26 Juli 1951 was het zeventig jaar geleden, dat AlexanderJacobus Kropholler te Amsterdam werd geboren. Ook al is hetzijn wens zich aan elke feestelijkheid te onttrekken, toch zouhet van grote ondankbaarheid getuigen, zowel tegenover zijnpersoon als tegenover zijn werk, indien we deze gelegenheidniet zouden aangrijpen, om onze oprechte en hartelijke geluk-wensen aan te bieden en ons opnieuw te bezinnen op debetekenis van zijn werk. Zijn werk dat een zo belangrijkeplaats inneemt in de ontwikkeling van de architectuur van deeerste helft van de twintigste eeuw.Trouw als weinigen aan het eenmaal gevonden beginsel, heeftarchitect Kropholler zijn werken tot stand gebracht in eentijd, die -- vooral na de eerste wereldoorlog -- gekenmerktwerd door een grote verscheidenheid van inzichten op hetgebied van de architectuur. Omdat Kropholler niet aanvaardde,in tegendeel zich dikwijls heftig verzette tegen veel dat dooranderen als voorbeeldig werd naar voren geschoven en be-jubeld, heeft hij zich hoe langer hoe meer van de 'offici?le'architectuur gedistanci?erd en is hij zijn eigen weg gegaan.Een weg die lang niet altijd gemakkelijk is geweest, niet alleendoor de stenen, die er reeds op lagen, maar ook door stenendie er op werden neergelegd.Desondanks, of misschien juist daardoor, heeft Krophollerzich voor 'bescherming' nooit beijverd. Hij voelde zich nietdoor elke hond, die tegen hem blafte, bedreigd. Daarbijkwam dat het hem niet ging om de 'verheffing van de archi-tectenstand' maar om die van de architectuur. Twee begrip-pen die elkander geenszins dekken. Immers, het aanzien ende waardigheid van de architect beschermen is nog geheeliets anders dan de gemeenschap beschermen tegen allerleimodieuze creaties, die met ernstige experimentele arbeidniets te maken hebben, doch de gebruiker zowel als de on-bevooroordeelde beschouwer tot wanhoop brengen, maar . .als 'da' architectuur offici?el werd aangeprezen.Vastbesloten is Kropholler, tussen al deze bouwsels door,zijn weg gegaan, rustig voortarbeidend aan zijn bescherming:zijn werk, dat de enige werkelijke bescherming vormt, ondanksalle verdachtmaking en broodnijd.ZIJN WERK. Indien men dit omvangrijke oeuvre beschouwt,dan begrijpt men ?ets van de grote waardering van velen,maar ook van de heftige tegenstand van anderen.Zijn werk namelijk is massaal en monumentaal. Daarbij ishet zeer groot van vorm en ontdaan van alle overbodigetoevoegingen. Vriendelijke profieltjes of aardige lijntjes zalmen tevergeefs er aan zoeken. Het geheel is uit de meestCement 3 (1951) Nr 7-8elementaire architectonische middelen opgebouwd. Daarnaastdraagt dit werk een onmisbaar nationaal karakter, terwijl hettenslotte traditioneel wil zijn, d.w.z. de vormen zijn evolue-ring van reeds vroeger of in onze dagen gebruikte, met ver-mijding enerzijds van copie en anderzijds van paradoxalereacties op bestaande vormen.Die eigenschappen nu vormen evenzovele 'stenen des aan-stoots', waaraan sommige beoordelaars zich bezeren. Voorhen immers is juist het niet-monumentale, het niet-traditioneleen het internationale het ideaal, dat zij zich gesteld hebben.Zij vergeten dan, dat -- wil de architectuur een spiegel van detijd zijn -- deze de verhoudingen zoals zij liggen zuiver moetweergeven en niet z?, zoals de ontwerpers ze gaarne zoudenzien.In de verhoudingen in onze tijd hebben raadhuizen en kerkennog altijd een belangrijke functie, zodat ze met recht aan-spraak kunnen maken op een monumentale