BETONNEN KERKENbespreking door architect A. J. Krophollervan het boekwerk ,,Betonkirchen" vanDr. Ing. Ferdinant Pfammatter te Zurich*)Het bovenstaande schreef Ruskin omstreeks1850, misschien wel met een voorgevoel van dehopeloze stijlverwarring aan het einde der 19deeeuw, die nog zou worden verergerd in de 20stedoor het algemeen gebruik van beton aan ge-bouwen, hetgeen de vraagstukken betreffendede aesthetiek veel ingewikkelder maakte; z?zelfs dat niet elk ze vermocht op te lossen, zoalsdat in vorige eeuwen toch blijkbaar wel het ge-val is geweest.De waarde van het beton als bouwmateriaal kanmoeilijk hoog genoeg worden aangeslagen, dochhet is tot heden onder de tegenwoordige bouw-materialen de Assepoester, die nog op de prinswacht om als vorstin haar zusters te doen terug-deinzen. Dat zou alleen een sprookjesprins kun-nen, die leeft in het element der dichterlijke ver-beelding, geen prins van droge werkelijkheid,die enkel tussen rekenlinialen en formules leeft.Er is ook een wat ruimer ziende bouwheer voornodig dan een, die het materiaal slechts verkiestom er op de allergoedkoopste wijze een pakhuisvan te laten maken, want een gebouw kan enmoet doelmatig zijn, maar wanneer men nietsvoor het uiterlijk over heeft, is er ook niet veelvan te verwachten.In de kerkenbouw beleeft de bouw-actie nu aande dag geen periode van overdaad. Men acht zichhierbij echter meer dan elders wat verplicht totfatsoenlijk voor de dag komen en men getroostzich daarvoor wel offers, hoe moeilijk deze ookveelal zijn op te brengen. Des te groter de ver-antwoordelijkheid voor architecten, deze klassevan bouwwerken te gebruiken voor proefne-mingen.De schrijver is een Z?richs architect, die zich, najaren van assistentschap aan de TechnischeHogeschool aldaar, in het bijzonder voor de toe-passing van gewapend beton interesseerde en eendiepgaande studie maakte van hetgeen voor dekerkbouw over de gehele wereld op dit stukthans is gepresteerd. Hij heeft zich daartoe doorcorrespondentie en persoonlijke kennismakingmet de auteurs van de z.i. belangrijkste nieuwekerken in gewapend beton op de hoogte gesteldvan hun inzichten en streven, welke kennis-making hij ook uitbreidde tot enkele architectenin verschillende landen, die zich op andere wijzemet de moderne kerkbouw hadden bezig ge-,,Wie er de gave voor heeft, kan van een stijl, die er is, gebruikmaken voor zijn werken, er groot in zijn en alles, wat hij uitvoert,zo fris doen zijn, alsof elke gedachte van boven was ge?nspireerd.Ik zeg niet, dat hij zich geen vrijheden sal veroorloven betreffendehet materiaal of de regels voor het gebruik ervan.Ik seg ook niet, dat er soms eigenaardige veranderingen door zijnstreven of voorkeur teweeggeroepen kunnen worden, maar deze sullenaltijd leersaam, natuurlijk, voor de hand liggend hoewel soms bijnawonderlijk sijn, nooit gezocht als demonstratie van bekwaamheiden onafhankelijkheid, en zijn vrijheden zullen altijd gelijken opdie, welke een groot spreker zich met de taal veroorlooft: geen af-wijkingen voor een pure gril, maar om te zeggen, wat de taal andersniet bij machte zou sijn geweest uit te drukken."John Ruskin, Seven Lamps of Architecturehouden, om een volledige blik te verkrijgen ophetgeen er zich in Europa en daarbuiten op hetgebied van de kerkbouw afspeelde.Aldus kwam ook schrijver dezes door een toevalmet hem in aanraking; hij zag al spoedig, datDr. Pfammatters belangstelling niet mindergroot was dan zijn oordeel diepgaand over menigurgent vraagstuk betreffende hedendaagse kerk-bouw. Het hier aangekondigde boekwerk overkerkbouw in gewapend beton is dan ook zeerzeker het beste en volledigste, dat er op ditterrein is verschenen. In het bijzonder zijn detekstverluchtingen van de schrijver meester-stukjes van exact en smaakvol tekenwerk, waar-bij de toelichting der ca 70 afgebeelde ontwer-pen, die voor een deel tot de bekende voor-beelden in de betonbouw voor kerken behoren,geschikt is om hen in redelijkheid alle recht tedoen wedervaren. De geleerde schrijver steltzich niet als criticus noch als pleitbezorger, dochhij bespreekt met prijzenswaardige objectiviteitelk ontwerp naar zijn m?rites. Hij vermijdt het,de betonstijl op te hemelen als het toekomst-ideaal -- zoals men in sommige tijdschriften weleens doet met een minachtend schouderophalenvoor de achterlijken, die deze ideaalvastheid nogniet