12 en voor ? 25, 30 en 32gemiddeld f 0,09 per cm2staaldoorsnede. De lengte van degelaste staven bedroeg 9 tot 12 m.Nadat behalve de betonpalen ook de nodige dam-wanden tegenonder- en achterloopsheid van de sluis waren geheid, kon metde bouw van de hoofden en de kolkelementen wordenbegonnen. De bouw van elk sluiskolkelement verliep in 4phasen (tek. 17).In verband met de in de vloeren te maken liplassen werdeneerst de moten met een dragende las gestort; dus na de vloervan het buitenhoofd de vloeren van de moten 2, 4, 6, enz.De wijze waarop de cocoskabels voor de voegdich-tingenwerden aangebracht, is aangegeven in tek. 12 en foto 13.Nadat de eindvlakken met teer waren bestreken, wer-den detussengelegen vloermoten gestort.Het bovennet van de wapening van de vloermoten rustte opjukken van hoekstaal (foto 14).Voor het storten van de vloermoten werd gebruik gemaakt vaneen rijdende stortbrug (foto 15), voor-zien van een dubbelerailbaan op maaiveldshoogte. Aan het kopeinde van deze brugstonden 2 beton-molens van elk 1 000 liter opgesteld. De speciewerd in wagentjes, voorzien van een bodemklep, gereden naar??n der 6 aan de brug bevestigde trechters, vanwaar ze door hetgehele vloerelement bestrijkende zwenkgoten in het werk werdgebracht. De inhoud van de vloerelementen bedroeg 1 080 tot 2100 m3. Deze hoeveelheden werden zonder onderbreking ge-stort. Met dezelfde installatie werd ook het beton voor het 2e en3e stort in het werk gebracht. De stortcapa-citeit bedroeg ca 45m2/h.Voor de bekisting van de dagvlakken van de sluiskolk-wandenwerd gebruik gemaakt van zgn. rijdende be-kistingen. Een lageconstructie voor het 2e en 3e stort en een hoge voor het 4estort.Deze ,,rijdende bekistingen" waren van stalen steiger-buizengeconstrueerd en van 2 rijen van ieder 3 wielen voorzien (tek.17). Met behulp van een drietal vijzels werden dezesteigerconstructies zodanig gesteld, dat de eraan bevestigdebekistingsvlakken verticaal stonden.foto 15. wapening van een vloermootmet ondersteuningsjukbeen398 LANGSDOORSNEDE Cement 4 (1952) Nr 23-24tek. 17 doorsnede van de bekistingenvoor de sluiskolkwandenDe bekistingen voor de dagvlakken zijn ,,rijdend".Van het 4e stort werden steeds 2 tegenover elkaar gelegenmoten gelijktijdig gestort. De daarvoor be-nodigdesteigerconstructies werden na afstelling door stalenkoppelliggers aan de bovenzijde onderling ver-bonden.Aan de achterzijde van de schutkolkwanden werden gekniktebekistingselementen toegepast (tek. 17 en foto 16), groot ca 4 x10 m, welke door middel van stelpennen waren verbonden metde eerdergenoemde schotten van de rijdende elementen.Als het tijdstip van ontkisting was aangebroken, wer-den destelpennen losgedraaid en de vijzels onder de rijdendebekistingselementen gelost, waardoor de be-kisting vrij kwamvan de gestorte wand en naar een volgend vak kon wordengereden. De elementen aan de achterzijde werden met behulpvan de kabelbaan vervoerd.De wapening van de wanden werd bevestigd aan ge-construeerd stalen spanten op onderlinge afstanden van ca 3,50m. Deze spanten werden gelast aan de stekeinden van het 3estort. Bovendien werden enige langsstaven van hetwapeningsnet eraan vastgelast, waardoor het geheel zeer stijfwerd.Het storten van de 4e ?tage geschiedde met behulp van dekabelbaan.De vorm van de sluishoofden en van de rioolschuif-foto 16. verplaatsen van een bekistingselement voorde achterzijde van de kolkwand met behulpvan de kabelbaanfoto 18. de stalen montagebrug gebruikt bij het storten van demachinekamer van het hefportaalfoto J. Campagnetek. 