en, door hun ge-bondenheid met het verleden, ook traditionele behandeling.Dit betekent niet, dat dus zonder meer 17e en 18e eeuwsevormen en motieven overgenomen kunnen worden, wat menhet beste kan vaststellen, door een bouwwerk uit die tijdente vergelijken met een van Krophollers raadhuizen van nu.Niet alleen is de schaal een geheel andere (let b.v. op detrapgevel), maar ook de opbouw van de gevel getuigt vaneen geheel ander uitgangspunt. Dit ligt n.l. niet, zoals bij deoude bouwwerken, in de gevel maar in de plattegrond,niet in de verschijning maar in het doel.De gevel heeft geen waarden in zichzelf, maar zij is de af-sluiting van de er achter liggende ruimten en geeft in de regel-matige of onregelmatige opbouw uitdrukking aan de ver-deling van het inwendige, dus aan de bestemming. Doordit alles ontstaat er een spanning in de gevel, welke alleen hij,die de verhoudingen volkomen in zijn macht heeft, kan be-heersen.Het nationale karakter van Krophollers werk wordt in belang-rijke mate bepaald door het door hem bij voorkeur gebruiktetypische Nederlandse materiaal de baksteen. De eerbied voor,en de vormbepalende invloed van dit materiaal, alsmede deambachtelijk-zuivere toepassing daarvan, leren ons Krophollerkennen als een architect uit de school van Dr. Berlage. Ge-noemde eigenschappen immers treffen wij in de bouwwerkenvan beide kunstenaars aan. Het uiteengaan van hun wegenis wel in hoofdzaak gelegen in het feit, dat Berlage bewustging in de richting van het internationale, terwijl Krophollerdaarentegen het nationale karakter in zijn werk heeft willenbewaren.123Deze begeerte spreekt zich uit in zijn gehele werk. De wan-den vormen -- in overeenstemming met het Nederlandseklimaat -- een omsluiting, die bewust scheiding maakt tussenbuiten en binnen. Ook de kap, een belangrijke factor in deverschijning van het bouwwerk, heeft Kropholler vrijwel zon-der uitzondering toegepast in een tijd, dat het plattedak alsde oplossing werd gezien. Een gebouw wordt echter meteen plat dak afgedekt, maar door een kap bekroond, ten-minste wanneer een kap een kap is en niet -- zoals nog aleens voorkomt -- een bewoonde ruimte, waardoor verschil-lende dakvensters noodzakelijk worden, die het karakter vande kap teniet doen. De helling van de dakschilden geefttevens de belangrijkheid van de overkapte ruimte aan, va-ri?rende van het steile kerkdak tot het bijna vlakke lessenaars-dak op een schuur. Door ieder bouwlichaam van een eigendak te voorzien, spreken de afzonderlijke delen zich eerlijkuit, wat ook het silhouet ten goede komt, terwijl tenslotte deverwarde indruk van allerlei ineenlopende daken wordt ver-meden.Twee karakteristieke elementen in Krophollers werk vragentenslotte nog onze aandacht, nl. de rondboog en de natuursteen-latei. De eerste treft men aan bij grote overspanningen en bijbelangrijke toegangen, de tweede overwegend boven ven-sters. Beide vloeien logisch voort uit de constructie en gevenuitdrukking zowel aan overspannen als aan dragen. Daarnaastis de decoratieve waarde ervan, zowel wat betreft de kleur-tegenstelling als de invoeging van de gebogen lijn in het doorrechte lijnen beheerste vlak, zeker niet onbelangrijk.