geheel bezitten -- doch bespreekt vrijelijkvan het beton de voor- en nadelen, welke laatstehij niet verheelt, in het bijzonder wat de mate-riaalschoonheid op zichzelf betreft. Deze maaktevenwel nog een punt van studie uit; het is nietuitgesloten, en Pfammatter wijdt er een beschou-wing aan, dat men haar verbetert door zekerebewerkingen. Zeer juist zegt hij: ,,Het is tehopen, dat oprechte wil en kunstvaardigheid nueens de plaats zullen innemen van vruchtelozedebatten pro en contra de uiterste theoretischestandpunten. De achting voor het streven vananderen stijgt met het bewustzijn, dat wij nietshebben aan een gedwongen gelijkschakeling vande smaak, doch zoveel te meer aan ontwikkelingen scholing van de verschillende persoonlijk-heden en krachten op kunstgebied. Uit de vol-heid van hun verscheidenheid zal zich dan van-zelf wel de richting ontplooien, die ons geeste-lijk het meest bevredigt."1) Zwitserse uitgave; voor Nederland: F.W. de Koning,uitgever te Laren (N.H.), zie ook Cement, blz. 60.263Professor W. R. Lethaby, de bekende Engelse,,architect who turned teacher", zegt: ,,Moderngewapend beton is slechts een hogere uiting vanhet Romeinse constructiesysteem. Als wij devrees opzij konden zetten, dat het een onaesthe-tisch materiaal is en er stoutweg een station, eenmuseum in zouden bouwen, of een kerk, breed,eenvoudig en goed verlicht, de muren doorbekwame kunstschilders versierd, dan zou ditons aller belangstelling wekken."Voor een kerk in het bijzonder moet men zichechter wachten, in zodanige vormen te bouwen,dat daaruit algehele traditie-verwerping spreekt;niets is hier ongepaster.Ook Pfammatter is zich dit wel bewust. Zijnstandpunt is hierin: Zij die geloven, haasten niet.Men moet beginnen met de constructievormente aanvaarden, die technisch noodzakelijk zijn endoor het bepaalde materiaal vereist worden.Eerst daarna komt aan de orde, hoe men dezevormen tevens kan laten spreken van een geeste-lijke inhoud, die het gebouw tot een kunstwerkmaakt en het b.v. voor een kerk de noodzakelijkevrome stemming geeft.Zeer juist begint Pfammatter zijn boek daarommet een overzicht van de vroegere kerkbouwvan de eerste tijden af, zodat de lezer aanstondsde ontwikkeling van de traditie kan volgen.Terwijl men in de aanvang van de modernebetonbouw veelal in ijdele waan afwijzendstond tegenover alle vroegere bouwkunst, zoektPfammatter, en met hem de meer modernestroming, ,,eine gesunde Bindung gegen?ber derTradition".In de glorierijke voorbeelden van onze vroegerekerkbouw erkent hij de vormscheppende krachtvan het godsdienstig leven; hij beveelt het warmaan, de vormenschat daarvan te bestuderen. Inhet bijzonder wijst hij op de hoopvolle in allestijlperioden werkzame scheppende krachten,die er, hoewel zwakker, ook in onze tijd nog zijn.In 70 kerkontwerpen geeft Pfammatter ons eenbeeld van de pogingen tot dusver gedaan, waar-uit zeker voor belangstellenden veel te lerenvalt: in de gehele opzet, in sommige detailop-lossingen, soms ook in hetgeen beter andersware, doch er is een bekend gezegde ook hiervan toepassing: de weg tot de overwinning leidtlangs nederlagen.Voortreffelijk zegt Pfammatter dan ook aan hetslot zijner inleiding ,,Een mensenleven is nietgenoeg om de ontwikkeling te omsluiten, dieeen grote architectuur van den beginne tot devoldragenheid toe noodzakelijk vooraf moetgaan.",,Wanneer we ons verheffen boven onze gedach-ten van heden en onze arbeid enkel beschouwenals een schakel in de ontwikkeling van de bouw-kunst, dan zullen wij met een oprechte en be-scheiden gezindheid het ons mogelijke tot devooruitgang bijdragen, met vreugde, overtuigingen toewijding. Wij zullen dan de moeiten dooronze voorgangers en onze tijdgenoten genomenaan onze pogingen dienstbaar maken; hun werk,hun opvattingen en ervaringen bestuderen, uiteigen aanschouwing, en zo mogelijk door per-soonlijk contact. Ik voel mij gedrongen, deze ge-dachte voorop te stellen, want deze geest vandienen bij het scheppen van kunstwerk, ditterugtreden van het eigen ik, deze gezindheid,gedragen door het bewustzijn van het steedsopnieuw ontstaan en vergaan van alle menselijkwerk en van de onvergankelijkheid der geeste-lijke krachten moeten onze arbeid aan gewijdebouwwerken begeleiden. Dat te helpen bevor-deren gaf mij de kracht tot deze studie, diedaarin haar schoonste doel vindt!"A. J. KROPHOLLER
Reacties