19. volgorde van de werkzaamheden bijde bouw van een meerputfoto 20. de sluis in bedrijfgebouwen liet de toepassing van rijdende of genorma-Useerdeconstructies niet toe.Van de beide torens werden telkens elementen van 3,62 mhoogte gestort, tot het peil van de vloer van de machinekamerwas bereikt. Voor het ondersteunen van bekisting en betonvoor deze machinekamer had de aannemer twee brugliggersgeconstrueerd van be-schikbare kanaalijzers NP 38. Dezeliggers hadder een overspanning van 23,20 m en rustten optegen de torens bevestigde kolommen van Din-balken. Devorm-verandering van deze constructie door lengteverande-ring van deze Din-balken en de doorbuiging van de liggers lietzich nauwkeurig becijferen. In eerste in-stantie zijn van hetmidden uit beide wanden, zonder de vloer, tot dakhoogtezonder onderbreking gestort. Daarna is de vloer gestort entenslotte het dak met de goten in gewapend beton (foto 18).Het 15 cm dikke zadeldak kon nog juist worden ge-stort,zonder dat het aanbrengen van een bovenbe-kisting nodig was.In de as van de voorhaven moest een geleidingswerk wordenaangebracht. De reeds genoemde meerputten in gewapendbeton kwamen met de bovenkant op 11,90 m + N.A.P. en metde onderkant op 8,60 m -- N.A.P. De putten werden over eenbelangrijk deel van de lengte verbonden door loopbruggen ingewapend beton met een overspanning van rond 20 m (foto 5).De putten werden in 4 gedeelten in het werk gestort. In een inhet maaiveld gegraven funderingsputje, waarvan de bodem lagop ongeveer 0,80 m + N.A.P., dus iets onder de laagste teverwachten waterstand in de voorhaven, werd het onderste deelgestort, voor-zien van een snij rand, waarboven een aan debinnen-zijde aangebrachte verzwaring (tek. 19).Na de bekisting en de verharding werd dit onderdeel tot zinkengebracht door, met behulp van een kraan met kleine grijper, degrond onder de put te ont-graven en hiermede door te gaan totde bovenkant gelijk lag met de bodem van het funderingsputje.Hierbij diende erop te worden gelet, dat het verschil tussen dewaterstand in en die buiten de put niet te groot werd.Daarna werd het tweede gedeelte gestort en het geheel verdergezonken tot de onderzijde op de vereiste diepte isaangekomen. Met behulp van de zgn. con-tractormethode werdeen prop beton onderin de put gestort en deze verder met zandgevuld.Nu werd nagegaan, welke afwijkingen zich voordeden in destand van het boveneind van het tweede stort. De grootsteafwijking, die is geconstateerd, bedroeg ruim 30 cm.Merendeels waren de aan te brengen correcties zeeronbeduidend. Zij werden aangebracht in een meestentijds 0,50m hoog overgangsgedeelte. De boven deze correctierand teverrichten storting ge-schiedde in twee gedeelten, die ook weermet zand werden gevuld.Even boven de toekomstige havenbodem werden voor hetdraineren van de zandvulling in de putwanden gaspijpeningebetonneerd en tussen de zandvulling een laag grindaangebracht.De putten werden voorzien van rondstalen hoekbe-schermingen, ladders en haalkommen.De loopbruggen, welke op de meerstoelen kwamen te rusten,werden met behulp van op het nog aanwezige maaiveldgeplaatste steigerwerken gestort.De vorm van deze liggers is met het oog op het voor-spannenvan het beton niet economisch, doch zij werd om aesthetischeredenen niet gewijzigd.Het voor de sluisbouw gebruikte beton bevatte in het algemeen340 kg cement per m3Voor de heftorens en de machinekameris beton toegepast van 360 kg cement per m3; voor de brugjesin voorgespannen beton 400 kg/m3.Tijdens het storten van de zware vloerelementen en wanden isniet getrild. Het hiervoor gebruikte beton had een zetmaat vanca 14 cm en werd bewerkt door prikken met de hand. Het betonvoor heftorens, hef-portaal en betonbrugjes is tijdens het stortenbewerkt met behulp van trilnaalden.De wanden van de sluis zijn gesausd (foto 20); die van deheftorens, het hefportaal en de bedienings-gebouwtje zijningewreven met een doek gedrenkt in cementpap van 1 deelcement en 3e delen zilver-zand (foto 21).400 Cement 4 (1952) Nr 23-24foto 21. het halfportaal met de geheven hefdeur
Reacties