* * *Het vorenstaande wil niet gezegd zijn, dat Kropholler demogelijkheden, die nieuwe materialen hem kunnen bieden, bijvoorbaat van de hand zou wijzen. Integendeel, hij gaat er vanuit, dat elk materiaal, mits op de juiste wijze toegepast, kanbijdragen om de bedoeling van het bouwwerk nog beter inde vormgeving tot uitdrukking te brengen, door ook van ditmateriaal de vormbepalende factor te aanvaarden. Zo heefthij enige kerken ontworpen, bestemd om te worden uitgevoerdin gewapend beton, in combinatie met baksteen. Deze kerkenwerden besproken en afgebeeld in het boekwerk ,,Beton-kirchen" van F. Pfammatter, waarvan hier een fragmentmet reproductie (fig. 2) volgt. Hieruit blijkt wel, dat Krophollergeenszins behoort. tot hen, die het beton ten hoogste eenplaats willen geven in de fundering, maar dat hij het ookaanvaardbaar acht in de sacrale sfeer van het kerkgebouw inNederland. Door omstandigheden zijn beide kerken niet totuitvoering gekomen in deze vorm, maar wel treffen we uitschokbetonelementen samengestelde goten aan bij vele vanzijn raadhuizen, zoals o.a. te Medemblik, Leidsendam (foto 3),Grouw en aan het Mari?nhof te Vught (foto 4). En heeft degrote vergaderzaal van het bankgebouw van Mees en Zoonente Rotterdam niet het fraai bewerkte plafond van beton (foto5), waarvan de beschrijving met afbeeldingen voorkomt in,,Cement" 1 (1949) Nr 5-6?Tenslotte noemen wij nog het feit, dat Kropholler medewerkeris aan dit blad, dat toch de ontwikkeling van de betonbouwwil dienen, hetgeen wel het beste bewijs is, dat ook dit be-langrijke materiaal zijn volle belangstelling heeftl* * *(vervolg op blz. 126)fig. 2. ontwerp van een R.K.-kerkgebouw arch. Kropholler en VeendorpBeton is in Nederland bij de kerkenbouw tot nu toe in hoofd-zaak toegepast voor balkconstructies en pijlers, waarbij alles-zins zeer grootse en interessante oplossingen voorkomen (Kerkvan de Ned. Prot. Bond, Hilversum 1928; Bethlehemkerk, Am-sterdam 1924, enz.). De daar bestaande markante scheidingtussen dragende constructiedelen van beton en ruimte-afslui-tende wanden van baksteen bezit naast de zinrijke function-nele scheiding ook aesthetische en practische voordelen.Bovenstaand ontwerp is een poging om de toepassing vanbeton voor balken en dakconstructie te overwegen. Uit de124tekening blijkt, dat deze constructie uit de baksteen- en hout-bouwwijze is afgeleid en daardoor in haar formele vorm even-goed in de oude materialen zou kunnen worden gebouwd. Dearchitecten willen bewust de ronde boog voor het beton be-waren en aldus het constructieve aan de aesthetische eisen vande kerkenbouw ondergeschikt maken. Zij beschouwen de boog-vorm terecht als wezenlijk kenteken van de sacrale architec-tuur van alle stijltijdperken en zijn overtuigd, dat de edelebooglijn ook in de moderne architectuur haar volle recht heeft.F. PfammatterCement 3 (1951) Nr 7-8foto 3. raadhuis te Leidsendam (1940)met schokbetonnen gotenfoto 4. Mari?nhof te Vught (1938)met schokbetonnen gotenfoto 5. plafond in de grote zaal met schokbetonbalken in het bankgebouw van Mees & Zoonen te Rotterdam (1949)De dubbele cirkel geeft indirecte verlichting en symbo liseert de eenheidsgedachte.Cement 3 (1951) Nr 7-8 125De interieurs van Krophollers bouwwerken worden door dezearchitect zelf verzorgd. Daardoor wordt het gehele werk eenonverbrekelijk geheel. Ook hier treft ons de liefde en deeerbied voor het materiaal, dat nergens voor het effect geweldwordt aangedaan. Geheel in deze geest zijn de tableauxvan gebakken tegels in de wanden opgenomen en voorzienvan heraldische of andere zinrijke voorstellingen.Door zelfbeperkingen in de materiaalkeuze ontstaat een sfeervan rust, die -- evenals bij het uitwendige -- wordt versterktdoor de grote vormen en het ontbreken van allerlei kleineprofileringen.In de meubels zien wij een voortbouwen op het Berlagiaansebeginsel, dat geleid heeft tot verscheidene goede typen.Het behoeft we! niet gezegd te worden, dat we in Krophollersinterieurs geen eikenhout-geschilderde deuren of marmerenkolommen van hout zullen aantreffen. Wanneer het om finan-ci?le redenen niet mogelijk is, eikenhout toe te passen, wilhij ook niet de schijn wekken, door ingrijpen van de schilder,dat vurenhout eikenhout is. Hiermee zou uitgedrukt worden, datvurenhout eigenlijk minderwaardig is, hetgeen men dan listigwil camoufleren door er de kleur en structuur van een anderehoutsoort op aan te brengen. En wanneer dit niet de bedoe-ling is, wanneer het alleen maar gaat om de 'schone schijn':wie zich geen 'echt' marmer kan permitteren, moet -- wilh?j de spot- en lachlust van anderen niet opwekken -- ookniet de schijn willen wekken, dat dit alles wel binnen zijnbereik ligt. Er zijn maar weinig figuren, die tegen een 'dure'achtergrond goed uitkomen.De interieurs van Kropholler leren ons, dat ook met eenvou-dige middelen veel kan worden bereikt, zonder dat men zijntoevlucht behoeft te nemen tot imitatie 'rijkdom'.Wellicht is het hier de plaats er op te wijzen, dat o^der hen,die in Krophollers werk met hun eigen arbeid en creatiefvermogen deelnamen, genoemd moge worden zijn mede-werker en associ? sinds jaren, architect R. J. Veendorp teWassenaar.* * *Dr Berlage schreef over het werk van de architect Krop-holler:,,Zolang er waarde wordt gehecht aan een volkomen pre-tentieloze verwerkelijking der bouwkunstige idee, zal ookhet werk van Kropholler van waarde blijken te zijn. WantKropholler versmaadt elke bizondere vorm; het meest alge-mene middel is hem voldoende ter bereiking van zijn doel.En dat doel is de klare omgrenzing der bouwmassa binnende uiterste beperking der practische noodzakelijkheid".Laten we hier verder niets aan toevoegen en laten we dank-baar zijn, dat onze -- nog zo vitale -- nu 70-jarige vriendzich nog niet gedrongen heeft gevoeld zijn praktijk neer teleggen, doch in tegendeel, dat nog vele werken wan hemtegemoet mogen worden gezien.Laten we dankbaar zijn voor wat hij ons aan ambachte lijk-zuivere kunst heeft geschonken, nl. architectuur waarvan deeenvoud nooit tot armoede, de rijkdom nooit tot overdaadisgworden. HERMAN JANSENDe nieuwe oven van de Enci in bedrijf gesteldOp 2 Juli j.I. werd de 120 meter lange nieuweoven van de Enci te Maastricht door de heerP. R e g o u t, Voorzitter van de Raad van Direc-teuren, in bedrijf gesteld.Bij deze plechtigheid was, behalve de Raad vanBeheer, tevens het gehele personeel van de ,,Uit-breiding Zuid" aanwezig. De muzikale opluiste-ring werd verzorgd door de Harmonie St. Pieter.De technisch directeur van de Enci, de heerIr. H. W. M o o s e r, sprak woorden van danktot allen, die aan de totstandkoming van ditmachtige werk hebben bijgedragen.Het woord werd hierna nog gevoerd door deheer Ir. J. M. Lazonder, ingenieur van deHollandse Beton-Maatschappij en door de heerRamaeckers namens het personeel van deEnci.Hierna verrichtte de heer R e g o u t de symboli-sche daad van het in werking stellen van de ovenen onder de tonen van het Limburgse Volksliedrolde de eerste cementklinker uit de nieuweoven.Op 14 September a.s. vindt de offici?le inbedrijf-stelling plaats. Door deze uitbreiding van deEnci wordt de productiecapaciteit van de Neder-landse Cementindustrie tot 800 000 ton per jaarvergroot.126
Reacties